ECLI:NL:TADRARL:2023:245 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-437/AL/OV
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:245 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-10-2023 |
Datum publicatie: | 17-10-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-437/AL/OV |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klager heeft zich in 2018 tot verweerder gewend voor bijstand in een procedure om zijn naam te zuiveren. Verweerder heeft daarna een toevoeging voor klager aangevraagd. Op jarenlange herhaalde verzoeken van klager en later ook van zijn bewindvoerder om hen te informeren over de stand van zaken in zijn zaak, heeft verweerder niet (inhoudelijk) gereageerd. Naar het oordeel van de raad is verweerder, die geen verweer heeft gevoerd, op ernstige wijze tekortgeschoten in zijn zorgplicht voor zijn cliënt. Deze klachtzaak staat niet op zichzelf. De raad heeft recent (nog niet onherroepelijke) uitspraken gedaan waarin hetzelfde patroon zichtbaar is geworden van het in de steek laten van cliënten en deze niet op deskundige wijze bij te staan. Daarnaast is voor de raad van belang dat verweerder een aantal tuchtrechtelijke (onherroepelijke) maatregelen opgelegd heeft gekregen en eind 2021 een artikel 60c-oonderzoek naar zijn kantoororganisatie heeft plaatsgevonden. De raad is ambtshalve ermee bekend dat bij beslissing van 2 oktober 2023 de raad verweerder met ingang van 4 oktober jl. voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk heeft geschorst. De raad ziet na al deze serieuze waarschuwingen geen enkele verbetering in het handelen van verweerder, en dat baart de raad ernstige zorgen. Verweerder lijkt zich af te sluiten van de werkelijkheid. Verweerder heeft zich kort voor de zitting van de raad afgemeld zonder opgaaf van reden. Alhoewel een partij niet verplicht is om op de zitting aanwezig te zijn, heeft verweerder daardoor geen toelichting gegeven op zijn kant van het verhaal en geen enkel zelfinzicht getoond. Op grond van alle omstandigheden is de raad van oordeel dat de maatregel van schrapping van het tableau nu de enige passende maatregel voor verweerder is. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 16 oktober 2023
in de zaak 23-437/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 30 december 2022 heeft de gemachtigde namens klager bij de deken van de
Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht
ingediend over verweerder.
1.2 Op 27 juni 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2192923 van de
deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 11 september 2023. Daarbij
was klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal
opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Sinds 2 mei 2016 is de gemachtigde in deze zaak bewindvoerder van klager.
2.2 In 2018 heeft klager zich tot verweerder gewend voor rechtskundige bijstand
in een civiele kwestie.
2.3 Op 24 augustus 2018 is verweerder door de Raad voor Rechtsbijstand als advocaat
aan klager toegevoegd. Klager is een eigen bijdrage van € 143,- opgelegd.
2.4 Klager heeft herhaaldelijk contact gezocht met verweerder om te horen over
de voortgang in zijn zaak. Verweerder heeft geen duidelijkheid gegeven.
2.5 In haar e-mail van 29 oktober 2020 heeft de gemachtigde van klager zich bij
verweerder beklaagd over de gang van zaken en hem gevraagd om haar op de hoogte te
stellen van de stand van zaken van de zaak en procedure van klager. Ook daarna is
nog door de gemachtigde geprobeerd om contact met verweerder te krijgen.
2.6 Op 23 november 2022 heeft de gemachtigde van klager aan verweerder geschreven:
Aangezien mijn klacht van 2 jaar terug tot op heden niet in behandeling is genomen. Hierbij verzoek per ommegaande mijn klacht in behandeling te nemen.
Wanneer ik deze week geen degelijk antwoord krijg vind ik dat u Regel 16 heeft geschonden en kan ik niet anders dan de klacht bij de orde in te dienen.
Graag ontvang ik per ommegaande uw reactie.
2.7 Op 24 november 2022 heeft verweerder in een e-mail aan de gemachtigde laten
weten dat hij op 1 december 2022 een afspraak heeft met klager en dat hij de gemachtigde
daarna zal informeren. Daarop heeft de gemachtigde van klager op 25 november 2022
aan verweerder laten weten dat zij na het gesprek met klager van verweerder wil vernemen
wat het plan van aanpak is.
2.8 Op 6 december 2022 heeft de gemachtigde van klager verweerder gesommeerd om
haar direct op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen in de zaak van klager.
2.9 Op 7 december 2022 heeft verweerder een (voor de raad onbekende) bijlage aan
de gemachtigde van klager gestuurd.
