ECLI:NL:TGZRAMS:2025:155 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7228
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:155 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-06-2025 |
Datum publicatie: | 24-06-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7228 |
Onderwerp: | Onjuiste declaratie |
Beslissingen: | Gegrond, berisping |
Inhoudsindicatie: | Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft in totaal 24 kronen bij klager geplaatst. De klacht bestaat uit zes klachtonderdelen, waarvan er twee betrekking op de op de tandheelkundige behandelingen van klager en/of de daarvoor in rekening gebrachte bedragen. Klager is in vier klachtonderdelen niet-ontvankelijk, omdat deze onvoldoende verband houden met het belang van de individuele gezondheidszorg. De overige twee klachtonderdelen zijn (gedeeltelijk) gegrond. De tandarts heeft klager ten onrechte extra kosten in rekening gebracht. Daarnaast heeft de tandarts een niet verwaarloosbaar aantal röntgenfoto’s zonder noodzaak gemaakt. Het college legt een berisping op. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 24 juni 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klager,
gemachtigde: mr. V.M. Besters, werkzaam in Amsterdam,
tegen
C,
tandarts,
werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de tandarts,
gemachtigden: mr. S. Nieuwendijk en mr. J. Koekkoek, werkzaam in Haarlem.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De tandarts heeft in 2022 en 2023 in totaal 24 kronen geplaatst bij klager.
In de klacht heeft klager zes klachtonderdelen opgenomen, waarvan er twee betrekking
hebben op de tandheelkundige behandelingen van klager en/of de daarvoor in rekening
gebrachte bedragen. De tandarts heeft verweer gevoerd en op verschillende gronden
niet-ontvankelijkheid van klager bepleit. Subsidiair heeft de tandarts het college
verzocht de klachten (kennelijk) ongegrond te verklaren.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat klager in vier van de zes klachtonderdelen niet-ontvankelijk is, omdat deze onvoldoende verband houden met het belang van de individuele gezondheidszorg. De overige twee klachtonderdelen zijn (gedeeltelijk) gegrond. Het college legt de tandarts daarvoor een berisping op. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissingen toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 16 mei 2024;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 17 augustus 2024;
- het verweerschrift met de bijlage(n);
- het proces-verbaal van het op 14 januari 2025 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van 17 januari 2025 van de secretaris aan klager met betrekking tot de
second opinion;
- het antwoord van 26 januari 2025 van klager aan de secretaris, binnengekomen op
31 januari 2025;
- de e-mails van de gemachtigde van de tandarts van 10 april 2025, 14 april 2025
– deze laatste met als bijlagen de complete correspondentie tussen gemachtigde en
het secretariaat – en 15 april 2025;
- de e-mail van de gemachtigde van klager van 14 april 2025 met bijlagen;
- het antwoord aan de gemachtigde van de tandarts van de secretaris van 15 april
2025;
- de brief van de gemachtigde van de tandarts van 22 april 2025;
- het antwoord aan de gemachtigde van de tandarts van de plv. voorzitter van 28
april 2025.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 29 april 2025. De partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigden hebben pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
2.3 Op verzoek van het college ter zitting heeft de tandarts na de zitting nog alle gemaakte foto’s van het gebit van klager met de data en een toelichting op de noodzaak van de foto’s aan het college toegestuurd. Gelet op de technische aard van de foto’s heeft klager ermee ingestemd dat hij niet meer in de gelegenheid zou worden gesteld om daarop te reageren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Verweerder is tandarts sinds 1998. Klager is in september 2016 bij hem onder
behandeling gekomen. Het gebit en het tandvlees van klager verkeerden toen in slechte
staat. Klager was al lange tijd niet bij een tandarts geweest, had ontstekingen in
zijn mond en hinder bij het eten en lachen. Het was zijn wens dat de tandarts zijn
gebit grondig zou opknappen. Er is een behandelplan opgesteld en, met onderbrekingen
omdat klager soms niet op een afspraak verscheen, uitgevoerd.
