ECLI:NL:TADRAMS:2025:112 Raad van Discipline Amsterdam 25-015/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:112 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-06-2025 |
Datum publicatie: | 03-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-015/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing; ongegronde klacht tegen een advocaat van een derde, te weten de advocaat van de voormalig opdrachtgever van klaagster. Van schending van gedragsregel 8 is niet gebleken. Verweerder mocht zich baseren op informatie die hij had ontvangen van zijn cliënte. Het is de raad niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder nader onderzoek had moeten verrichten naar de juistheid van deze informatie. Dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat hij achteraf gezien - en zeker gelet op de onderhavige klachtprocedure - beter wel nader onderzoek had kunnen doen naar de juistheid van de aan hem door zijn cliënt verstrekte informatie en dat achteraf bleek dat er toch niet zoveel bewijs was voor de door zijn cliënte ingenomen stelling, maakt nog niet dat verweerders handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar is. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 30 juni 2025 in
de zaak 25-015/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 13 augustus 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 9 januari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2364065/JS/YH
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 mei 2025. Daarbij
waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen
van het door klaagster op 26 januari 2025 nagezonden stuk, gedateerd op 25 januari
2025.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 D Trading B.V. (waarvan D enig aandeelhouder en bestuurder is) en Tunica
Trading B.V. (waarvan C enig aandeelhouder en bestuurder is) hebben in het voorjaar
2020 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Deze samenwerking zag onder meer op het
op de markt brengen van verschillende producten en diensten ten behoeve van de bestrijding
van de Covid-19 pandemie, waaronder import en verkoop van testsetjes en de exploitatie
van testlocaties. Het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport had hiervoor
gelden beschikbaar gesteld, die door Stichting Open Nederland (SON) moesten worden
verdeeld over testaanbieders. Uitzendbureaus leverden uitzendkrachten voor de testlocaties.
De kosten van de uitzendkrachten die als testers werkten, konden worden doorberekend
aan SON.
2.3 Klaagster heeft in 2021 een aantal weken als consultant gewerkt voor Tunica
Trading B.V. Klaagster is de vriendin van D.
2.4 Tussen D Trading B.V. en Tunica Trading B.V. is op enig moment een geschil
ontstaan over de nakoming van de betalingsafspraken uit de samenwerkingsovereenkomst.
Hierover is bij de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) een procedure aanhangig.
In deze procedure treedt verweerder op voor Tunica Trading B.V. In januari 2023 heeft
een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank. Klaagster was op die zitting aanwezig.
2.5 Bij tussenvonnis van 7 juni 2023 heeft de rechtbank een deskundige benoemd
die (onder meer) onderzoek moest doen naar de facturen die verstuurd zijn in verband
met één van de projecten van SON rondom het opereren van teststraten.
2.6 Bij e-mails van 13 en 17 oktober 2023 heeft verweerder de deskundige voorzien
van informatie. In zijn e-mail van 13 oktober 2023 schrijft verweerder, voor zover
relevant:
“Ik wijs erop dat de controle van facturen onder verantwoordelijkheid van [D] viel.
De facturen waren ook een gevolg van door hem of onder zijn verantwoordelijkheid gedane
bestellingen/opdrachten. Accordering van de facturen werd door [D] deels uitbesteed
aan zijn vriendin (RvD: klaagster) (vele voorbeelden van akkoord per mail beschikbaar)
en andere medewerkers van Tunica.”
2.7 Naar aanleiding van het verzoek van de deskundige om voorbeelden van accordering
van facturen door klaagster, schrijft verweerder bij e-mail van 17 oktober 2023, voor
zover relevant:
“Je vraagt om alle voorbeelden van accordering door de vriendin van [D]. Ik kan
je op dit moment alleen een aantal voorbeelden geven, het is namelijk een enorme klus
om alle mailcorrespondentie door te lopen om alle accorderingen door [klaagster] te
vinden. In de bijlage een aantal mails waaruit blijkt dat [D] de accordering van facturen
niet alleen had uitbesteed aan zijn vriendin maar ook aan (…) en waarschijnlijk ook
nog [aan] anderen. Ik wijs er wel op dat het hier gaat over facturen die geen betrekking
hadden op de samenwerking met Sneltestloket (…), maar op activiteiten van het samenwerkingsverband
tussen Tunica en [D]. Het gaat niet over Med-Jobs facturen.”