2.10 Daarop heeft de gemachtigde van klager in haar e-mail van 8 december 2022
als volgt gereageerd:
Uw schrijven heb ik ontvangen. Dit is geen antwoord op mijn vraag update tot nu toe. Wat zijn uw werkzaamheden geweest tot nu toe? Tevens is de brief niet in overeenstemming van wat ik van [klager] heb begrepen. Ik bespreek het met hem en kom erop terug. Ik verzoek u mij een update te sturen wat uw werkzaamheden tot nu toe zijn geweest en wat u tot nu toe heeft bereikt. Dank voor de medewerking.
2.11 Op 30 december 2022 heeft de gemachtigde namens klager zich schriftelijk bij
verweerder beklaagd over de gang van zaken en hem verzocht om binnen drie weken te
reageren. Door een onjuiste adressering is deze klacht pas op 2 februari 2023 onder
de aandacht van verweerder gekomen.
2.12 In diezelfde periode heeft de gemachtigde namens klager aan verweerder voor
ondertekening een ‘akte van compromis’ gestuurd om de klacht voor te leggen aan de
Geschillencommissie Advocatuur. Op 8 januari 2023 heeft verweerder deze akte ondertekend
en aan de gemachtigde van klager gestuurd. Daarna is niets gebeurd.
2.13 Op 12 februari 2023 heeft verweerder aan de gemachtigde van klager geschreven
dat hij door een medische behandeling niet eerder heeft kunnen reageren en toegezegd
uiterlijk de dinsdag daarna te zullen reageren. Verweerder heeft dat niet gedaan.
In het klachtonderzoek:
2.14 Namens de deken is herhaaldelijk, op 2, 20 en 28 februari 2023 en 7 maart
2023, aan verweerder gevraagd om te reageren op de klacht van klager.
2.15 Verweerder heeft op 14 maart 2023 aan de deken geschreven:
De afgelopen dagen zijn anders verlopen dan door mij verwacht, mede door een medische behandeling. Ik zal U uiterlijk dinsdag berichten.
Daarop is diezelfde dag namens de deken aan verweerder geschreven:
U laat per mail weten dat u een ongeluk heeft gehad en dat u niet eerder dan aanstaande vrijdag kunt reageren omdat u een medische behandeling moet ondergaan.
Het spijt me dat u een ongeluk heeft gehad en ik wens u een voorspoedig herstel, maar u had al ruim voor het ongeluk zullen reageren. Bovendien bent u in staat te mailen.
Wanneer uw verweer niet per omgaande wordt ontvangen zal de klachtbehandeling zonder uw weerwoord worden voortgezet.
2.16 Op 15 maart 2023 heeft verweerder aan de deken geschreven dat hij de dag erna
zal reageren omdat hij die dag een behandeling moet ondergaan. Verweerder heeft niet
gereageerd.
2.17 Op 23 maart 2023 is namens de deken aan klager en aan verweerder geschreven:
Gelet op het feit dat [verweerder], ondanks toezeggingen, tot op heden niet inhoudelijk reageert op de klacht van [klager], beëindig ik hiermee het onderzoek door de deken. Zij zal zich beraden en u verneemt zo spoedig mogelijk.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet (Aw) door:
a) klager sinds 2018 niet op de hoogte te houden van zijn werkzaamheden in de voor
hem gestarte, althans te starten procedure, waarvoor een toevoeging werd verstrekt;
b) niet inhoudelijk en adequaat te reageren op herhaalde vragen van/namens klager
over de ontwikkelingen in het dossier en geen inzage in het dossier te verstrekken.
4 VERWEER
Verweerder heeft geen verweer gevoerd.
5 BEOORDELING
Maatstaf
5.1 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen
als bedoeld in artikel 46 Aw hanteert de raad als uitgangspunt dat de tuchtrechter
mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover
wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met
de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak
behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen
te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan
de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld
en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep
als professionele standaard geldt. De raad toetst of de beklaagde advocaat heeft gehandeld
met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat
in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen
de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen,
schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
5.2 Bij deze beoordeling betrekt de raad de in artikel 46 Aw omschreven normen,
waaronder ook de kernwaarden die in artikel 10a Aw zijn uitgewerkt. De tuchtrechter
is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen als invulling van de
in artikel 46 Aw genoemde behoorlijkheidsnorm wel van belang zijn. Of sprake is van
tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en
wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
5.3 De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf de klacht beoordelen.
Klachtonderdelen a) en b); zorgplicht voor de cliënt
5.4 Tijdens de zitting van de raad heeft klager toegelicht dat hij jaren geleden
is opgelicht en dat deze oplichter op enig moment is opgepakt en vastgezet. Ondanks
deze voor klager positieve ontwikkelingen wordt klager in Duitsland nog altijd als
fraudeur gezien. Volgens klager heeft verweerder in 2018 met hem afgesproken dat hij
een procedure zou starten om de naam van klager te zuiveren en schadevergoeding voor
hem te vorderen. Of verweerder een procedure voor hem is gestart, weet klager niet.