3.2 In dat kader heeft de tandarts in 2022 en 2023 24 kronen bij klager geplaatst. Voorafgaand aan de verschillende behandelingen heeft klager telkens een kostenbegroting ondertekend. Na afloop van (vrijwel) iedere behandeling heeft klager deze voldaan per pinbetaling.
3.3 In het praktijkpand van de tandarts bevindt zich een tandtechnisch laboratorium.
Daar worden tandtechnische werkzaamheden voor diverse tandartsen verricht.
4. De klacht en de reactie van de tandarts
4.1 Volgens klager heeft de tandarts onzorgvuldig gehandeld. Klager verwijt hem
ten aanzien van de behandelingen in 2022 en 2023 dat:
a) hij onterecht winst maakt op materiaalkosten;
b) hij onterecht gebruik maakt van te dure en onnodige declaratiecodes;
c) hij als leidinggevende misbruik maakt van de machtsverhouding tegenover zijn
personeel;
d) een piramide-spel speelt met AGB-codes;
e) zijn website vol staat met leugens en misleiding;
f) hij aan misleidende bedrijfsvoering doet.
4.2 De tandarts heeft het college verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk beoordeelt, heeft de tandarts het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Is klager ontvankelijk in de klacht?
5.1 Volgens de (gemachtigde van) de tandarts is klager om verschillende redenen
niet-ontvankelijk in zijn klacht:
I. Het is onduidelijk wat de tuchtklacht in het oorspronkelijke klaagschrift precies
behelst; dit blijkt (ook) uit de vraag van de secretaris van het college aan klager
om verduidelijking. De aanvulling op het klaagschrift is vrijwel gelijkluidend aan
het klaagschrift. Dat betekent dat ook deze aanvulling onduidelijk is. De klacht voldoet
dus niet aan de daaraan te stellen eisen.
II. Bij het overgrote deel van de klacht heeft klager geen eigen, rechtstreeks belang
dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg.
III. De klacht is het directe gevolg van een conflict tussen klager en de tandarts
omtrent een verbouwing. Het tuchtrecht is er niet voor bedoeld om een dergelijk civielrechtelijk
geschil te beslechten. Er is dan ook sprake van misbruik van recht.
IV. Ten slotte maakt klager gebruik van – of verwijst hij naar – onleesbare stukken
en anonieme verklaringen van mensen die daarmee kennelijk nog een rekening met de
tandarts wensen te vereffenen. Ook daarvoor is het tuchtrecht niet bedoeld.
5.2 Het college overweegt dat de klachtonderdelen c) tot en met f), zoals door klager toegelicht, onvoldoende verband houden met het belang van de individuele gezondheidszorg. Niet valt in te zien waarom klager zou kunnen optreden namens (voormalig) personeel van de tandarts en welk belang hij daarbij heeft; het gaat daarbij kennelijk niet om de patiëntenzorg aan klager. Het tuchtrecht is ook niet bedoeld om civielrechtelijke arbeidsverhoudingen te beoordelen. Ten aanzien van de AGB-codes, de website van de tandarts en zijn bedrijfsvoering is evenmin gebleken dat daarmee enig concreet eigen belang van klager gemoeid is. Daarom zal hij in die klachtonderdelen niet-ontvankelijk worden verklaard, zoals reeds aangekondigd op de zitting.
5.3 De klachtonderdelen a) en b) hebben betrekking op de tandheelkundige behandeling van klager door de tandarts en/of de daarvoor in rekening gebrachte declaraties. Daarbij gaat het dus om handelen van de tandarts als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Klager heeft bij de beoordeling van dit handelen een voldoende concreet eigen belang. Naar vaste rechtspraak is ook de wijze van declareren van zorg onderworpen aan tuchtrechtelijke beoordeling.
