Zoekresultaten 141-150 van de 450 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2021:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/223

    De inspectie verwijt verweerder (verpleegkundige) dat hij ten opzichte van een patiënte de professionele grenzen heeft overschreden. Verweerder is na de behandelrelatie tijdens de 1e opname een persoonlijke relatie aangegaan met deze patiënte en heeft dit na de behandelrelatie tijdens de 2e opname gecontinueerd. Hij heeft geen noodzakelijke afkoelingsperiode in acht genomen. De persoonlijke relatie mondde uit in een intieme relatie. Verder wordt verweerder verweten dat hij ten tijde van deze langdurige, persoonlijke relatie met regelmaat ongeoorloofd in haar patiëntendossier heeft gekeken. Verweerder erkent dat hij gedurende jaren een vriendschap is aangegaan met deze patiënte en dat hij de grenzen, ter bescherming van de patiënt, in acht had moeten nemen. Dit heeft verweerder naar eigen zeggen nagelaten en daar heeft hij veel spijt van. Gegrond schorsing

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:8 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.379

    Klacht tegen fysiotherapeut. Klaagster is bij beklaagde onder behandeling geweest voor lage rugklachten. De klacht luidt als volgt: a. Er is sprake van onprofessioneel gedrag van beklaagde: hij heeft de huissleutel en het bankpasje van beklaagde gekregen; hij heeft de werk- en privérelatie door elkaar laten lopen door onder meer tussentijdse bezoekjes en etentjes. b. Beklaagde is een seksuele relatie met beklaagde aangegaan. c. Beklaagde heeft ook cash geld ontvangen voor de behandelingen thuis en dit geld niet afgerekend met zijn werkgever. Er is sprake geweest van financieel gewin. Het Regionaal Tuchtcollege legt een voorwaardelijke schorsing op voor de duur van een jaar met een proeftijd van twee jaar met algemene en bijzondere voorwaarden. IGJ komt in beroep tegen deze beslissing, omdat de toezichthoudende taak voor de inspectie niet uitvoerbaar is. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege maar uitsluitend wat betreft de bijzondere voorwaarde en wijzigt deze in de door de Inspectie voorgestane zin; het Centraal Tuchtcollege bevestigt de beslissing voor het overige met publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2021:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-094

    Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd verwijt beklaagde samengevat (seksueel) grensoverschrijdend te zijn opgetreden in c.q. in directe aansluiting op de zorgrelatie door vanaf oktober 2016 een intieme relatie met de patiënt te beginnen waarbij beklaagde in de periode vanaf december 2016 tot oktober 2017 meerdere seksuele contacten met de patiënt heeft gehad. Het College is van oordeel dat beklaagde daarmee op verschillende momenten kunnen en moeten stoppen. Door niet direct afstand te nemen, niet expliciet een einde te maken aan de zorgrelatie c.q. aan de contacten met de patiënt en door niet een afkoelingsperiode in acht te nemen, heeft beklaagde ernstig misbruik gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie waarin de patiënt zich tot haar bevond. Door het aangaan en in stand houden van de relatie heeft beklaagde gehandeld in strijd met de voor haar geldende professionele normen en de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening ernstig overschreden. Ook heeft beklaagde nagelaten uit eigen beweging haar leidinggevende en/of collega’s in kennis te stellen van het contact met de patiënt en hetgeen zich tussen hen afspeelde. Aldus heeft beklaagde zich niet toetsbaar en transparant opgesteld. In het licht van de persoonlijke groei van beklaagde acht het College het risico van herhaling reeds behoorlijk verminderd. Klacht gegrond verklaard. Voorwaardelijke schorsing voor de duur van 6 maanden.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:124 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 105/2020

    Verpleegkundige gaat relatie aan met persoon die, vanwege verslaving aan cocaïne met een co-morbide persoonlijkheidsstoornis, opgenomen was geweest op de afdeling van de instelling waar zij werkt en wiens mentor zij was. Deze persoon wordt later nog twee maal opgenomen in de instelling. Beklaagde stelt dat zij onbekend was met de volgens klaagster (IGJ) destijds toepasselijke beroepscode en normen en dat deze regels ook moeilijk vindbaar zijn. Tevens betwist zij dat die normen van toepassing zijn op relaties met ex-patiënten. Het college oordeelt dat onbekendheid met het bestaan van een protocol of indien een protocol onvoldoende duidelijkheid schept een beroepsbeoefenaar ook een bewuste afweging moet maken tegen de achtergrond van de hem of haar wel bekende beginselen, normen en maatstaven in de beroepsgroep. Eveneens zal onder omstandigheden van een beroepsbeoefenaar verwacht mogen worden dat deze in overleg treedt met zijn of haar meerdere of een vertrouwenspersoon. Klacht gegrond. Inmiddels ziet beklaagde wel de ernst in van wat er is gebeurd. Zij heeft hulp gezocht en is ook transparant geweest jegens nieuwe werkgever. Het college ziet, gegeven het late moment waarop beklaagde adequaat actie ondernam, nog wel enig risico. Voorwaardelijke schorsing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:134 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/077

    Klager dient een klacht in tegen een gezondheidszorgpsycholoog met het verwijt dat hij hem heeft aangeraakt en ongepaste opmerkingen heeft gemaakt, waardoor klager meer last van zijn trauma heeft en heeft gehad. De gezondheidszorgpsycholoog heeft klager, ten tijde van de behandeling minderjarig, benaderd via lichamelijk contact door bijvoorbeeld schouders, rug, borstkas en tepels te masseren. De gezondheidszorgpsycholoog, verweerder, geeft aan dat hij gelooft in de zeggingskracht van lichte vormen van lichamelijk contact bij vormen van behandeling gecombineerd met ontspanningsoefeningen en Mindfulness. Het is nooit zijn intentie geweest dan oefenen in ontspanning. Het is voor hem confronterend dat klager de aanrakingen niet zo heeft ervaren. Gegrond, schorsing inschrijving register voor een periode van een jaar