2.8 Verweerder heeft bij zijn e-mail een bericht overgelegd van de administratief
medewerker bij Tunica Trading B.V. (H), waarin onder meer staat:
“De TMI e-mailberichten betreffen voornamelijk het bewijs dat [klaagster] de accordering
deed.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt
verweerder dat hij de deskundige die is benoemd in de procedure tussen D Trading B.V.
en Tunica Trading B.V. heeft voorzien van onware berichten en stellingen, waaronder
onterechte beschuldigingen over klaagster. Zo heeft verweerder haar - kort samengevat
- in zijn e-mails aan de deskundige van 13 en op 17 oktober 2023 geprobeerd te ‘framen’
voor het zogenaamd accorderen van facturen voor Tunica Trading B.V. Toen de deskundige
verzocht om voorbeelden hiervan, kon verweerder geen enkel bewijsstuk presenteren.
Met deze beschuldigingen heeft verweerder zijn waarheidsplicht ex. art. 21 Rv geschonden
en daarmee ook gedragsregel 8.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Het betreft in dit geval een klacht tegen de advocaat van een derde, namelijk
tegen de advocaat van de voormalig opdrachtgever van klaagster. Voor alle advocaten
geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt
hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun
cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van
de wederpartij/derden niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen
zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij/derden. Ook mogen
advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten
er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen,
juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van
die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te
wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel
dat zij aan de wederpartij/derden toebrengen.
5.2 Bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter
het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet
omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels,
maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij
van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt
door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Oordeel
5.3 De raad stelt voorop dat hij geen oordeel geeft over het inhoudelijke onderliggende
geschil. Dat oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter. In deze tuchtrechtelijke
procedure ligt uitsluitend ter beoordeling voor of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Zoals volgt uit de onder 5.1 genoemde norm komt aan verweerder een
ruime mate van vrijheid toe om het partijbelang van zijn cliënte te behartigen, welke
vrijheid (voor zover hier van belang) wordt begrensd door de norm dat geen feiten
mogen worden geponeerd waarvan verweerder weet of redelijkerwijs had kunnen weten
dat die niet waar zijn (gedragsregel 8).
5.4 Naar het oordeel van de raad is van schending van deze norm niet gebleken.
Hiertoe wordt het volgende overwogen.
5.5 Verweerder heeft terecht aangevoerd dat hij zich in zijn contacten met de
deskundige mocht baseren op informatie die hij had ontvangen van zijn cliënte en van
het administratiekantoor dat zijn cliënte ondersteunde. Het is de raad niet gebleken
van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder nader onderzoek had moeten
verrichten naar de juistheid van deze informatie. Klaagsters stelling dat in de onderliggende
procedure de discussie wordt gevoerd over mogelijk frauduleuze facturen van Med-Jobs
en dat verweerder hierin aanleiding had moeten zien nader onderzoek te doen, slaagt
niet. Dit betreft immers het standpunt dat klaagster althans haar opdrachtgeefster
inneemt in de onderliggende civiele procedure en waar Tunica en verweerder het niet
mee eens zijn. Dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat hij achteraf gezien
- en zeker gelet op de onderhavige klachtprocedure - beter wel nader onderzoek had
kunnen doen naar de juistheid van de aan hem door zijn cliënt verstrekte informatie
en dat achteraf bleek dat er toch niet zoveel bewijs was voor de door zijn cliënte
ingenomen stelling dat er ‘vele voorbeelden’ waren dat klaagster facturen accordeerde
voor het samenwerkingsverband, maakt nog niet dat verweerders handelen tuchtrechtelijk
verwijtbaar is. Dat verweerder in oktober 2023 bewust onjuiste informatie heeft verstrekt,
is hiermee niet komen vast te staan. Bovendien geldt dat verweerder in zijn e-mail
van 17 oktober 2023 - nadat hem om voorbeelden was gevraagd - zijn eerdere stelling
(zijn e-mail van 13 oktober 2023) heeft genuanceerd door er onder meer op te wijzen
dat het niet ging om facturen van Med-Jobs (die het voorwerp waren van het onderzoek
door de deskundige). Verweerder heeft hiermee niet strijdig gehandeld met de zorgvuldigheid
die van een behoorlijk advocaat in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht.
5.6 De klacht is gelet op het voorgaande ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en L.C. Dufour, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 30 juni 2025