Zoekresultaten 41-50 van de 78 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:48 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1138

    Klacht tegen gz-psycholoog. Aan klager is een tbs-maatregel opgelegd waardoor hij in de periode 2015-2017 in een tbs-kliniek heeft verbleven. De gz-psycholoog was in die periode bij de behandeling van klager betrokken. Klager maakt de gz-psycholoog in dat verband een viertal verwijten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:49 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2021/1137

    Klacht tegen gz-psycholoog. Klager verbleef sinds mei 2019 in de tbs-kliniek waar de gz-psycholoog werkzaam was. De gz-psycholoog was bij de behandeling van klager betrokken. Klager maakt de gz-psycholoog in dat verband een aantal verwijten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4296

    Ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. Klaagster heeft in het ziekenhuis een cardiale ablatie via de lies ondergaan, waarna sprake was van een aanhoudende infectie. Er volgden meerdere opnames van klaagster. Bij het behandelteam van klaagster, waar de verpleegkundig specialist onderdeel van was, bestond het vermoeden dat de wond gemanipuleerd werd door klaagster of door haar ouders en dat er mogelijk sprake was van pediatric condition falsification (hierna: PCF). Na overleg met Veilig Thuis hebben een aantal leden van het behandelteam van klaagster, waaronder de verpleegkundig specialist, een melding bij Veilig Thuis gedaan. Deze melding werd uiteindelijk weer ingetrokken toen er geen aanwijzingen meer waren voor PCF. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist onder andere dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het doen van de melding aan Veilig Thuis, dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden door medische gegevens te delen met Veilig Thuis, dat zij obsessief in het medisch dossier van klaagster heeft gekeken en dat zij op enig moment de gezondheidstoestand van klaagster heeft onderschat. De verpleegkundig specialist heeft de klacht bestreden. Het college heeft de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard. De verpleegkundig specialist heeft naar het oordeel van het college voldaan aan alle stappen van de Meldcode, zij mocht haar beroepsgeheim doorbreken om een melding te doen. Voorts concludeert het college onder meer dat niet is gebleken dat sprake was van obsessieve en onrechtmatige inzage in het dossier en van onzorgvuldig handelen dan wel van onderschatting van de situatie is geen sprake geweest. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4101

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een cardioloog. Klaagster verwijt de cardioloog als hoofdbehandelaar dat er op zijn afdeling geen oog en oor is geweest voor de verslechterende situatie van haar moeder (ontbreken van regie) en dat haar moeder niet de benodigde verzorging heeft gekregen die de beroerte en het uiteindelijke overlijden had kunnen voorkomen. Het college is van oordeel dat de cardioloog als zorgverlener correct heeft gehandeld, als hoofdbehandelaar zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en zich toetsbaar heeft opgesteld door een melding te doen van een mogelijke calamiteit, waarna het onderzoek door het ziekenhuis op gang is gekomen. Het college is van oordeel dat de cardioloog zijn regiefunctie naar behoren heeft uitgevoerd en ziet in het dossier geen aanwijzing voor een situatie waarin de cardioloog anders had moeten optreden dan hij heeft gedaan, ook niet als behandelaar van de patiënte. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4162

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een cardioloog. De cardioloog is door de rechtbank tot deskundige benoemd in een beroepsprocedure tussen klager en UWV. De cardioloog heeft een rapport uitgebracht. Klager verwijt de cardioloog dat hij toezeggingen (over opvragen van medische informatie en inzage-en correctierecht) niet is nagekomen, dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan en dat de rapportage onjuist is en blijk geeft van vooringenomenheid. Ook zou sprake zijn van belangenverstrengeling. Het college kan niet vaststellen dat de cardioloog de gestelde toezeggingen heeft gedaan. Het college is van oordeel dat het rapport van de cardioloog voldoet aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld. De conclusies van de cardioloog zijn op basis van het zorgvuldig uitgevoerde onderzoek voldoende onderbouwd en goed te volgen. Bovendien komen de conclusies van de cardioloog – anders dan klager stelt – overeen met de conclusies van klagers eigen cardioloog. De beschuldiging van vooringenomenheid en belangenverstrengeling is onvoldoende onderbouwd. Alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:78 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3737

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts maatschappij en gezondheid. Naar aanleiding van een zorgmelding is Veilig Thuis een onderzoek gestart. Klaagster verwijt de arts onder meer inbreuk op het medisch beroepsgeheim en inmenging in de behandelovereenkomsten. Het college is van oordeel dat de vertrouwensarts voor het opvragen van de medische gegevens geen toestemming nodig had. Op grond van de WMO is Veilig Thuis bevoegd tot het opvragen en verwerken van medische gegevens zij nodig heeft in het kader van het onderzoek. In de onderhavige situatie was de uitkomst dat de vermoedens van kindermishandeling niet konden worden weerlegd, noch bevestigd. De WMO geeft aan Veilig Thuis in zo’n geval de bevoegdheid om hulp in te schakelen en adviezen te geven. De arts mocht in de rapportage de gegeven adviezen aan klaagster en aan behandelaars opnemen. Dat dan na enige tijd nog wordt nagegaan of de gegeven adviezen enig effect hebben gesorteerd, is onderdeel van de wettelijke taken en bevoegdheden – onder omstandigheden zelfs een verplichting - van Veilig Thuis. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4626