  • ECLI:NL:TGZREIN:2020:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 2052

    Klacht ingediend door de Inspectie. Verwijt aan verpleegkundige van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag jegens cliënte tijdens de behandelrelatie. Verpleegkundige was werkzaam in een instelling voor de behandeling van complexe psychiatrische problemen. College: klacht gegrond. A l door het aangaan van een relatie heeft verpleegkundige in strijd gehandeld met de voor hem geldende professionele normen en de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening in ernstige mate overschreden. De zorgverlener is (tuchtrechtelijk) verantwoordelijk voor het bewaken van die grenzen, in het bijzonder wanneer het gaat om extra kwetsbare patiënten/cliënten. Verpleegkundige heeft bovendien geen afkoelingsperiode in acht genomen en in eerste instantie geen openheid van zaken gegeven over de intimiteit van de relatie. Verpleegkundige toont wel inzicht in de ernst van de gedraging, maar heeft onvoldoende maatregelen getroffen. Risico op herhaling. Maatregel: voorwaardelijke schorsing van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde onder behandeling stellen van BIG-geregistreerd gz-psycholoog of psychotherapeut. Behandeling moet zijn gericht op het thema afstand en nabijheid en het overschrijden van de persoonlijke en professionele grenzen binnen of vlak na een behandelrelatie en het herkennen van signalen die mogelijk leiden tot overschrijding van de professionele grenzen. Publicatie in Staatscourant en tijdschrift Nursing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:165 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.027

    Klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige is werkzaam binnen het High Intensive Care (HIC) team van een GGZ-instelling. Op enig moment heeft de verpleegkundige vanuit huis veelvuldig WhatsAppberichten gestuurd en gebeld naar een patiënte. Patiënte heeft het personeel hierover geïnformeerd waarna de verpleegkundige is opgedragen hiermee direct te stoppen. De verpleegkundige heeft hieraan geen gehoor gegeven. Klaagster (de GGZ-instelling) verwijt de verpleegkundige dat hij met zijn handelen buiten de grenzen van zijn professioneel handelen is getreden en daarmee het vertrouwen heeft geschaad dat patiënten en collega’s mogen hebben in de verpleegkundige zorg. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register op. Het beroep van de verpleegkundige ziet uitsluitend op de zwaarte van de opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat sprake is geweest van eenmalig ernstig grensoverschrijdend gedrag op het moment dat de verpleegkundige aan het re-integreren was na een burn-out, terwijl de verpleegkundige daarvoor al twintig jaar als verpleegkundige werkzaam was zonder met de tuchtrechter in aanraking te komen. De verpleegkundige heeft daarvoor direct hulpverlening ingeschakeld, is zich bewust dat dit nooit meer mag gebeuren en heeft spijt van zijn handelen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart daarom het beroep ten aanzien van de opgelegde maatregel gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van voorwaardelijke schorsing op voor de duur van een jaar met een proeftijd van twee jaren en gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid om zijn beroep uit te oefenen, in die zin dat hij niet langer werkzaam mag zijn binnen een GGZ-instelling.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:101 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-005

    Ongegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Partijen verschillen nadrukkelijk van mening over de vraag of er tussen klaagster en beklaagde in de periode 2011-2017 sprake is geweest van een seksuele relatie. Het College moet vaststellen dat klaagster geen bewijs ten grondslag heeft gelegd aan deze klacht. Wegens gebrek aan enige vorm van bewijs, kan het College daarom het bestaan van een seksuele relatie op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet vaststellen. De klacht kan daarom niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet op de omstandigheid dat aan het woord van klaagster minder geloof dient te worden gehecht dan aan het woord van de beklaagde, maar op de omstandigheid dat voor een oordeel dat bepaalde gedragingen van een fysiotherapeut hem tuchtrechtelijk worden verweten, eerst moet worden vastgesteld dat de feitelijke grondslag voor dat oordeel aanwezig is, dat wil zeggen dat aannemelijk is geworden dat feitelijk sprake is van zodanige gedragingen. Dat is hier niet het geval. Dit vermoeden ontstaat evenmin uit de relatief lange duur van de behandelrelatie of de gebrekkige administratie van beklaagde, al dringt het College er bij beklaagde op aan kritischer te letten op de noodzaak een behandelrelatie in stand te houden en zijn administratie beter bij te houden. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:148 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.089

    Verzet tegen voorzittersbeslissing. Verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot herziening. In verzet voert verzoeker aan dat hij geen herzieningsverzoek heeft ingediend maar een verzoek tot herregistratie. Herregistratie in het BIG-register is voorbehouden aan het CIBG en het Centraal Tuchtcollege heeft op dit punt geen bevoegdheid. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:149 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.365

    Klacht tegen een fysiotherapeut. Klager is in 2016 enkele malen door de fysiotherapeut behandeld. Hij verwijt haar dat zij tijdens de behandeling de blote voet van klager tegen haar borst heeft aangedrukt, bij de huisarts van klager informatie heeft opgevraagd naar zijn persoon zonder dit te beperken tot gegevens die direct of indirect van invloed zijn op de fysiotherapeutische zorg en zonder toestemming van klager vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met derden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt deze beslissing voor zover deze gaat over het inwinnen van informatie bij de huisarts en verklaart de klacht in zoverre gegrond. Het Centraal Tuchtcollege ziet aanleiding om in dit geval geen maatregel op te leggen.