5.4 Het college overweegt dat uit het klaagschrift en de aanvulling daarop voldoende duidelijk blijkt wat klager de tandarts ten aanzien van zijn behandeling en van de declaraties verwijt. Dat de secretaris om een verduidelijking of aanvulling heeft gevraagd is daarbij niet van belang. Het college beslist welke klachten het in het klaagschrift leest, mede tegen het licht van de mogelijkheid van adequate verdediging daartegen; de secretaris heeft daarin geen bevoegdheden. Op de zitting heeft het college met partijen besproken welke klachtonderdelen het inhoudelijk zal beoordelen, waarbij het college in aanmerking heeft genomen dat de gemachtigde van klager te kennen heeft gegeven dat de aanvulling van 17 augustus 2024 als de juiste versie van het klaagschrift moet worden beschouwd. Uit het verweerschrift blijkt dat de tandarts ook op de betreffende klachtonderdelen heeft gereageerd. Er is dus geen reden om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht wegens onduidelijkheid daarvan.
5.5 Niet in geschil is dat er tussen partijen ook een conflict speelt met betrekking tot een verbouwing. Het college kan echter niet vaststellen dat dit conflict de enige reden is voor klager om de onderhavige klacht in te dienen. Daarom komt het college niet toe aan het oordeel dat sprake is van misbruik van recht. Misbruik van recht mag niet spoedig worden aangenomen, omdat toegang tot de (tucht)rechter een van de fundamenten is van een democratische rechtsstaat. Misbruik van recht is alleen aan de orde als een klager geen enkel redelijk belang heeft bij de uitoefening van zijn bevoegdheid tot het indienen van een klacht. Daarvan is hier geen sprake.
5.6 Klager is dus ontvankelijk in de klachtonderdelen a) en b) en het college zal
deze daarom inhoudelijk bespreken. Voor zover de anonieme verklaringen of (gedeeltelijk)
onleesbaar gemaakte stukken die klager als bijlagen bij zijn processtukken heeft gevoegd
betrekking hebben op deze klachtonderdelen, laat het college die bijlagen buiten beschouwing,
omdat de tandarts zich daartegen niet behoorlijk kan verweren.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.7 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de tandarts geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
5.8 Zoals op de zitting aan partijen is meegedeeld, zal het college de door klager ingediende (citaten uit) de door hem zogenoemde second opinion niet als zodanig in aanmerking nemen. Voor zover sprake is van een stuk (rapport) – klager heeft dit niet aan het college ter beschikking gesteld –, voldoet dit niet aan de eisen die volgens de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) aan een second opinion worden gesteld. Een second opinion is bedoeld om een door de eerste behandelaar gestelde diagnose te toetsen of om de patiënt te helpen bij het maken van een goede behandelkeuze. Een second opinion vindt dus naar zijn aard plaats voorafgaand aan een behandeling. Daarvan is hier geen sprake. Een zorgverlener die een second opinion uitvoert mag zich ook niet negatief uitlaten over het handelen van de eerste zorgverlener; als hij aarzelingen heeft bij het oordeel van de eerste behandelaar, moet daarover contact worden opgenomen met die eerste zorgverlener. In feite gaat het hier om (delen van) een deskundigenrapport, maar ook aan de eisen die aan een deskundigenrapport worden gesteld voldoen deze gedeelten niet, onder andere vanwege de anonimiteit en het gebrek aan hoor en wederhoor. Klager heeft de uitspraken in de second opinion gebruikt als toelichting op zijn klachtonderdelen. In die vorm betrekt het college de geciteerde gedeelten wel bij de beoordeling.
5.9 Voor zover in de pleitnotitie van klager nieuwe klachten naar voren zijn gebracht laat het college deze buiten beschouwing, omdat zij zo laat zijn ingediend dat de tandarts zich daar niet meer voldoende tegen heeft kunnen verweren.
Klachtonderdeel a) onterecht winst maken op materiaalkosten
5.10 Klager verwijt de tandarts dat hij zeer hoge techniekkosten in rekening heeft
gebracht, variërend van € 465,-- per kroon in maart 2022 tot € 495,-- per kroon vanaf
mei 2022, terwijl het landelijk geldende tarief volgens klager € 211,06 per kroon
bedroeg. De tandarts heeft hiertegen aangevoerd dat een tandtechnisch laboratorium
zijn eigen prijsstelling mag bepalen, maar dat hij er met het oog op transparantie
voor kiest de tarieven van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor tandtechniek in
eigen beheer als richtlijn te hanteren. In het verweerschrift heeft de tandarts uiteengezet
hoe de techniekkosten zijn opgebouwd. Hij heeft als productie 4 een staatje overgelegd
met de berekening van de techniekkosten van de kronen, die sluit op € 495,--, waarin
een korting van € 25,04 op het NZa-tarief voor het opbakken van porselein op keramiek
is begrepen.
