ECLI:NL:TGZCTG:2020:149 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.365

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:149
Datum uitspraak: 21-08-2020
Datum publicatie: 21-08-2020
Zaaknummer(s): c2019.365
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een fysiotherapeut. Klager is in 2016 enkele malen door de fysiotherapeut behandeld. Hij verwijt haar dat zij tijdens de behandeling de blote voet van klager tegen haar borst heeft aangedrukt, bij de huisarts van klager informatie heeft opgevraagd naar zijn persoon zonder dit te beperken tot gegevens die direct of indirect van invloed zijn op de fysiotherapeutische zorg en zonder toestemming van klager vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met derden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt deze beslissing voor zover deze gaat over het inwinnen van informatie bij de huisarts en verklaart de klacht in zoverre gegrond. Het Centraal Tuchtcollege ziet aanleiding om in dit geval geen maatregel op te leggen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.365 van:

A. wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., fysiotherapeut, destijds werkzaam te B.,

verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. M. de Kock.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 14 mei 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. – hierna de fysiotherapeut – een klacht ingediend. Bij beslissing van 6 november 2019, onder nummer 2019/226, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De fysiotherapeut heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

Het Centraal Tuchtcollege heeft van beide partijen nog nadere correspondentie ontvangen.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 30 juni 2020, waar is verschenen klager, in persoon. Hij heeft zijn standpunt nader toegelicht. De fysiotherapeut is, hoewel behoorlijk uitgenodigd, niet verschenen. Bij de gemachtigde van de fysiotherapeut is navraag gedaan naar de reden van afwezigheid ter terechtzitting. Daarop is binnen de daartoe gestelde termijn geen inhoudelijke reactie verkregen, maar eerst bij mailbericht van 31 juli 2020.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager is in 2016 enkele malen door verweerster behandeld.

Op 14 mei 2018 hebben drie (voormalige) collega’s van verweerster, tegen wie klager een klacht had ingediend, hun gezamenlijk verweerschrift bij het college ingediend. In dit verweerschrift is een passage opgenomen die verweerster betreft. Deze passage luidt (voor zover relevant) als volgt:

“… [klager] geadviseerd om bij de (destijds nieuwe) collega [verweerster] de revalidatie te vervolgen waarbij [verweerder R] op de achtergrond zou blijven meekijken ….

Tijdens de afspraken met [verweerster] bleef [klager] in de behandelruimte zijn eten en drinken nuttigen, ondanks herhaaldelijk verzoek van [verweerster] om dit niet te doen. Daarbij heeft zij persoonlijk aan [verweerder R] aangegeven (en nogmaals bevestigd per mail aan [verweerder R] op 15 oktober 2016: “ Op 3-8 was de tweede afspraak bij mij gepland voor [klager], nadat hij eerst [verweerder R] had gezien. Aan het eind van de behandeling wilde ik hem een hand geven, maar hij vroeg nadrukkelijk om een knuffel. Hier ben ik niet op in gegaan en heb hem verteld dat ik hier niet van gediend was en hem alsnog een hand aangeboden. Na lang aarzelen heeft hij die geaccepteerd.”

[Verweerster] heeft [verweerder R en collega J] gemeld zich hier ongemakkelijk over te voelen maar wilde hem wel blijven behandelen. Gezien mogelijke zogenaamde gele vlaggen heeft zij contact gezocht met de huisarts van [klager]. Daarbij heeft zij alleen de assistente kort gesproken omdat de heer wel bij deze huisarts stond ingeschreven maar verder niet bekend was. Er is vervolgens ook geen verdere informatie gedeeld over [klager].

Gezien de voortgang in de revalidatie en het feit dat [verweerster] als beginnend fysiotherapeut aangaf nog niet de volgende fase in zijn revalidatie optimaal te kunnen begeleiden, hebben wij, wederom in goed overleg, geadviseerd om de revalidatie te vervolgen bij […]

3. De klacht en het standpunt van klager

Klager verwijt verweerster dat zij:

1. tijdens de behandeling de blote voet van klager tegen haar borst heeft aangedrukt;

2. bij de huisarts van klager informatie heeft opgevraagd naar zijn persoon zonder dit te beperken tot gegevens die direct of indirect van invloed zijn op de

fysiotherapeutische zorg;

3. zonder toestemming van klager vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met derden.

