Zoekresultaten 1171-1180 van de 20614 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:114 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-327/DB/LI/D

    Dekenbezwaar. Derdengelden. Wwft. Verweerder heeft meerdere gedragsregels en bepalingen van de Voda en de Wwft geschonden en bovendien financieel niet integer gehandeld in de zin van artikel 10a lid 1 aanhef en sub d van de Advocatenwet.  Met het gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen heeft verweerder volstrekt onvoldoende invulling gegeven aan zijn onafhankelijke positie als advocaat en zich onvoldoende dominus litis getoond. Verweerder heeft met zijn handelen, dat gedurende geruime tijd heeft voortgeduurd en in meerdere dossiers heeft plaatsgevonden, het vertrouwen in de advocatuur geschaad. De raad acht de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk passend bij de gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten. Daarbij speelt mee dat verweerder, ofschoon hij spijt heeft betuigd, er, zowel voorafgaand aan als op de zitting van de raad, gelet op de wijze waarop hij verweer heeft gevoerd en ingekleed, weinig blijk van heeft gegeven de ernst van zijn handelen werkelijk in te zien. De raad is van oordeel dat verweerder de door hem gevoerde verweren onvoldoende heeft onderbouwd, terwijl de bevindingen van de Unit FTA en de daaraan verbonden tuchtrechtelijke verwijten van de deken daartoe wel noopten. Het verweer van verweerder, dat bij hem onvoldoende kennis aanwezig was over de regelgeving omtrent het in ontvangst nemen en betalen van derdengelden en de uit de Wwft voortvloeiende verplichtingen, overtuigt niet. De gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten zien op een dermate lange periode  en op een zodanig groot aantal mutaties dat de raad het ongeloofwaardig acht dat een advocaat - zeker met de ervaring en de kennis die verweerder inmiddels had opgedaan - zich bij geen van de verrichte transacties bewust is geweest van de geldende wet- en regelgeving.  Alles afwegend is de raad van oordeel dat een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 26 weken passend en geboden is. Daarbij houdt de raad rekening met het feit dat aan verweerder recent een schorsing voor de duur van 6 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, is opgelegd (zie: Raad van discipline ’s-Hertogenbosch van 21 augustus 2023, ECLI:NL:TADRSHE:2023:100).

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:248 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-791/AL/MN

    Raadsbeslissing. Procedures tussen een stichting en de voorzitter L. enerzijds en klager, de voormalig directeur-bestuurder, anderzijds. Verweerder stond de stichting bij en klager klaagt daar over. Met betrekking tot de vraag of verweerder de stichting mocht bijstaan, neemt de raad als uitgangspunt dat het niet aan de tuchtrechter is om een oordeel te geven over de bevoegdheid van L. om de stichting te vertegenwoordigen. Dat zou anders kunnen zijn als er sprake is van een ‘evident onrechtmatige vertegenwoordiging’, zoals door klager is gesteld. Daarvan is op grond van de stukken echter niet gebleken. Integendeel, de stelling van verweerder dat L. die bevoegdheid wel had, wordt bevestigd door het vonnis in kort geding van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof Amsterdam. De raad is daarom van oordeel dat verweerder er terecht van is uitgegaan dat L. de stichting mocht vertegenwoordigen en bevoegd was om aan verweerder een opdracht te geven om de stichting te vertegenwoordigen. Zelfs in het geval een rechter (in een andere procedure) over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van L. een andere beslissing zal nemen, kan niet de conclusie worden getrokken dat verweerder deze opdracht niet had mogen aannemen. De raad verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:249 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-039/AL/NN

    Klacht over het handelen van de advocaat van de wederpartij in een procedure bij een klachtencommissie. De raad is van oordeel dat verweerder beter andere, minder stevige en grievende bewoordingen, had kunnen gebruiken. Daarbij acht de raad van belang dat het gebruik van deze woorden niet noodzakelijk was voor zijn gevoerde verweer en deze kwalificaties bovendien niet in de onderliggende stukken voorkomen. De raad is echter van oordeel dat het gebruik van deze woorden desondanks niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Daarbij acht de raad van belang dat de gekozen bewoordingen ongelukkig zijn, maar verweerder in zijn verweerschrift wel heeft beschreven (met verwijzing naar onderliggende stukken) hoe hij tot die kwalificaties is gekomen. Verder neemt de raad in aanmerking dat verweerder heeft erkend dat deze bewoordingen tegen de grens of wellicht over de grens zijn en hij hiervoor zijn excuses aan klager heeft aangeboden. Bovendien heeft klager in zijn reactie op de klacht voorgesteld om - op het moment dat de procedure bij de klachtencommissie nog niet was afgerond en de klachtencommissie nog geen uitspraak had gedaan - de betreffende passage in het verweerschrift bij de klachtencommissie aan te passen. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:214 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-586/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit rechtsbijstand in een huurgeschil. In alle onderdelen kennelijk ongegrond. De gemachtigde van klager is het kennelijk niet eens met de aanpak van verweerder, dat maakt niet dat verweerders rechtsbijstand onvoldoende was.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:215 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-579/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een huurgeschil kennelijk ongegrond. Van intimidatie of bedreiging is de voorzitter niet gebleken.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:245 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-437/AL/OV

