ECLI:NL:TGZRZWO:2025:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8389

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:70
Datum uitspraak: 23-06-2025
Datum publicatie: 26-06-2025
Zaaknummer(s): Z2025/8389
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Vijfde tuchtklacht van patiënt tegen huisarts: misbruik van recht. In de kern beoogt klager met deze tuchtklacht een herbeoordeling van het eerder beoordeelde feitencomplex. Klager is eerder herhaaldelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat een zorgverlener niet vaker dan één keer op hetzelfde handelen (ne bis in idem) kan worden aangesproken. Bij afweging van de belangen komt de voorzitter tot het oordeel dat het belang van klager inmiddels niet meer opweegt tegen het belang van de huisarts om te worden beschermd tegen het steeds weer opnieuw indienen van klachten tegen haar over in de kern hetzelfde feitencomplex. Klager wordt niet ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Voorzittersbeslissingvan 23 juni 2025 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

huisarts,

werkzaam in C,

verweerster, hierna ook: de huisarts,

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 8 mei 2025.

2. De feiten en eerder gevoerde procedures

2.1 Op 7 augustus 2019 diende klager voor het eerst een tuchtklacht tegen de huisarts in. De tuchtklacht is bij beslissing van 3 februari 2020 door het college kennelijk ongegrond verklaard (zaaknummer 169/2019). Klager heeft hiertegen geen rechtsmiddel aangewend.

2.2 Op 18 mei 2021 diende klager de tweede tuchtklacht in tegen de huisarts. De voorzitter heeft klager bij beslissing van 13 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht (zaaknummer Z2021/3143), omdat de klacht hetzelfde handelen betrof als de eerdere procedure. Klager heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing.

2.3 Op 20 september 2023 diende klager de derde tuchtklacht in tegen de huisarts. Klager verweet de huisarts dat zij:
a) zonder toestemming klager en zijn dossier had overgedragen aan een andere praktijk,
b) ten onrechte de behandelingsovereenkomst had opgezegd,
c) het verstrekken van een verwijsbrief in 2019 had geweigerd en
d) klager ten onrechte had besmet met een psychische aantekening door in een verwijsbrief van 2016 te vermelden dat hij begeleiding heeft gehad van D.


2.4 Het college heeft bij beslissing van 18 juni 2024 (zaaknummer Z2023/6131) de klacht kennelijk ongegrond verklaard ten aanzien van klachtonderdelen a) en b), en klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van klachtonderdelen c) en d) aangezien dit in de kern hetzelfde feitencomplex en handelen betrof als bij de eerdere klachten.

Het Centraal Tuchtcollege heeft op 19 februari 2025 uitspraak gedaan (zaaknummer C2024.2544) op het door klager ingediende beroep en de uitspraak van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle bevestigd. Het Centraal Tuchtcollege heeft het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle in overweging gegeven volgende klachten van klager tegen de huisarts, die zien op hetzelfde feitencomplex, niet in behandeling te nemen.


2.5 Op 1 juli 2024 heeft klager de vierde tuchtklacht (Z2024/7379) ingediend tegen de huisarts. Daarin verwijt hij de huisarts dat hij:
a) door de verwijzing op 26 juni 2015 naar de crisisdienst van D onnodig is besmet met een psychische aantekening en
b) wederom onnodig is besmet met een psychische aantekening door de verwijzing van 21 maart 2016.
De voorzitter heeft bij uitspraak van 22 november 2024 geoordeeld dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is. Verder heeft de voorzitter geoordeeld dat er over b) geen aanleiding is om anders te beslissen dan in de beslissing van 18 juni 2024 en klager daarin kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat niemand twee keer op hetzelfde handelen kan worden aangesproken (ne bis in idem). Het Centraal Tuchtcollege heeft op 19 februari 2025 uitspraak gedaan (zaaknummer C2024.2675) op het door klager ingestelde beroep en de uitspraak van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle bevestigd. Het Centraal Tuchtcollege heeft het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle in overweging gegeven volgende klachten van klager tegen de huisarts, die zien op hetzelfde feitencomplex, niet in behandeling te nemen.

3. De beoordeling
3.1 Klager heeft op 8 mei 2025 een nieuwe tuchtklacht ingediend. Klager verwijt de huisarts foute informatie aan het Centraal Tuchtcollege te hebben gegeven bestaande uit informatie over de verwijzing naar D. Uit het klaagschrift blijkt dat klager het niet eens is met de beslissing van het Centraal Tuchtcollege en klager wijst daarbij op de verwijzing naar D. Klager vermeldt in dat kader zijn bezwaren met betrekking tot de verwijzing naar D en vraagt om een correctie.

