Zoekresultaten 61-70 van de 12873 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:65 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2067

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van arts. Bij de arts is sprake van vroege remissie bij langdurige chronische verslavingsproblematiek met meermalen recidive, meestal binnen een jaar. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de arts weliswaar op de goede weg lijkt te zijn, maar dat er op het moment van de uitspraak nog onvoldoende tijd is geweest om blootstelling aan de risico’s van verslaving en de kans op terugval in misbruik te kunnen beoordelen. Er is op dat moment onvoldoende vertrouwen om te kunnen stellen dat de verslaving en het daarmee gepaard gaande gedrag dermate onder controle is dat er in de nabije toekomst geen risico zal zijn voor de patiëntveiligheid. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de voordracht toe en legt de MDL-arts de maatregel op van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de MDL-arts inmiddels ruim een jaar aantoonbaar op de goede weg is, vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover de inschrijving van de MDL-arts daarbij is doorgehaald, en zal de MDL-arts enkele aan de uitoefening van het beroep van arts verbonden bevoegdheden ontzeggen. Tevens zal het Centraal Tuchtcollege aan de beroepsbeoefening van de MDL-arts enkele voorwaarden verbinden. Tenslotte gelast het Centraal Tuchtcollege publicatie van de beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:66 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1986

    Klacht tegen een verpleegkundige. Klager ontving vanaf eind 2021 (thuis)zorg via de thuiszorgorganisatie waar de verpleegkundige als Regiomanager Zorg werkzaam is.De thuiszorgorganisatie heeft in maart 2023 de dienstverlening aan klager per direct beëindigd. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij ten onrechte eenzijdig zijn zorg heeft beëindigd, waardoor hij in direct gevaar is gekomen. De voorzitter van  het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard omdat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de verpleegkundige persoonlijk niet is gebleken. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:67 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1985

    Klacht tegen verpleegkundige. Klager ontving vanaf eind 2021 (thuis)zorg via de thuiszorgorganisatie waar de verpleegkundige als coördinerend wijkverpleegkundige werkzaam is. Vanaf de start van de zorg was de verpleegkundige samen met een collega verantwoordelijk voor door de thuiszorgorganisatie geleverde zorg. De thuiszorgorganisatie heeft in maart 2023 de dienstverlening aan klager per direct beëindigd. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij ten onrechte eenzijdig zijn zorg heeft beëindigd, waardoor hij in direct gevaar is gekomen. De voorzitter van  het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard omdat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de verpleegkundige persoonlijk niet is gebleken. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:61 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1866

    Klacht tegen een patholoog. De klacht gaat over een in 2012 door de patholoog verricht pathologisch onderzoek en zijn bevindingen. Volgens klaagster heeft de patholoog bij de beoordeling van een vulvabiopt van de moeder van klaagster een verkeerde diagnose gesteld en heeft de moeder van klaagster als gevolg hiervan geen goede behandeling gehad. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk op grond van art. 51 Wet BIG, omdat klaagster eerder al een klacht over hetzelfde onderwerp heeft ingediend, waarover het Centraal Tuchtcollege inmiddels een eindbeslissing heeft gegeven. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen de niet-ontvankelijkverklaring.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:68 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1958

    Klaagster is na het indienen van het beroepschrift overleden. Nabestaande van klaagster wensten de klacht niet voort te zetten. Het Centraal Tuchtcollege ziet geen redenen van algemeen belang aanwezig om de behandeling voort te zetten en staakt de behandeling van het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:62 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1919

    Klacht tegen een patholoog. Bij de moeder van klaagster (patiënte) is in 2009 een vulvacarcinoom vastgesteld. Hieraan is zij in 2009 tweemaal geopereerd. In 2012 kreeg patiënte opnieuw klachten in dezelfde regio. De patholoog heeft in 2012 deelgenomen aan een multidisciplinair overleg (MDO) over de verdere behandeling van patiënte. Klaagster is van mening dat de patholoog voorafgaand aan het MDO eigen onderzoek had moeten verrichten naar het door een collega-patholoog beoordeelde weefsel om diens fouten te herstellen. Patiënte is in 2019 overleden aan de gevolgen van een recidief vulvacarcinoom. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:69 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1957

    Klaagster is na het indienen van het beroepschrift overleden. Nabestaande van klaagster wensten de klacht niet voort te zetten. Het Centraal Tuchtcollege ziet geen redenen van algemeen belang aanwezig om de behandeling voort te zetten en staakt de behandeling van het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:63 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1920

    Klacht tegen een patholoog. Bij de moeder van klaagster (hierna: patiënte) is in 2009 een vulvacarcinoom geconstateerd. Hieraan is zij in 2009 tweemaal geopereerd. In 2012 kreeg patiënte opnieuw klachten in dezelfde regio. De patholoog heeft toen een vulvabiopt van patiënte beoordeeld. Klaagster is van mening dat de patholoog hierbij diverse fouten heeft gemaakt, als gevolg waarvan patiënte niet de juiste behandeling heeft gekregen. Patiënte is in 2019 overleden aan de gevolgen van een recidief vulvacarcinoom. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5555

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klager heeft bij de gemeente een studietoeslag aangevraagd die bedoeld is voor studenten die door een beperking niet kunnen werken om hun studie te betalen. In dat kader is klager door de arts gekeurd. Klager is ontevreden over de keuring en het daaruit voortvloeiende rapport en heeft daarover meerdere klachtonderdelen geformuleerd. Het college is van oordeel dat het gesprek met onderzoek door de arts en de informatie van de huisarts voldoende waren om het rapport op te baseren. Verder oordeelt het college dat de arts in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat klager in staat was om naast zijn studie regulier werk te verrichten. Van belangenverstrengeling is niet gebleken. Voor het overige is de klacht ook kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5714

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg. Klager heeft vervelende pijnklachten tijdens en na defecatie. Na verschillende onderzoeken is klager geopereerd aan aambeien. Klager verwijt de chirurg die klager verschillende keren op consult heeft gehad en de nacontrole van de operatie heeft gedaan verschillende zaken, waaronder het verzwijgen van een complicatie na de operatie en het opzettelijk niet informeren van de huisarts na afsluiting van de behandeling. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.