    Klager heeft zich in 2018 tot verweerder gewend voor bijstand in een procedure om zijn naam te zuiveren. Verweerder heeft daarna een toevoeging voor klager aangevraagd. Op jarenlange herhaalde verzoeken van klager en later ook van zijn bewindvoerder om hen te informeren over de stand van zaken in zijn zaak, heeft verweerder niet (inhoudelijk) gereageerd. Naar het oordeel van de raad is verweerder, die geen verweer heeft gevoerd, op ernstige wijze tekortgeschoten in zijn zorgplicht voor zijn cliënt. Deze klachtzaak staat niet op zichzelf. De raad heeft recent (nog niet onherroepelijke) uitspraken gedaan waarin hetzelfde patroon zichtbaar is geworden van het in de steek laten van cliënten en deze niet op deskundige wijze bij te staan. Daarnaast is voor de raad van belang dat verweerder een aantal tuchtrechtelijke (onherroepelijke) maatregelen opgelegd heeft gekregen en eind 2021 een artikel 60c-oonderzoek naar zijn kantoororganisatie heeft plaatsgevonden. De raad is ambtshalve ermee bekend dat bij beslissing van 2 oktober 2023 de raad verweerder met ingang van 4 oktober jl. voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk heeft geschorst. De raad ziet na al deze serieuze waarschuwingen geen enkele verbetering in het handelen van verweerder, en dat baart de raad ernstige zorgen. Verweerder lijkt zich af te sluiten van de werkelijkheid. Verweerder heeft zich kort voor de zitting van de raad afgemeld zonder opgaaf van reden. Alhoewel een partij niet verplicht is om op de zitting aanwezig te zijn, heeft verweerder daardoor geen toelichting gegeven op zijn kant van het verhaal en geen enkel zelfinzicht getoond. Op grond van alle omstandigheden is de raad van oordeel dat de maatregel van schrapping van het tableau nu de enige passende maatregel voor verweerder is.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:246 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-176/AL/MN

    Verweerder heeft erkend dat hij, ondanks de daartoe door klager verstrekte opdrachten en de urgentie van klager, tot tweemaal toe geen procedure voor verlaging kinderalimentatie is gestart. Daarnaast heeft verweerder niet aan zijn inlichtingenplicht richting klager voldaan en is daarover niet eerlijk geweest. In een gezagprocedure heeft verweerder de volgens klager daarover gemaakte - en zeer wezenlijke - afspraken in strijd met gedragsregel 16 niet schriftelijk vastgelegd. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder voldoende regie heeft gevoerd op dit punt. Verweerder heeft de belangen van klager volstrekt onvoldoende behartigd en de kernwaarden deskundigheid en integriteit geschonden. Op grond van de ernst van de verwijten, het omvangrijke tuchtrechtelijk verleden van verweerder en het feit dat verweerder ter zitting geen, althans onvoldoende, inzicht heeft getoond in zijn eigen handelen, is de raad van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat in de toekomst nog uitoefent. Ook al heeft verweerder zichzelf uitgeschreven, dan nog is de maatregel van schrapping nu nog de enige passende maatregel.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:247 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-212/AL/MN

    verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:211 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-189/DH/DH

    Verweerster heeft een letselschadekwestie binnen het medische aansprakelijkheidsrecht behandeld, terwijl zij onvoldoende deskundig was op dat gebied. Zij heeft daarbij geen medisch adviseur geraadpleegd, vanwege haar foutieve opvatting dat de kosten van de medisch adviseur een financieel risico voor klaagster zouden zijn. Ook heeft het gebrek aan deskundigheid ertoe geleid dat het lang heeft geduurd voordat duidelijk werd welk traject zou worden ingezet. Uiteindelijk is gekozen voor een gezamenlijke opdracht met de verzekeraar aan een deskundige, met een bindend (en voor klaagster negatief) advies tot gevolg. Verweerster had deze zaak niet moeten behandelen, maar had klaagster moeten verwijzen naar een gespecialiseerd advocaat. Schending kernwaarde deskundigheid. Voorwaardelijke schorsing van 2 weken.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:212 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-160/DH/DH

    Klacht over de kwaliteit van dienstverlening in een echtscheidingskwestie. Verweerster heeft voor haar cliënt, van wie het Nederlands niet de moedertaal was, geen tolk geregeld voor de zitting. Verweerster had de noodzaak van een tolk ruim voor de zitting zelf met klaagster moeten bespreken, zodat tijdig een tolk geregeld kon worden. Waarschuwing. Overige klachten ongegrond.