    De klacht gaat over de behandeling van klager op de hartfalenpoli. Klager verwijt de cardioloog dat er geen hoofdbehandelaar was geregeld en deze niet bekend was bij klager. Klager verwijt de cardioloog als supervisor een onjuist medicatiebeleid, onvoldoende monitoring van klager en dat klager onvoldoende betrokken werd bij het medicatiebeleid.   Het college verklaart de klacht ongegrond. De cardioloog is coördinator van de hartfalenpoli en niet de supervisor van de ook aangeklaagde verpleegkundig specialist. De organisatie van de hartfalenpoli is voldoende geregeld. De cardioloog is, behoudens aanwezigheid bij één MDO waarbij een specifieke vraagstelling over klager besproken is, niet persoonlijk betrokken geweest bij de behandeling van klager en voor die klachtonderdelen ook niet tuchtrechtelijk aan te spreken.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4627

    De klacht gaat over de behandeling van klager op de hartfalenpoli. Klager verwijt de verpleegkundig specialist als supervisor een onjuist medicatiebeleid, onvoldoende monitoring van klager en dat klager onvoldoende betrokken werd bij het medicatiebeleid.   Het college verklaart de klacht ongegrond. De verpleegkundig specialist heeft medicatiebeleid ingesteld conform de daarvoor geldende ESC Guidelines. In de periode van handelen werden in verband met de coronapandemie zo veel mogelijk consulten telefonisch gedaan. Bij de monitoring van klager voorafgaande aan 10 mei 2022 was de verpleegkundig specialist niet betrokken. Het informed consent mocht de verpleegkundig specialist veronderstellen en bovendien heeft de verpleegkundige in opleiding tot specialist (VIOS) klager teruggebeld over het medicatiebeleid en die afspraak per e-mail bevestigd. Dat klager zo ziek was dat een fysiek consult noodzakelijk was op 10 mei 2022 volgt niet uit het medisch dossier en het door klager op diezelfde dag verzonden e-mailbericht. 

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4402

    Ongegronde klacht tegen een kinderarts. De klacht heeft betrekking op de medische behandeling van overleden zoon van klaagster. De kinderarts had destijds als werkdiagnose voor de luchtwegklachten ‘astma’ gesteld. Nadat een CT-onderzoek van de thorax was uitgevoerd met een zeer afwijkende uitslag, is de zoon in 2015 met spoed overgedragen aan een UMC. De zoon is in 2021 op 19-jarige leeftijd overleden als gevolg van pulmonale (arteriële) hypertensie in combinatie met diverse andere somatische en psychische aandoeningen. Klaagster verwijt de kinderarts dat zij heeft nagelaten tijdig onderzoek te doen naar de luchtwegklachten van haar zoon, mede gelet op de belaste familiegeschiedenis. Het college komt tot de conclusie dat de kinderarts met betrekking tot het tijdstip van het (opnieuw) uitvoeren van een CT-thorax, maar ook anderszins met betrekking tot het door haar gevoerde diagnostische beleid, niet heeft gehandeld in strijd met de norm van een redelijk bekwaam en redelijk handelend kinderarts. De kinderarts heeft het door haar gevoerde onderzoeksbeleid beargumenteerd toegelicht en haar keuzes voor bepaalde vormen van nader onderzoek op overtuigende wijze onderbouwd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4952

    Ongegronde klacht tegen een kinderarts. De zoon van klagers is verschillende keren opgenomen geweest in het ziekenhuis. De kinderarts is betrokken geweest bij de laatste opname als eindverantwoordelijke. De zoon werd opgenomen vanwege een oppervlakkige ademhaling en wegdraaiende ogen. Een dag na de opname is de zoon van klagers thuis overleden. Klagers verwijten de kinderarts dat zij tijdens de opname te weinig onderzoek heeft gedaan. Het college is van oordeel dat de kinderarts niet is afgeweken van de Richtlijn BRUE (Brief Resolved Unexplained Event) of op andere wijze onzorgvuldig heeft gehandeld. De kinderarts heeft besloten om de zoon gedurende 24 uur op te nemen, aan de monitor te leggen en een ECG te verrichten. Hiermee heeft de kinderarts oog gehad voor de belaste (familie)geschiedenis van de zoon. Dat er aanwijzingen waren om gericht aanvullend onderzoek te doen is onvoldoende gebleken