Ter toelichting op de klacht heeft klager onder meer aangevoerd dat verweerster aan dorsaalflexie heeft gedaan door klagers blote voet tegen haar borsten aan te drukken, waarbij ze slechts een dun T-shirt leek aan te hebben en geen bh te dragen. Dit was geen “onvermijdelijke” handeling, er zijn ook andere methoden voor dorsaalflexie, en verweerster heeft klager hiervoor geen toestemming gevraagd. Het een en ander gaf klager een informele en erotisch (bedoelde) indruk, terwijl de rest van de houding en communicatie van verweerster afstandelijk en professioneel was. Om erachter te komen wat de bedoeling was heeft klager verweerster aan het eind van een van de behandelingen in plaats van een hand een knuffel aangeboden. Klager meende dat verweerster hiertegen geen bezwaar zou hebben, omdat een knuffel naar aard en strekking veel minder intiem is dan de door verweerster uitgevoerde dorsaalflexie. De weigering kwam in zekere zin onverwacht, maar was heel snel en zelfverzekerd, zodat klager geen aanleiding zag tot het geven van een toelichting of excuses. Klager raakte er destijds van overtuigd dat verweerster slechts een professionele en afstandelijke behandelrelatie voorstond.

Door het verweerschrift van 14 mei 2018 heeft klager een ander beeld gekregen.

Klager weet niet wat het begrip “gele vlaggen” betekent, maar hij bestrijdt dat het aanbod van een knuffel verwijtbaar is en verwijst naar You Tube filmpjes, waaruit blijkt dat dit volkomen normaal en gepast is. Verweerster had het met klager moeten bespreken en/of de behandeling staken. Er bestond geen gerechtvaardigde reden om bij klagers huisarts navraag te doen naar zijn persoon.

Verweerster heeft verder het vertrouwelijk karakter van wat zich in de behandelkamer heeft voorgedaan geschonden door haar versie van het voorval te delen met de drie verweerders in de klacht van 2018 en een vierde collega die in dat verweerschrift wordt genoemd. Eén van die verweerders werkte ten tijde van het voorval niet meer in deze praktijk en die verweerder heeft de door verweerster massaal gedeelde informatie misbruikt bij de zitting bij het Centraal Tuchtcollege op 25 april 2019 door het voorval daar te (laten) omschrijven als “een gevalletje MeToo”.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Zij heeft daartoe onder meer het navolgende aangevoerd.

Verweerster heeft met inachtneming van de professionele maatstaven gehandeld. Verweerster draagt altijd bedrijfskleding in de vorm van een T-shirt van het werk, soms gecombineerd met een bedrijfstrui. Zij betwist dat zij geen bh droeg of dat het T-shirt als ongepast kan worden beschouwd. Onbegrijpelijk is voor verweerster hoe een twijfelen aan haar professionele integriteit heeft kunnen ontstaan. Klager heeft indertijd juist actief zijn tevredenheid over het handelen van verweerster geuit.

Klager licht niet toe wat voor informatie zij zou hebben gedeeld. Ten onrechte wordt gesuggereerd dat zij met alle (ook voormalige) collega’s informatie heeft uitgewisseld. Er is alleen medische informatie gedeeld met de collega die de behandeling van haar overnam, ten behoeve van de voortgang van die behandeling. Met anderen dan hem heeft verweerster geen medische informatie uitgewisseld en verweerster heeft dan ook geen professionele norm overschreden.

Verweerster heeft de knuffel geweigerd, omdat ze zich daar ongemakkelijk bij voelde en nooit knuffels geeft aan patiënten. Omdat dit haar nooit eerder was overkomen heeft zij hiervan melding gemaakt bij haar leidinggevende (noot college: hiervoor bij de feiten aangeduid als “verweerder R”).

