Zoekresultaten 11-20 van de 12883 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5394

    Klacht van meerdere klagers tegen een klinisch psycholoog deels niet-ontvankelijk en deels gegrond. Klagers leven in een leefgemeenschap en zijn lid van een kerkgenootschap. Zij verwijten de klinisch psycholoog het onzorgvuldig en vooringenomen afnemen van diagnostische interviews bij een aantal kinderen uit de leefgemeenschap en hebben daartoe zeven klachtonderdelen geformuleerd. Een aantal klagers zijn, als ouders van de kinderen die zelfstandig klachtgerechtigd zijn, niet-ontvankelijk. De interviews zijn door een deel van de kinderen als belastend en beschadigend ervaren. In geen van de gevallen ging het echter om kinderen die door de klinisch psycholoog zelf zijn gesproken. De klinisch psycholoog draagt in tuchtrechtelijke zin dan ook geen verantwoordelijkheid voor wat er tijdens de interviews van deze kinderen mogelijk is voorgevallen. Het college kan uit de door klagers gestelde omstandigheden (de schijn van) vooringenomenheid of een ontoelaatbare dubbelrol van de klinisch psycholoog ook niet afleiden. De klagers verwijten de klinisch psycholoog daarnaast dat zij zich niet heeft gehouden aan de informatie- en zorgvuldigheidsplicht. Vast staat, dat de door de ouders ingevulde vragenlijsten (de zogeheten CBCL/YSR en TRF) niet bij het onderzoek zijn betrokken. Voor de eind-opdrachtgever (de rechtbank) is hierdoor niet zichtbaar geweest dat de diagnostische interviews hebben plaatsgevonden op een wijze die afwijkt van de werkwijze of professionele standaard die de klinisch psycholoog voor dit type onderzoek doorgaans hanteert. Het college vindt dit (het niet-vermelden) verwijtbaar. Daarnaast staat in de rapportages niet duidelijk vermeld hoe de opdracht van de rechtbank aan de GI (voor zover bij de klinisch psycholoog bekend) en/of van de GI aan de klinisch psycholoog, luidde. Ten slotte is het voor de ouders niet altijd duidelijk geweest wie zij waarop konden aanspreken. Ook op dit punt voldoen de rapportages niet (volledig) aan normen van zorgvuldigheid en informatievoorziening. In zoverre is de klacht gegrond verklaard. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. In dit geval kan met een waarschuwing worden volstaan, de klinisch psycholoog heeft zich richting de klagers toetsbaar opgesteld en gereflecteerd op haar handelen. Daarnaast heeft zij haar werk moeten doen in coronatijd, onder grote tijdsdruk, als onderdeel van een complexe keten, waarbij diverse veiligheidsmaatregelen golden die maakten dat de kind-interviews gelijktijdig door meerdere interviewers moesten worden afgenomen. De verzoeken van klagers om schadevergoeding, om de overige onderzoekers alsnog te spreken te krijgen en om de rapportages te vernietigen zijn geen verzoeken waaraan het college in deze tuchtzaak tegemoet kan komen. Het verzoek om kostenveroordeling is afgewezen vanwege de zeer gedeeltelijk gegrondverklaring van de klacht. Klacht deels gegrond verklaard. Waarschuwing.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:94 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6365

    Ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. De GZ-psycholoog heeft de dochter van klager onderzocht in verband met mogelijk misbruik door klager en tezamen met een collega systeemtherapeut een onderzoeksverslag opgesteld. Klager klaagt er onder andere over dat het onderzoeksverslag niet aan de eisen voldoet, dat de dossiervoering onvoldoende is en dat door het onderzoek schade bij zijn dochter is veroorzaakt. Op basis van de stukken en de behandeling ter zitting kan het college niet vaststellen dat de dochter van klager gedurende het onderzoek verkeerd is behandeld en/of dat door het onderzoek onnodige schade is veroorzaakt bij haar. Het college merkt daarbij wel op dat bij de beantwoording van de onderzoeksvragen in het verslag meer aandacht had kunnen worden geschonken aan het tijdsverloop van ruim een jaar tussen het vermeende misbruik en het onderzoek, in combinatie met de jonge leeftijd van de dochter van klager. Dit gebrek aan nuancering is echter niet voldoende om het handelen van de GZ-psycholoog bij de wijze van totstandkoming en/of de inhoud van het onderzoeksverslag tuchtrechtelijk verwijtbaar te achten. Het onderzoeksverslag voldoet in voldoende mate aan de minimale eisen die daaraan gesteld worden. Ook kan het college niet vaststellen dat er sprake is van onvoldoende dossiervoering. De ten tijde van het handelen van toepassing zijnde NIP beroepscode 2015 vermeldt de mogelijkheid van het maken van persoonlijke werkaantekeningen en dat deze niet tot het dossier behoren. Ten slotte heeft de GZ-psycholoog zich terecht beroepen op de artikelen 7:457 lid 1 en lid 3 BW met betrekking tot het niet verstrekken van bepaalde informatie aan klager. Klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:95 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6575

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster is op een intakegesprek geweest bij de gz-psycholoog. Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij tijdens dit gesprek onrustig werd door de vragen die werden gesteld, dat haar hulpvraag niet is beantwoord en dat zij niet goed is geholpen. Het college ziet in de lezingen van klaagster en de gz-psycholoog terug dat zij het intakegesprek op sommige punten anders hebben ervaren en dat zij andere verwachtingen hadden van het gesprek. Klaagster en de gz-psycholoog hebben beiden een andere herinnering aan de wijze van formuleren van de hulpvraag en aan de inzage van de door klaagster meegebrachte stukken, waardoor het college niet kan vaststellen hoe het gesprek op deze punten precies is verlopen. Het college oordeelt dat de biografische vragen die door de gz-psycholoog zijn gesteld passend zijn in een intakegesprek. In een intakegesprek is het gebruikelijk dat er algemene, oriënterende vragen worden gesteld om de hulpvraag en verwachtingen in beeld te krijgen. Dat klaagster dit als vervelend heeft ervaren, is voor het college invoelbaar, gelet op de onrustige staat waarin zij verkeerde. Dit alles maakt echter niet dat de gz-psycholoog onzorgvuldig heeft gehandeld. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:81 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1927

    Klacht tegen klinisch psycholoog. Klager is in het buitenland veroordeeld tot een vrijheidsbenemende sanctie. Deze sanctie is door het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden in 2019 omgezet in een maatregel van ter beschikkingsstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. De klinisch psycholoog heeft in het kader van een eventuele verlenging van de tbs samen met een psychiater (beklaagde in zaak C2023/1956) in opdracht van de rechtbank klager onderzocht/geobserveerd en een rapport over klager uitgebracht. In dat rapport hebben zij geadviseerd de verpleging van klager voort te zetten voor een periode van twee jaar. Klager is het niet eens met dit rapport en verwijt de klinisch psycholoog onder meer dat er verkeerd gedeclareerd is, dat er onvoldoende informatie is gegeven en dat klager en zijn cultuur worden beledigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:82 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1956

    Klacht tegen psychiater. Klager is in het buitenland veroordeeld tot een vrijheidsbenemende sanctie. Deze sanctie is door het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden in 2019 omgezet in een maatregel van ter beschikkingsstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. De psychiater heeft in het kader van een eventuele verlenging van de tbs samen met een klinisch psycholoog (beklaagde in zaak C2023/1927) in opdracht van de rechtbank klager onderzocht/geobserveerd en een rapport over klager uitgebracht. In dat rapport hebben zij geadviseerd de verpleging van klager voort te zetten voor een periode van twee jaar. Klager is het niet eens met dit rapport en verwijt de psychiater onder meer dat er verkeerd gedeclareerd is, dat er onvoldoende informatie is gegeven en dat klager en zijn cultuur worden beledigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5236

