Zoekresultaten 11-20 van de 115 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:66 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-984/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht tegen advocaat van de wederpartij in familiezaak deels gegrond. Verweerster heeft de grenzen van de haar toekomende vrijheid overschreden vanwege het overleggen van de verklaringen van de psycholoog. In deze verklaringen laat de psycholoog zich fors negatief uit over klaagster. Verweerster heeft naar voren gebracht dat zij de verklaringen wilde overleggen om inzichtelijk te maken dat zijdens haar cliënt sprake was geweest van een hulpverleningstraject. Dat doel had verweerster echter ook op een andere wijze kunnen bereiken. Door de producties in deze vorm in het geding te brengen en daar in haar verweerschrift nadrukkelijk en onvoorwaardelijk naar te verwijzen, heeft verweerster zich onnodig grievend over klaagster uitgelaten en met name ook niet gewaakt voor onnodige polarisatie tussen klaagster en verweersters cliënt. In appel heeft verweerster bij het beroepschrift het volledige procesdossier uit de eerste aanleg, waaronder de als productie bij het verweerschrift ingediende verklaringen van de psycholoog,  overgelegd, terwijl zij op dat moment op de hoogte was van de inhoud van de beslissing van het Medisch Tuchtcollege d.d. 10 februari 2020, van het bezwaar van (de advocaat van) klaagster tegen het overleggen van de verklaringen van de psycholoog en van de beslissing van de rechtbank om deze verklaringen buiten beschouwing te laten. Onder die omstandigheden stond het verweerster niet vrij om het volledige procesdossier uit eerste aanleg te overleggen, zonder de bewuste verklaringen in te trekken, te nuanceren of toe te lichten. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:111 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-230/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij die echtscheidingsbeschikking niet heeft ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Klager werd bijgestaan door eigen advocaat. Beide advocaten hadden de echtscheidingsbeschikking kunnen laten inschrijven, maar geen van beiden heeft dat gedaan. Er bestaat geen wettelijke regel op grond waarvan advocaten verplicht zijn om de echtscheidingsbeschikking in te laten schrijven als zij namens een cliënt een echtscheidingsprocedure zijn gestart. Nu klager in deze zaak niet klaagt over zijn eigen advocaat en uit het klachtdossier ook niet blijkt dat verweerster destijds met de advocaat van klager heeft afgesproken dat zij de inschrijving van de beschikking zou regelen, is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:67 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-985/DB/OB

    Tussenbeslissing. Ambtshalve aanvulling van de klacht en terugverwijzing naar de deken voor onderzoek naar de aanvulling van de klacht.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:112 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-238/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat wederpartij kennelijk niet-ontvankelijk vanwege ontbreken rechtstreeks belang.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:63 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-261/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. De klacht heeft betrekking op de inhoud van de dagvaarding die verweerster heeft opgesteld en op 2 augustus 2019 heeft doen betekenen. Klager heeft zich op 13 december 2022, derhalve na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde termijn, met een klacht over verweerster tot de deken gewend. Omdat de termijn is verstreken zal de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaren.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:64 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-263/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond omdat niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid heeft overschreden.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:129 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-212/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Niet-ontvankelijkheidsverweer wordt verworpen. Naast een bindend advies van de Geschillencommissie Advocatuur heeft de tuchtrechter een eigen bevoegdheid om te oordelen over het optreden van een advocaat. De uitzonderingsregel van artikel 46g lid 3 sub b Aw is hier niet van toepassing. Verweerster had de vrijheid om zelf te bepalen of zij klager opnieuw als cliënt wilde bijstaan, ook na het verzoek van klager om dat te doen. Verweerster heeft dit niet willen doen na de eerdere vertrouwensbreuk met klager. Tuchtrechtelijk kan haar daarvan geen verwijt worden gemaakt. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:59 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-034/DB/OB/D

    Raadsbeslissing. Dekenbezwaar. Vast staat dat verweerder heeft ingestemd met de betaling van enorm hoge geldbedragen in contanten, zonder de herkomst van die gelden te toetsen. Verweerder heeft de schijn gewekt dat hij de gelden in zijn hoedanigheid van advocaat heeft ontvangen. Tussen het in ontvangst nemen van de gelden en verweerders praktijkuitoefening bestaat een voldoende verband. De verweten gedragingen zijn daarmee vatbaar voor tuchtrechtelijke toetsing. Verweerder heeft zich schuldig heeft gemaakt aan handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en daarmee heeft gehandeld in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet genoemde kernwaarden. De depot-storting door de heer JdB op verweerders derdengeldenrekening is strijdig met het bepaalde in artikel 6.19 lid 3 Voda, terwijl de betaling op de derdengeldenrekening ook geen relatie had met de advocatuurlijke dienstverlening van verweerder, omdat hij voor geen van de bij het tussen de heer JdB en derden bestaande geschil betrokken partijen als advocaat optrad. Naar het oordeel van de raad was het gebruik van de derdengeldenrekening in de gegeven omstandigheden niet geoorloofd. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 6.19 Voda. De andere twee onderdelen van het dekenbezwaar zijn ongegrond. De raad acht de maatregel van berisping passend bij de gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:123 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-018/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Misverstand tussen klager en het advocatenkantoor van zijn zus. De klacht had voorkomen kunnen worden als het advocatenkantoor vragen van klager voortvarender had beantwoord. Het tuchtrecht is echter niet bedoeld om misverstanden aan de kaak te stellen en klager is niet in een tuchtrechtelijk relevant belang geschaad. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:124 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-106/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Klacht tussen twee voormalig maten in een advocatenpraktijk over de afwikkeling van de maatschap en de nakoming van afspraken. De klacht is gedeeltelijk ingediend na de vervaltermijn en daarmee niet-ontvankelijk. De klacht is voor het overige kennelijk ongegrond.