Zoekresultaten 11-20 van de 65 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4137

    Ongegronde klacht tegen een neurochirurg. Nadat bij klaagster de diagnose supinatorsyndroom was vastgesteld werd zij in 2018 geopereerd aan haar rechter onderarm door de orthopedisch chirurg en de neurochirurg. Toen de klachten aan haar rechter onderarm toch weer toenamen, heeft de neurochirurg een heroperatie voorgesteld wegens verdenking van een terugkeer van het supinatorsyndroom. Bij een second opinion in een ander ziekenhuis is bij klaagster de diagnose Multifocale Motore Neuropathie gesteld waardoor de diagnose supinatorsyndroom verworpen kon worden en een operatie niet langer geïndiceerd was. Klaagster verwijt de neurochirurg dat hij onvoldoende zorgvuldig tot zijn diagnose is gekomen, er geen sprake was van een informed consent voor een (tweede) operatie en hij geen inlevingsvermogen toonde en zijn excuses niet heeft aangeboden. De neurochirurg heeft de klacht bestreden. Het college is van oordeel dat de neurochirurg voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en oog heeft gehad voor alternatieven en dus niet vanuit een tunnelvisie heeft gehandeld. Daarnaast is het college van oordeel dat niet is gebleken van een dermate groot gebrek in de informatieverstrekking dat er geen sprake is van informed consent. Niet kan worden vastgesteld of de neurochirurg in een telefoongesprek met klaagster voldoende inlevingsvermogen heeft getoond. De klacht is in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:52 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1492

    Klacht tegen bedrijfsarts. Klager heeft zich ziekgemeld bij zijn werkgever. Na betrokkenheid van meerdere bedrijfsartsen heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en de bedrijfsarts. Werkgever heeft op enig moment een deskundigenoordeel gevraagd aan het UWV. Aan de bedrijfsarts is gevraagd een medische onderbouwing te geven van de door hem vastgestelde belastbaarheid. Dit heeft de bedrijfsarts gedaan. Klager verwijt de bedrijfsarts (1) dat hij adviezen heeft gegeven zonder daarvoor informatie te hebben ingewonnen bij de behandelaar van klager, (2) dat hij zijn adviezen, waaronder een door hem opgestelde probleemanalyse en plan van aanpak, niet heeft afgestemd met klager en (3) dat hij zich in zijn berichtgeving aan het UWV zodanig heeft uitgelaten dat dit schadelijk is voor (de reputatie van) klager. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachten ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel 3 gegrond, omdat de bedrijfsarts zich niet had moeten laten leiden door persoonlijke frustraties en zich in meer neutrale bewoordingen over klager had moeten uitlaten. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4665

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts dat hij geweigerd heeft een psa-bepaling te laten doen. Ook verwijt hij de huisarts dat hij heeft gerommeld in het medisch dossier. De huisarts heeft uitleg gegeven over het in de NHG-standaard “Mictieklachten bij mannen” beschreven terughoudende beleid. Daarbij heeft hij uitleg gegeven over de waarde van psa-bepaling voor de diagnostiek van prostaatkanker, en over de mogelijk negatieve gevolgen zowel na een positieve als een negatieve uitslag. Hij concludeerde dat er geen aanleiding bestond voor een periodieke psa-bepaling, maar dat hij wel bereid was om een eenmalige psa-bepaling te doen, waarop klager besloot daarvan af te zien. Het college oordeelt dat de huisarts niet in strijd met de richtlijn heeft gehandeld. Het overige klachtonderdeel is ook ongegrond verklaard. Klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3661