    Klacht tegen vertrouwensarts van Veilig Thuis. De dochter van klagers is fysiek en mentaal beperkt. Door de stichting waar zij naar school gaat, is een melding gedaan bij Veilig Thuis waarbij zorgen werden geuit over haar ontwikkeling op verschillende gebieden. Volgens de melding liet klagers dochter bij de stichting ander gedrag en een andere ontwikkeling zien dan thuis. Verweerster is als vertrouwensarts werkzaam bij Veilig Thuis en is zo bij de behandeling van de melding betrokken geraakt. Klagers maken verweerster diverse verwijten over de wijze waarop zij hieraan uitvoering heeft gegeven. Het college verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6343

    Klacht tegen een physician assistant dat zij onbevoegd het medisch dossier van klaagster heeft ingezien. De physician assistant erkent dat zij dit heeft gedaan. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en verweerster wordt een berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5392

    Het verwijt aan verweerster (specialist ouderengeneeskunde) is onder meer: 1) onvoldoende gedaan om agitatie/agressie bij de patiënte en urineweginfecties te voorkomen, 2) zonder overleg en informatie medicatie voorgeschreven/opgehoogd en 3) medicatie niet gestopt na signalen over ernstige bijwerkingen en afwezigheid van het beoogde effect. De patiënte had Alzheimer en vertoonde gedragsproblemen. Oordeel college: verweerster handelde conform het beleid binnen het verpleeghuis met betrekking tot het informeren van vertegenwoordigers van patiënten over gemaakte afspraken en de met klager gemaakte afspraken. Zij nam preventieve maatregelen. Medicatie was nodig voor het geven van zorg, bieden van comfort en opheffen van ongemak aan/bij de patiënte. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6591

    Klacht tegen verpleegkundige ingediend door de ex-werkgever. De verpleegkundige is in mei 2023 in dienst getreden bij klager. De verpleegkundige was onder andere verantwoordelijk voor aan cliënten verstrekte medicatie. In oktober 2023 heeft de werkgever van de verpleegkundige (klager) een onderzoek ingesteld, omdat er onregelmatigheden in de medicatievoorraad waren opgemerkt. De verpleegkundige is hiermee geconfronteerd en heeft toegegeven dat zij tijdens haar werk opiaten (sterke pijnstillers, rustgevende medicatie en slaapmedicatie) voor eigen gebruik heeft gestolen. Zij gebruikte deze middelen in privétijd en tijdens haar werk als verpleegkundige in de directe patiëntenzorg. De verpleegkundige heeft ook erkend dat zij verslaafd is (geweest) aan opiaten. Daarover klaagt de werkgever, omdat dit handelen in strijd is met de voor de verpleegkundige geldende normen, protocollen en gedragsregels. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt de maatregel van doorhaling van inschrijving in het BIG-register en directe schorsing op.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:90 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5819

    Klacht tegen een psychiater. De zoon van klaagster is onder behandeling geweest bij de psychiater en is vier maanden na het afronden van de behandeling overleden. Klaagster verwijt de psychiater dat hij nalatig is geweest in de behandeling. Daarnaast verwijt zij de psychiater dat niet naar haar werd geluisterd en haar waarschuwingen werden genegeerd. Het college oordeelt dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is in de klacht die zij namens haar zoon heeft ingediend. Ten aanzien van het gedeelte van de klacht waarvoor zij een eigen klachtrecht heeft is zij wel ontvankelijk, maar dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Uit het medisch dossier blijkt dat het de uitdrukkelijke wens van patiënt was om klaagster niet bij de behandeling te betrekken. Ondanks dat heeft de psychiater tijdens de behandelperiode toch aan klaagster de mogelijkheid geboden om haar zorgen te uiten en heeft hij daaraan aandacht besteed. Hiermee heeft de psychiater zorgvuldig gehandeld. Dat de door klaagster geuite zorgen niet hebben geleid tot een aanpassing van de behandeling of het medicatiebeleid kan de psychiater niet tuchtrechtelijk worden verweten. Voor het bepalen van het behandelplan is immers de wil van patiënt zelf beslissend. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.