Zoekresultaten 71-80 van de 20195 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:54 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-756/AL/NN

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. De raad is niet gebleken dat verweerder zich beledigend of laatdunkend heeft uitgelaten en evenmin dat hij halve waarheden en leugens verkondigd zou hebben. Wel heeft verweerder klaagster rechtstreeks benaderd, terwijl hij wist dat klaagster een advocaat had. Weliswaar geeft de betreffende gedragsregel, die dit verbiedt, een uitzondering op de hoofdregel voor het geval een aanzegging met rechtsgevolg wordt gedaan, maar die uitzondering geldt niet indien het beoogde rechtsgevolg ook bereikt kan worden door enkele verzending van deze mededeling aan de advocaat van de wederpartij. Niet valt in te zien waarom in deze casus alleen een schrijven aan de advocaat van de wederpartij niet zou hebben volstaan. Bovendien moet de advocaat zich dan ook beperken tot enkel die aanzegging met rechtsgevolg. De brief van verweerder in deze is echter veel uitvoeriger dat dat. Dit klachtonderdeel is gegrond. Maatregel: berisping.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:43 Raad van Discipline Amsterdam 23-824/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat ongegrond. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerster, heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat verweerster de (gerechtvaardigde) indruk bij hem heeft gewekt dat zij hoger beroep (in zaak a) voor klager zou instellen. Verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:55 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-718/AL/NN

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerster heeft een map van klager per gewone post aan hem toegezonden, maar klager heeft deze niet ontvangen. Bijna een jaar later komt de map ineens weer boven water. De raad is van oordeel dat verweerster onzorgvuldig met voor klager belangrijke stukken is omgegaan.  Ook heeft verweerster zonder toestemming van klager een medische verklaring - opgesteld door diens huisarts - gebruikt om tegen de wil van klager uitstel voor een zitting te vragen met als reden de medische toestand van haar cliënt, terwijl de eigenlijke reden voor het verzochte uitstel een andere was.  Maatregel: voorwaardelijke schorsing van twee weken met proeftijd van twee jaar.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:44 Raad van Discipline Amsterdam 23-831/A/NH

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat ongegrond. Verweerder heeft binnen de grenzen gehandeld van de beleidsvrijheid die hij als advocaat heeft en van enige onzorgvuldigheid aan de kant van verweerder is de raad niet gebleken.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:56 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-384/AL/OV

    Naar het oordeel van de raad heeft verweerster, net als haar kantoorgenoot met wie zij samenwerkte (zie ook klachtzaak 23-383/AL/OV), in strijd met gedragsregel 15 lid 1 gehandeld door tegen klaagster als voormalig cliënt op te treden. Naar het oordeel van de raad is niet voldaan aan de uitzonderingsvoorwaarden als bedoeld in gedragsregel 15 lid 3. In zoverre is de klacht gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:45 Raad van Discipline Amsterdam 23-631/A/NH 23-632/A/NH 23-633/A/NH

    Verzetbeslissing. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:57 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-591/AL/MN

    De raad oordeelt dat alleen de cliënt van verweerster over haar werkzaamheden kan klagen. Een klachtonderdeel is te laat ingediend en daarom niet-ontvankelijk. Verweerster heeft erkend dat zij is tekortgeschoten in haar zorgplicht richting klager door aan hem een onjuiste voorstelling van zaken te geven door te beweren dat zij een procedure aanhangig had gemaakt, terwijl dat niet het geval was. Dat in een van de zaken van klager de toevoeging alsnog is ingetrokken en zij hem betalend is gaan bijstaan, kan haar in de geschetste omstandigheden tuchtrechtelijk niet worden verweten. De overige verwijten zijn niet komen vast te staan. Verweerster heeft naar het oordeel van de raad onvoldoende haar verantwoordelijkheid genomen om haar gemaakte fout op te lossen, wat zij allicht in goed overleg met klager had kunnen doen. Ook tijdens de zitting van de raad heeft verweerster geen verantwoordelijkheid kunnen of willen afleggen over haar nalatigheid in genoemde zaak, terwijl zij wist dat klager 1 daar veel belang aan hechtte. Verweerster heeft dan ook niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Daarbij heeft zij naar het oordeel van de raad de kernwaarde integriteit (artikel 10a Advocatenwet) geschonden door te (blijven) volharden in haar eigen leugen richting klager. Alle omstandigheden samen resulteren daarin dat naar het oordeel van de raad aan verweerster een voorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor vier weken moet worden opgelegd, met zowel een bijzondere voorwaarde als een algemene voorwaarde.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:46 Raad van Discipline Amsterdam 23-647/A/A

    Verzetbeslissing. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:50 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-458/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:70 Hof van Discipline 's Gravenhage 230130H

    Herzieningsverzoek. Verzoeker heeft kort voordat het hof uitspraak zou doen inzake het door hem ingestelde hoger beroep zijn hoger beroep ingetrokken. Toen het hof niet direct bevestigde dat geen uitspraak zou worden gedaan, heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend. Dit verzoek is kennelijk ongegrond verklaard. Het hof heeft vervolgens uitspraak gedaan en aan verzoeker de maatregel van schrapping opgelegd. Verzoeker verzoekt in deze zaak om herziening. Volgens hem is sprake van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel, nu hij niet gehoord is over de intrekking van het hoger beroep. Het hof verklaart het herzieningsverzoek ongegrond. Hoewel verzoeker, analoog aan artikel 47a Advocatenwet, meer expliciet in de gelegenheid had moeten worden gesteld om een standpunt in te nemen over de voortzetting van zijn zaak, heeft hij die gelegenheid feitelijk wel gehad en daarvan ook gebruik gemaakt.  Ook de overige door verzoeker aangevoerde gronden kunnen niet tot herziening leiden.