5.11 Het college overweegt dat verweerder bij klager meerdere zogenaamde CEREC-restauraties
heeft geplaatst. Hij heeft daarbij naast het honorarium (code R24 - kroon op natuurlijk
element) ook ‘Materiaal-/techniekkosten’ berekend. Dit is niet ongebruikelijk. Deze
kosten van tandtechniek in eigen beheer worden jaarlijks vastgesteld door de NZa (Prestatie-
en tariefbeschikking tandtechniek in eigen beheer). Voor elke verrichting is zowel
het bedrag als de omschrijving bindend.
5.12 Het college constateert dat de tandarts in het genoemde staatje (productie 4) de NZa-tarieven voor het jaar 2023 hanteert. Ten aanzien van een aantal door verweerder in rekening gebrachte kosten merkt het college verder het volgende op.
Code Q 0001 Offerte
In het patiëntendossier is geen sprake van een afzonderlijke offerte voor techniekkosten.
Het college kan daarom niet vaststellen dat er een offerte is opgesteld. Ook als dat
wel het geval is geweest, acht het college het niet opportuun om de code Q 0001 in
rekening te brengen bij elk werkstuk dat in dezelfde zitting is vervaardigd.
Code Q 0101
Kleurbepaling Desgevraagd heeft verweerder op de zitting verklaard de kleur te bepalen
bij de patiënt in de behandelstoel. Deze manier van kleur bepalen is onderdeel van
de verrichting R24 (kroon op natuurlijk element) en mag dus niet separaat worden berekend.
Ook is het college van oordeel dat het niet opportuun is om de code Q 0101 in rekening
te brengen bij elk werkstuk dat in dezelfde zitting is vervaardigd, zeker waar het
restauraties betreft die uit eenzelfde blokje keramisch materiaal zijn vervaardigd.
Code Q 8001 Ontwerp CAD kroon
Ter zitting vertelde verweerder dat hij deze code in rekening brengt voor het scannen
van de tandboog bij de patiënt in de behandelstoel. Ook het intra-oraal scannen is
onderdeel van de verrichting R24 en mag derhalve niet separaat worden berekend.
5.13 De tandarts heeft dus niet, zoals hij in het verweerschrift en op de zitting heeft verklaard, de NZa-tarieven gehanteerd. Daarmee heeft hij niet transparant en zorgvuldig gedeclareerd. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Klachtonderdeel b) onterecht gebruik maakt van (te dure en) onnodige declaratiecodes
5.14 Klager heeft ter toelichting op dit klachtonderdeel aangevoerd dat:
i. de tandarts alle behandelingen als ‘complex’ heeft gefactureerd;
ii. de code G10 (beetregistratie) niet gerekend mag worden bij kroon- en brugwerk,
terwijl deze op elke factuur bij het kroon- en brugwerk in rekening is gebracht;
iii. de tandarts anesthesie voor iedere tand heeft toegediend in plaats van per
twee tanden;
iv. de tandarts ten onrechte röntgenfoto’s heeft gemaakt van iedere tand, terwijl
er meer tanden op een foto staan en het ALARA-principe meebrengt dat zo min mogelijk
röntgenfoto’s worden gemaakt;
v. element 21 eerst is schoongemaakt en verdoofd en er een röntgenfoto van is gemaakt,
terwijl deze tand een dag later is getrokken; bovendien is voor dit element een brugtussendeel
begroot (code R40 à € 185,--), maar een kroon in rekening gebracht (code R24 € 271,--).
5.15 i) alle behandelingen als complex gefactureerd.