Verweerster heeft op advies van een meer ervaren collega contact gezocht met de huisarts om informatie over de medische voorgeschiedenis in te winnen. Klager bleek echter niet bekend bij de huisarts en er is geen informatie verstrekt. Het is niet ongebruikelijk bij de huisarts informatie in te winnen.

Verweerster kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor een door een derde mogelijk gemaakte opmerking, die zij zelf niet gemaakt heeft.

Opmerkelijk acht verweerster het feit dat klager in het begin van zijn klachtbrief juist complimenten maakt over de professionaliteit van verweerster.

5. De beoordeling

Het college overweegt als volgt.

Bij het rekken van de achilles pees kan de therapeut het eigen lichaamsgewicht gebruiken om tot een eindstand te komen van de dorsaalflexie in de enkel. De voet kan in zo’n geval op het borstbeen of op de ribben van de behandelaar worden geplaatst. Het dossier biedt het college geen aanknopingspunt voor de stelling dat er sprake zou zijn geweest van een seksuele bijbedoeling bij het positioneren van de voet van klager. Zulks geldt eens te meer gelet op de reactie van verweerster op de poging tot het geven van een knuffel en het verdere verloop van de behandeling. Ook klager zelf heeft aangegeven dat verweerster zich professioneel heeft opgesteld en deskundig was. Klachtonderdeel 1 is dan ook ongegrond.

De fysiotherapeut wil graag weten of er nog andere zaken spelen die de behandeling kunnen beïnvloeden, zogenaamde gele of rode vlaggen. Als daarvan sprake is kan de behandeling aangepast worden, bijvoorbeeld qua oefenvormen of intensiteit. Verweerster heeft aangevoerd dat zij bij de huisarts alleen informatie heeft willen opvragen over de medische voorgeschiedenis van klager. De stelling van klager, dat verweerster zich hiertoe niet beperkt zou hebben, maar (ook) informatie zou hebben opgevraagd over de persoon van klager, is door klager niet verder onderbouwd en vindt ook overigens geen steun in het dossier. Het college kan, mede gelet op de betwisting hiervan door verweerster, niet vaststellen dat verweerster andere dan uitsluitend medische informatie had willen opvragen. Ook klachtonderdeel 2 is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel 3 ziet op het delen van informatie door verweerster met (de) collega’s in de praktijk. Behalve dat het klager kennelijk gaat over verweersters “versie van het voorval” heeft klager dit klachtonderdeel verder niet toegelicht. Verweerster heeft aangevoerd dat zij uitsluitend medische informatie over klager heeft gedeeld met haar opvolger in verband met de voortgang van de behandeling en dat zij van het voorval met de knuffel melding heeft gemaakt bij haar leidinggevende. Dat verweerster vertrouwelijke medische informatie over klager met een of meer anderen dan haar opvolger heeft gedeeld is dan ook niet komen vaststaan. Het delen van deze informatie met haar opvolger is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Evenmin kan verweerster er een verwijt van worden gemaakt, laat staan een tuchtrechtelijk relevant verwijt, dat zij melding van het voorval van de knuffel heeft gemaakt bij haar leidinggevende. Deze melding betreft in ieder geval geen vertrouwelijke informatie die verweerster niet had mogen delen met haar leidinggevende. Dat de leidinggevende van verweerster deze informatie heeft gebruikt in het verweerschrift dat mede namens andere (oud-)collega’s bij het college is ingediend kan verweerster niet worden tegengeworpen. Dat een oud-collega hierover bij het Centraal Tuchtcollege nog een opmerking heeft gemaakt of laten maken, kan verweerster evenmin worden tegengeworpen en wil ook niet zeggen dat verweerster zelf over deze kwestie met die oud-collega heeft gesproken. Op grond van het voorgaande is klachtonderdeel 3 eveneens ongegrond.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2 De fysiotherapeut heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 Klager betoogt in beroep primair dat in eerste aanleg het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, omdat het Regionaal Tuchtcollege hem niet heeft toegestaan een nader aangeduid nieuw stuk in te dienen. Het Centraal Tuchtcollege overweegt hierover dat, indien en voor zover sprake is geweest van een verzuim bij de behandeling van de zaak in eerste aanleg, dit is hersteld door de behandeling van de zaak in beroep. Klager heeft in beroep schriftelijk en mondeling alles naar voren kunnen brengen wat volgens hem van belang is en heeft op de stellingen van de fysiotherapeut kunnen reageren. Deze beroepsgrond kan daarom niet leiden tot het beoogde doel. Aangezien het beroep mede de strekking heeft eventuele verzuimen in eerste aanleg te herstellen, is terugwijzing naar het Regionaal Tuchtcollege niet aan de orde.