Ook is hem volledig onbekend of en zo ja, welke werkzaamheden verweerder sinds 2018
voor hem heeft verricht. Verweerder heeft hiertegen geen verweer gevoerd zodat de
raad van de juistheid hiervan uitgaat.
5.5 Op grond van het vorenstaande is de raad van oordeel dat verweerder niet heeft
gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Aw door op
ernstige wijze tekort te schieten in zijn zorgplicht jegens klager. De raad zal de
klacht dan ook in beide onderdelen gegrond verklaren.
6 MAATREGEL
6.1 Vast is komen te staan dat verweerder in het geheel niet de belangen van klager
heeft behartigd. Verweerder heeft vanaf het aannemen van de zaak in augustus 2018
tot op heden zijn cliënt niet (tussentijds) op de hoogte gehouden van zijn plan van
aanpak, van (al dan niet) door hem verrichte werkzaamheden en de voortgang daarin.
Ondanks herhaalde verzoeken van klager en later ook van zijn gemachtigde en ondanks
een enkele toezegging van verweerder dat hij gaat reageren, heeft verweerder niet
inhoudelijk gereageerd. Hij heeft klager in de afgelopen vijf jaren volledig in de
kou laten staan.
6.2 De raad rekent verweerder dit alles zwaar aan, juist omdat van een advocaat
mag worden verwacht dat de belangen van de cliënt bij hem in goede handen zijn en
dat hij zich aan de voor hem geldende regels houdt. Dit alles raakt de kern van het
beroep van advocaat. Verweerder heeft het vertrouwen van klager ernstig beschaamd
en is ernstig tekort geschoten in de zorg die hij hem verschuldigd was. Daarmee hebben
zijn gedragingen ook het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen schade toegebracht.
Dit alles rechtvaardigt op zich al een zware maatregel.
6.3 Verder speelt een rol dat deze klacht niet op zichzelf staat. Op 13 maart 2023
heeft de raad een (nog niet onherroepelijke) uitspraak gedaan in klachtzaak 22-505/AL/OV.
Daarin heeft de raad geoordeeld dat verweerder onvoldoende oog heeft gehad voor de
belangen van zijn cliënte en haar ook niet op deskundige en voortvarende wijze heeft
bijgestaan. Ook in die zaak heeft verweerder zijn cliënte aan haar lot overgelaten
door telkens niet te reageren op haar vragen om contact en niet met haar te overleggen
over de te nemen stappen. Die cliënte is, net als klager, door verweerder in het ongewisse
gelaten. Daarnaast heeft de raad op 26 juni 2023 in een (nog niet onherroepelijk)
dekenbezwaar 23 245/AL/OV/D ook geoordeeld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Aw omdat hij onbereikbaar was voor cliënten
en de deken. Ook op 26 juni 2023 heeft de raad in klachtzaak 22-780/AL/OV (nog niet
onherroepelijk) geoordeeld dat verweerder ook voor die cliënt niet of nauwelijks bereikbaar
is geweest.
6.4 Daarnaast is voor de raad van belang dat verweerder in de afgelopen paar jaar
een aantal onherroepelijke tuchtrechtelijke maatregelen (een waarschuwing en twee
berispingen) opgelegd heeft gekregen en dat eind 2021 een artikel 60c-onderzoek naar
zijn kantoororganisatie heeft plaatsgevonden. De raad is ambtshalve ervan op de hoogte
dat de deken op 13 september 2023 een artikel 60b-verzoek heeft ingediend, bekend
onder zaaknummer 23-622/AL/OV/D, waarvan de mondelinge behandeling op 25 september
2023 heeft plaatsgevonden. Bij beslissing van 2 oktober 2023 heeft de raad verweerder
met ingang van 4 oktober 2023 voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk
geschorst en een waarnemer benoemd.
6.5 De raad ziet na al deze serieuze waarschuwingen geen enkele verbetering in
het handelen van verweerder, en dat baart de raad ernstige zorgen. Verweerder lijkt
zich af te sluiten van de werkelijkheid. Verweerder heeft zich kort voor de zitting
van de raad afgemeld zonder opgaaf van reden. Alhoewel een partij niet verplicht is
om op de zitting aanwezig te zijn, heeft verweerder daardoor geen toelichting gegeven
op zijn kant van het verhaal en geen enkel zelfinzicht getoond.
6.6 Op grond van al deze omstandigheden is de raad van oordeel dat het niet verantwoord
is dat verweerder de praktijk als advocaat nog langer uitoefent. De maatregel van
schrapping van verweerder van het tableau is dan nog de enige passende maatregel.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Aw het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen
vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee
weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier
weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager
geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk
aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b)
en c) genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van schrapping op, die ingaat op de tweede werkdag
na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager,
op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.4.
Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, E.J.C. de Jong, M. Lont, J.J. Molenaar, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2023.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 16 oktober 2024.