ECLI:NL:TADRARL:2023:247 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-212/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:247
Datum uitspraak: 25-09-2023
Datum publicatie: 17-10-2023
Zaaknummer(s): 23-212/AL/MN
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Tuchtprocesrecht
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 25 september 2023
in de zaak 23-212/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 mei 2023 op de klacht van:

klager
over
verweerster 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 20 maart 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 17 maart 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z1849689 HH/SD van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 22 mei 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klachtonderdelen voor zover die betrekking hebben op het handelen van verweerster van vóór 20 maart 2018 niet-ontvankelijk en voor de periode daarná kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 21 juni 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 25 augustus 2023. Daarbij was verweerster aanwezig. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klager van 17 juli 2023 van klager. 

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
(i) primair: de voorzitter heeft miskend dat de deken geen volledige klachtafhandeling heeft gedaan omdat de deken niet heeft voldaan aan artikel 46d lid 1 van de Advocatenwet. Daarin is bepaald dat de deken steeds tracht om de klacht in der minne te schikken. Onder druk van de door de deken gestelde betalingstermijn van vier weken voor het griffierecht heeft klager dat bedrag onder protest betaald, waarna de klacht door de deken ter beoordeling is voorgelegd aan de raad. De voorzitter had de klacht daarna alsnog moeten terugverwijzen naar de deken voor de juiste klachtafhandeling in plaats van daarover inhoudelijk te beslissen;
(ii) subsidiair: de voorzitter heeft in klachtonderdeel b) ten onrechte overwogen dat verweerster vanaf juli 2012 de dienstverlening voor klager heeft geëindigd. Dat is nooit gebeurd met instemming van klager waardoor verweerster zijn belangen ernstig heeft geschaad. De aan verweerster verstrekte opdracht is na zijn brief van 27 januari 2022, in combinatie met de daarvoor verstrekte toevoeging, gewoon voortgezet zodat verweerster de verzochte werkzaamheden had moeten verrichten. Verweerster is in elk geval door de klachtprocedure op de hoogte van de inhoud van genoemde brief en heeft ruim gelegenheid om daarnaar alsnog te handelen.
2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING
4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden. 
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. M.H. Pluymen en M.J.J.M. van Roosmalen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.

Griffier                                    Voorzitter