    Klacht tegen vertrouwensarts bij AMK. Kindje vertoonde vanaf enige tijd na haar geboorte een ernstige groeiachterstand (“failure to thrive”). Zij werd herhaaldelijk opgenomen in verschillende ziekenhuizen. Er werd geen medische oorzaak gevonden voor de achterblijvende groei en het uitblijven van inhaalgroei. Bij het geven van voeding via een centrale lijn was sprake van lijninfecties, die niet verklaard konden worden. Er werden breedspectrum antibiotica toegediend en er bleken steeds verschillende faecale bacteriën uit de genomen kweken, waarvan de bron onduidelijk bleef. Het kindje werd op 11 juni opgenomen in het ziekenhuis in verband met een septische shock. Na het inwinnen van een second opinion bij een ander ziekenhuis deed het ziekenhuis op 5 juli een melding bij het AMK. Het AMK schakelde de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) in. De Raad heeft bij de kinderrechter een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft dat verzoek afgewezen, omdat er kort gezegd geen causaal verband was komen vast te staan tussen de diagnose PCF en een doen of laten door de ouders. Ook was niet gebleken van korte termijn risico’s op herhaling van groeistagnaties, omdat de hulpverlening was gestart en de ouders op dat moment volledig meewerkten. Deze beschikking van de kinderrechter is door het hof bekrachtigd. Op 17 januari heeft beklaagde aangifte van kindermishandeling gedaan tegen de ouders, klagers inde tuchtzaak.Klagers stellen onder meer dat beklaagde aan een tunnelvisie leed en, ondanks de rechterlijke uitspraken, zonder goede reden bleef volharden in een diagnose waar het dossier onvoldoende grondslag voor bood. Beklaagde heeft daardoor ten onrechte aangifte gedaan tegen klagers. Ook had zij een te grote persoonlijke betrokkenheid bij de zaak en mogelijk zelfs een persoonlijk motief omdat zij op het onderwerp PCF wilde promoveren.Het college overweegt dat het dossier reden tot grote zorg gaf. Zowel het ziekenhuis als de second opinion noemden PCF of PFD als mogelijke oorzaak. Ook het hof vond het waarschijnlijk dat het kindje slachtoffer is geworden van PCF, al stond volgens het hof niet vast dat de ouders daarvoor verantwoordelijk waren. Volgens het college was op het moment van aangifte het vermoeden van PCF nog steeds actueel. In het ziekenhuis had het kindje namelijk vanaf 5 juli – toen zij grotendeels afgezonderd werd van haar ouders en onder video-observatie kwam te staan – een consistente groei laten zien. De onverklaarbare lijninfecties met faecale bacteriën behoorden vanaf dat moment tot het verleden. De civiele rechterlijke uitspraken stonden volgens het college niet in de weg aan het doen van aangifte. Deze gaven slechts aan dat op het moment van de beoordeling volgens de normen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek geen aanleiding bestond voor de civiele maatregelen tot ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. De vraag of er tegenover het kindje een strafbaar feit was gepleegd, lag niet voor aan de kinderrechter en het hof. Het doen van aangifte had ook toegevoegde waarde, omdat het openbaar ministerie opsporingsbevoegdheden ten dienste staan waarover de Raad en het AMK niet beschikten. Dat beklaagde in de aangifte de ouders noemt, acht het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, nu PCF naar zijn aard als regel op betrokkenheid van een ouder of verzorgende wijst en beklaagde geen redelijke aanwijzingen had voor de feitelijke betrokkenheid van anderen. Dat beklaagde te persoonlijk betrokken was bij de casus, neemt het college niet aan, omdat uit het dossier blijkt dat binnen het AMK collegiaal is besloten tot het doen van aangifte en niet door beklaagde persoonlijk. De beschuldiging dat beklaagde een persoonlijk motief had bij de aangifte, omdat zij overwoog op het onderwerp PCF te promoveren, wijst het college af, omdat daarvoor geen redelijke aanwijzing is. Het college acht de klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:50 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1454

    Klacht tegen radioloog. Eind 2018 is bij klager een MRI-scan van de hersenen gemaakt. Klager verwijt de radioloog dat zij fraude heeft gepleegd bij het medisch onderzoek door het achterhouden van beelden van de MRI-scan waarop ernstige functionele hersenklachten dan wel hersenletsel te zien zouden zijn. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4318