De tandarts heeft hierover aangevoerd dat uit de vier parodontiumstatussen van klager
in de periode van 2017 tot 2022 blijkt hoe ernstig de resultaten van de pocketmetingen
waren. Een status die door het hele gebit pockets van 7 mm tot en met 9 mm diepte
liet zien, rechtvaardigde zonder meer de code T021 (grondig reinigen wortel), aldus
de tandarts.
5.16 Uit de parodontiumstatus van klager blijkt dat bij hem sprake was van verschillende sterk verdiepte pockets. Op grond daarvan was het grondig reinigen van een groot aantal wortels zonder meer gerechtvaardigd, maar niet van allemaal. Zo mag de code T021 bij een tand of kies met een enkelvoudige wortel pas berekend worden bij pockets groter dan of gelijk aan 8 mm. Bij verschillende elementen met een enkelvoudige wortel en pockets kleiner dan 8 mm heeft de tandarts wel code T021 berekend. Dat is niet correct en tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit (sub)klachtonderdeel is gegrond.
ii) code G10 (beetregistratie) mag niet worden berekend bij kroon- en brugwerk
5.17 De tandarts heeft erop gewezen dat blijkens de NZa-omschrijving bij code G10
wordt vermeld dat een tandarts de code G10 alleen in rekening mag brengen bij behandelingen
waar minimaal 2 kronen (R24) worden geplaatst. Uit het dossier blijkt dat bij klager
telkens hetzij verschillende kronen tegelijk of brugconstructies zijn gebruikt. Dit
(sub)klacht-onderdeel is ongegrond.
iii) anesthesie voor iedere tand
5.18 De tandarts heeft op de zitting toegelicht hoe hij de anesthesie bij klager
heeft toegediend: zowel met een blok als intraligamentair per element. Klager heeft
verklaard dat hij zich herinnert dat er veel prikjes in zijn mond zijn gegeven. Het
college overweegt dat voldoende aannemelijk is dat de tandarts bij ieder element intraligamentaire
anesthesie heeft toegediend, dat wil zeggen dat de verdovingsvloeistof in de ruimte
tussen de wortel en het kaakbot wordt gespoten. Hierbij wordt alleen de betreffende
tand of kies verdoofd en minder van de omliggende weefsels. Het is niet ongeoorloofd
om dan per element te declareren. De tandarts heeft bovendien het blok niet berekend.
Ook dit (sub)klachtonderdeel is ongegrond.
iv) teveel röntgenfoto’s
5.19 De tandarts heeft tot verweer aangevoerd dat bij het maken van röntgenfoto’s
alles afhangt van de omstandigheden van het geval en van de afwegingen die de tandarts
maakt. Een wortelkanaalbehandeling vereist vaak drie of meer foto’s van hetzelfde
element (beginfoto, lengtefoto, eindfoto et cetera). Ook bij het vervaardigen van
een kroon wordt een begin- en een eindfoto gemaakt. Zelfs bij bitewingfoto’s lukt
het niet altijd om met één foto het mesiale vlak van de eerste premolaar tot en met
het distale vlak van de verstandskies op het beeld te krijgen.
5.20 Bij het vervaardigen van een röntgenfoto dient een tandarts in het licht van het belang om een patiënt aan zo min mogelijk straling bloot te stellen (ALARA-principe) steeds zorgvuldig af te wegen of deze röntgenfoto noodzakelijk is of dat de informatie ook op andere wijze verkregen kan worden. Het ALARA-principe brengt ook mee dat een tandarts zoveel mogelijk dient te voorkomen dat röntgenfoto’s door fouten bij het maken daarvan niet het gewenste resultaat opleveren, waardoor nog een foto moet worden gemaakt.