Ontvankelijkheid
3.2 De voorzitter ziet zich gesteld voor de vraag of klager kan worden ontvangen in zijn klacht.

3.3 Klager heeft al herhaaldelijk tuchtklachten ingediend die kennelijk ongegrond zijn verklaard of waarbij is geoordeeld dat klager in die klachten kennelijk niet-ontvankelijk is omdat iemand niet tweemaal op hetzelfde handelen kan worden aangesproken. Die uitspraken zijn door het Centraal Tuchtcollege bevestigd.


3.4 Weliswaar bestaat er in het tuchtrecht niet een beginsel van concentratie van klachten, dat betekent niet dat er geen grens is aan het aantal in te dienen klachten tegen een zorgverlener. Het klachtrecht op grond van de Wet BIG is een wettelijk recht en een groot goed, maar in uitzonderlijke gevallen mag dit recht worden beperkt. Van een dergelijke uitzondering is (onder andere) sprake als degene die zijn recht uitoefent, in redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen, gezien de onevenredigheid tussen het belang bij die uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad. In zo’n geval is sprake van misbruik van recht. Het recht, ook het tuchtrecht, behoort bescherming te bieden tegen misbruik van recht (zie bijvoorbeeld artikel 3:13 jo. 3:15 van het Burgerlijk Wetboek en de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129). De doelen van het tuchtrecht zijn het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg en de bescherming van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van zorgverleners. Het tuchtrecht is er niet om onbeperkt ruimte te geven aan klagers om hun onvrede over een specifieke zorgverlener telkens opnieuw, in iets andere vorm, maar met op hoofdlijnen dezelfde klachten, aan de orde te stellen.

3.5 De voorzitter moet in dit geval dan ook afwegen of het belang van klager bij het indienen van de huidige klacht zwaarder moet wegen dan de bescherming van de huisarts tegen telkens herhaalde of nieuwe tuchtklachten.

3.6 In dit verband weegt de voorzitter mee dat de huidige klacht in de kern ziet op de verwijzing naar D, die al in eerdere tuchtprocedures aan de orde is geweest. Klager heeft in zijn klaagschrift vermeld dat de huisarts foute informatie heeft verstrekt aan het Centraal Tuchtcollege. Hij heeft daarbij opnieuw zijn standpunt over de gang van zaken omtrent de verwijzing naar D vermeld en beoogt daarmee een herbeoordeling van het eerder beoordeelde feitencomplex.

3.7 Tegenover het door klager gestelde belang staat het belang van de huisarts dat er op enig moment een eind komt aan de strijd van klager tegen haar. In het kader van de eerdere tuchtprocedures heeft de huisarts telkens verweer gevoerd. Zij is de afgelopen jaren veelvuldig met klacht-of beroepsprocedures van klager geconfronteerd, terwijl er nu weer klachten over haar handelen binnen hetzelfde kader worden ingediend. Het is de voorzitter bekend dat tuchtklachten een grote impact kunnen hebben op zorgverleners, vanwege de daarmee gemoeide tijd, energie en kosten.

3.8 Bij afweging van de belangen van klager en de huisarts, komt de voorzitter tot de slotsom dat het belang van klager inmiddels niet meer opweegt tegen het belang van de huisarts om te worden beschermd tegen het steeds opnieuw indienen van klachten tegen haar over in de kern hetzelfde feitencomplex.

3.9 Klager wenst zich kennelijk niet neer te leggen bij de oordelen van het Centraal Tuchtcollege, die ook al heeft geoordeeld dat niemand meer dan één keer voor hetzelfde handelen kan worden aangesproken en klager daarom terecht niet-ontvankelijk is verklaard in eerdere klachten. Klager probeert nu wederom een klacht in te dienen in een andere weergave en andere bewoordingen, die in de kern op hetzelfde neerkomt, namelijk het handelen van de huisarts bij de verwijzing naar D.

3.10 De voorzitter is van oordeel dat bij deze stand van zaken de belangen van de huisarts onevenredig worden geschaad. Klager had zich moeten onthouden van het indienen van de onderhavige klacht. Door deze klacht toch in te dienen maakt klager misbruik van recht.

3.11 Klager zal om die reden kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.

4. De beslissing

De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 23 juni 2025 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door

J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

secretaris voorzitter

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • de voorzitter u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.