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Volgens klager heeft de huisarts onzorgvuldig gehandeld, omdat hij Olanzapine heeft voorgeschreven zonder voorafgaand consult terwijl daags daarvoor Temazepam was voorgeschreven. Volgens klager heeft de wisselwerking van deze medicijnen ertoe geleid dat hij in een psychose terecht is gekomen. Klager had aan de huisarts verteld dat de Temazepam niets voor hem deed, en dat hij ermee was gestopt. Er was dan ook voor de huisarts geen aanleiding om expliciet te adviseren om met Temazepam te stoppen. Maar er is ook geen contra-indicatie voor het voorschrijven van Olanzapine als reeds Temazepam is voorgeschreven. Het starten van de Olanzapine is juist een bewuste keuze geweest omdat er symptomen waren passend bij een (dreigende) psychotische decompensatie namelijk het horen van stemmen. Door aldus te handelen, zonder fysiek contact met klager, heeft de huisarts geen zorgvuldigheidsnorm geschonden. Er bestaat geen algemene regel die voorschrijft dat een huisarts geen medicatie mag voorschrijven zonder de patiënt zelf te hebben gezien. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:51 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1455

    Klacht tegen neuroloog. Eind 2018 is bij klager een MRI-scan van de hersenen gemaakt. Klager verwijt de neuroloog dat zij fraude heeft gepleegd bij het medisch onderzoek door het achterhouden van beelden van de MRI-scan waarop ernstige functionele hersenklachten dan wel hersenletsel te zien zouden zijn. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4593

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Volgens klaagster heeft de huisarts onjuist gehandeld, omdat hij weigert een kopie van het medisch dossier van haar door zelfdoding overleden man te verstrekken ten behoeve van de aanvraag van een uitkering voor nabestaanden van (oud-)militairen. Het had naar het oordeel van het college op de weg van klaagster gelegen om aannemelijk te maken op welke specifieke nabestaandenregeling zij een beroep wilde gaan doen, welke informatie zij daarvoor gehouden is aan te leveren (en bijvoorbeeld ook of dit om het gehele huisartsenjournaal zou gaan of dat zou kunnen worden volstaan met beperkte gedeelten hiervan), aan wie die informatie ter hand zou worden gesteld en of een aanvraag van die uitkering al in gang was gezet, bij voorkeur onderbouwd met bewijsstukken hiervan. Nu klaagster dit heeft nagelaten, heeft de huisarts zich terecht op het standpunt gesteld dat klaagster hem onvoldoende (concrete) informatie over het financiële belang heeft verschaft om te kunnen bepalen of sprake is van een zwaarwegend belang, dat zodanig is dat dit tot doorbreking van zijn beroepsgeheim moest leiden. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3311

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Naar het oordeel van het college heeft klager onvoldoende gesteld welke feitelijke gedragingen van de huisarts aan de tuchtklacht ten grondslag liggen. De enkele stelling dat de procedures in haar praktijk niet gaan zoals deze zouden moeten gaan is daarvoor onvoldoende, reeds omdat onduidelijk is op welke procedures in de praktijk van verweerster de klacht betrekking heeft. Overigens heeft de toelichting op de klacht louter betrekking op het handelen van (waarnemende) huisartsen. Verweerster is in die periode niet persoonlijk betrokken geweest bij de zorg aan klager, zodat zij daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5110

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Het college gaat uit van de gegevens zoals die destijds in 2014 door verweerster zijn genoteerd in het medisch dossier. Dat er sprake is geweest van valsheid in geschrifte, zoals is gesuggereerd door klaagster, is niet gebleken noch aannemelijk geworden. Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt of aanleiding om te veronderstellen dat er bewust gegevens zijn achtergehouden of gemanipuleerd, of dat het medisch verslag onjuistheden bevat. Verweerster heeft na (lichamelijk) onderzoek en op basis van haar bevindingen slechts een voorlopige diagnose gesteld. Van een misdiagnose door verweerster, zoals klaagster stelt, is geen sprake. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.