4.4 Klager kan zich verder niet verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klachtonderdelen 1, 2 en 3.

4.5 Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het professionele handelen van de fysiotherapeut gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het antwoord op de vraag of de fysiotherapeut bij haar beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.

4.6 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klachtonderdelen 1 en 3 en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. De behandeling van de zaak in beroep heeft ten aanzien van deze klachtonderdelen geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klachtonderdelen 1 en 3 neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Daarbij wordt over klachtonderdeel 3 nog opgemerkt dat de fysiotherapeut met het melden van het voorval van de knuffel aan haar leidinggevende de grenzen van collegiaal overleg dan wel intervisie niet te buiten is gegaan.

4.7 Dit betekent dat het beroep, voor zover dit betrekking heeft op de klachtonderdelen 1 en 3, wordt verworpen.

4.8 Met klachtonderdeel 2 verwijt klager de fysiotherapeut dat zij bij zijn huisarts informatie heeft opgevraagd over zijn persoon. Volgens klager had de fysiotherapeut hiervoor geen gerechtvaardigde reden. De fysiotherapeut heeft aangegeven dat zij alleen contact heeft gezocht met de huisarts om inlichtingen te verkrijgen over de medische voorgeschiedenis van klager.

4.9 Voor zover vast te stellen is de term ‘gele vlaggen’ niet door de fysiotherapeut gebruikt, maar eerst door haar collega’s in hun verweerschrift in een ander geschil. De exacte inhoud van het verzoek van de fysiotherapeut aan de huisarts om informatie is onduidelijk gebleven. Dat het de fysiotherapeut alleen te doen was om medische gegevens blijkt nergens uit en is onder de gegeven omstandigheden en gezien de directe aanleiding voor haar verzoek minder waarschijnlijk. De fysiotherapeut heeft hierover ook niets in de status van klager vermeld. Maar wat daarvan ook zij: gebleken is dat klager niet door zijn huisarts voor behandeling naar de fysiotherapeut was verwezen. Nu de huisarts niet de verwijzer was en dus niet rechtstreeks betrokken was bij de behandeling, had de fysiotherapeut alleen met toestemming van klager contact met hem mogen opnemen voor het verkrijgen van meer informatie over klager. Vast staat dat die toestemming niet was gevraagd of gegeven. Dit betekent dat de fysiotherapeut tuchtrechtelijk kan worden verweten dat zij de huisarts om informatie heeft verzocht en dat zij niet is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Het feit dat de fysiotherapeut van de huisarts geen informatie heeft ontvangen, omdat klager daar weliswaar als patiënt stond ingeschreven, maar er verder niets over hem bekend was, doet daar niets aan af. Klachtonderdeel 2 is derhalve gegrond.

4.10 Het Centraal Tuchtcollege ziet aanleiding om in dit geval, met toepassing van artikel 69, vierde lid juncto artikel 74 tweede lid van de Wet BIG, gelet op de omstandigheden waaronder het tuchtrechtelijke verwijtbaar handelen heeft plaatsgevonden, geen maatregel op te leggen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep, voor zover deze betrekking heeft op klachtonderdeel 2;

en opnieuw rechtdoende:

verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;

bepaalt dat geen tuchtmaatregel wordt opgelegd;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: T.L. de Vries, voorzitter,

B.J.M. Frederiks en T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen, J.A.M.M. Gloudemans en

F.P.A.J. Klomp, leden‑beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2020.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g