5.21 Het college heeft vastgesteld dat er 35 röntgenfoto's zijn gemaakt. Dat is een relatief groot aantal. Op zichzelf is het verweer van de tandarts juist, maar naar het oordeel van het college bevatten de foto’s niet steeds de beoogde informatie en voldoet een aantal röntgenfoto's niet aan de onder 5.20 genoemde zorgvuldigheidsnormen. Zo is er veelvuldig sprake van ‘cone cutting’, wat betekent dat er te weinig gegevens op de foto staan door het niet goed plaatsen van de röntgenbuis ten opzichte van de foto. Dit maakte het in veel gevallen noodzakelijk om de foto opnieuw te maken om de beoogde informatie te verkrijgen, maar dat is niet gebeurd. Op sommige foto’s is niet het hele gebitselement afgebeeld en ook is er sprake van vertekening door een onjuiste ‘inschietrichting’. Zo heeft de tandarts op 20 mei 2022 vier röntgenfoto's gemaakt. Volgens het college hadden twee lege artis gemaakte röntgenfoto’s kunnen volstaan. Als de tandarts toch meende een aanvullende röntgenfoto te kunnen verantwoorden, dan had hij de indicatie daarvoor duidelijk in het dossier behoren op te nemen, wat niet is geschied. Dit (sub)klachtonderdeel is gegrond.
v) element 21
5.22 De tandarts heeft toegelicht dat bij de op 8 maart 2022 gemaakte parodontium-statussen
een dubieuze prognose bleek voor dit element. Er is een foto gemaakt en overwogen
om het in de initiële behandeling op 9 maart 2022 te betrekken. Klager werd meegedeeld
dat dit een laatste poging zou zijn om de tand te behouden, dat het bovendien noodzakelijk
was om het hoe dan ook met de overige elementen in de bovenkaak mee te behandelen
en dat bij het cosmetisch restaureren van de fronttanden in de bovenkaak een beslissing
zou moeten worden genomen of het element mogelijk voorzien zou moeten worden van een
kroon en behouden zou kunnen worden of dat het zinvoller zou zijn de tand te trekken.
Op 12 april 2022 bleek dat de situatie niet verbeterd was en is in overleg met klager
besloten om het element te verwijderen. Het is als brugtussendeel begroot en gedeclareerd,
aldus de tandarts.
5.23 Het college overweegt dat, hoewel op 8 maart 2022 ook de beslissing tot extractie van element 21 had kunnen worden genomen, de uitleg van de tandarts verdedigbaar is. Verder blijkt uit het dossier dat het element zowel als brugtussendeel is begroot als gedeclareerd. Dit (sub)klachtonderdeel is ongegrond.
Slotsom
5.24 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel a) gegrond is en klachtonderdeel
b) gedeeltelijk gegrond.
Maatregel
5.25 Nu de klacht gedeeltelijk gegrond zal worden verklaard, moet het college beslissen
of een maatregel op zijn plaats is en zo ja, welke maatregel. De tandarts heeft klager,
die een aantal kostbare behandelingen onderging, ten onrechte nog extra kosten in
rekening gebracht. Dat is een relatief ernstig tuchtrechtelijk verwijt, omdat zorgverleners
geacht worden zorgvuldig te declareren, in het belang van hun patiënten en van het
vertrouwen in de zorg. Daarnaast heeft de tandarts een niet verwaarloosbaar aantal
röntgenfoto’s zonder noodzaak gemaakt. Ook dat is relatief ernstig, vanwege het feit
dat klager daardoor onnodig aan radioactieve straling is blootgesteld en hij dus ook
voor foto’s meer heeft betaald dan noodzakelijk was. Daarom is een maatregel geboden.
Nu geen sprake is van een incidentele fout, is het college is van oordeel dat de tandarts
laakbaar heeft gehandeld en dat niet met een waarschuwing kan worden volstaan. Het
college zal de tandarts daarom een berisping opleggen. Een doorhaling, zoals klager
meent dat noodzakelijk is, is niet aan de orde.
Publicatie
5.26 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere tandartsen mogelijk iets kunnen leren van wat hiervoor
is overwogen. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere
tot personen of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klager niet-ontvankelijk voor wat betreft de klachtonderdelen c), d),
e) en f);
- verklaart de klachtonderdelen a) (geheel) en b) (gedeeltelijk) gegrond;
- legt de tandarts de maatregel op van berisping;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift
voor Tandheelkunde.
Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, C.H. van Dijk, lid-jurist,
M.M.L.F. Smulders, G.L.M.M. van der Werff en T. Forouzanfar, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni
2025.