Zoekresultaten 31-40 van de 80 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/6952

    Klager verwijt verweerder dat hij: in strijd met de GBL heeft gehandeld door als internist n.p. een oordeel te geven over het handelen van een neurochirurg die bij klaagster een operatie aan de nek/hals heeft verricht; het niet onmiddellijk toezenden van het medisch dossier; het een beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft ingeschakeld die een standpunt heeft ingenomen zonder medisch advies dan wel op advies van verweerder; indien de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder een standpunt heeft ingenomen op basis van het advies van verweerder: het onbekwaam vertrekken van een advies.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:8 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2360

    Klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klaagster is scoliose-patiënte. Zij is in verband met daaraan gerelateerde problematiek in 2013 op tienerleeftijd door de orthopedisch chirurg geopereerd. Na de operatie ging het aanvankelijk goed, maar na enige tijd kreeg klaagster pijnklachten en is uiteindelijk het osteosynthesemateriaal in 2015 verwijderd. Na het verwijderen van dit materiaal is de scoliose teruggekomen. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg met klachtonderdeel b dat hij de in 2014 en 2015 gemaakte röntgenfoto’s en de in 2015 gemaakte CT-scan onjuist heeft beoordeeld en er eind 2015 ten onrechte van uit is gegaan dat sprake was van een goed gefuseerde spondylodese. Volgens klaagster heeft de orthopedisch chirurg dan ook niet kunnen besluiten om het osteosynthesemateriaal te verwijderen. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg ook dat zij onvoldoende is voorgelicht over de risico’s van de operatie waarbij het osteosynthesemateriaal is verwijderd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart dit klachtonderdeel ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:9 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2371

    .

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:10 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2372

    Klacht tegen een gynaecoloog. Klagers zijn met een zwangerschapstermijn van 41 weken en 3 dagen doorverwezen naar het ziekenhuis in verband met een stuitligging. De ontsluiting volgt vlot, maar de uitdrijving verloopt zeer moeizaam. Daardoor loopt het zoontje hersenschade op en overlijdt na 6 dagen. Klagers verwijten de gynaecoloog dat hij a) te sturend is geweest tijdens de counseling, b) de bevalling niet goed heeft begeleid en de CTG-registratie onvoldoende aandacht heeft gegeven, c) in de nagesprekken niet eerlijk is geweest en d) geen calamiteitenmelding heeft gedaan bij IGJ. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdeel b) gegrond verklaard en de gynaecoloog de maatregel op van berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de gynaecoloog tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6993

    Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft klager gezien in het kader van zijn ziekmelding. Zij heeft een Inzetbaarheidsprofiel (IZP) opgesteld. Klager verwijt de bedrijfsarts onder andere dat zij een onjuist IZP heeft opgemaakt en dat zij geen goede uitleg heeft gegeven over het IZP. Naar het oordeel van het college heeft de bedrijfsarts bij het vaststellen van de beperkingen in het IZP te lang en te zwaar geleund op autisme als –medisch en psychologisch verder niet geverifieerde – werkdiagnose. Om tot dermate verregaande en structurele beperkingen in het persoonlijke en sociale functioneren van klager te kunnen concluderen, had de bedrijfsarts ter onderbouwing nader onderzoek hebben moeten laten doen (psychiatrische dan wel psychologische expertise). Het college verklaart de klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:11 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2383

    Klacht tegen een gynaecoloog. Bij klaagster is in 2016 de baarmoeder operatief verwijderd. De ingreep begint als kijkoperatie, maar vanwege opgetreden bloeding bij de introductie van de trocar wordt het een open buikoperatie. De bloeding wordt gestopt en de ingreep is succesvol, maar kort na de operatie krijgt klaagster last van darmproblemen die in ernst toenemen en leiden tot arbeidsongeschiktheid en het aanbrengen van een stoma. Klaagster is van opvatting dat deze problemen zijn veroorzaakt door een verkeerd uitgevoerde operatie door de gynaecoloog. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6941

    Deels gegronde klacht tegen een arts. Klager heeft een urgentieaanvraag gedaan voor zelfstandige woonruimte in de buurt van zijn ouders. De urgentieaanvraag was gestoeld op mantelzorg. Verweerster heeft als arts Indicatie en advies op basis van de stukken die door klager waren aangeleverd hierover een mondeling advies gegeven tijdens de vergadering van de urgentiecommissie. Klager is van mening dat het advies niet zorgvuldig is geweest, onder meer omdat verweerster geen nader onderzoek heeft ingesteld en zonder klager te hebben gesproken of gezien een mondeling advies heeft uitgebracht.Het college oordeelt als volgt. Verweerster heeft, hoewel daartoe ter zitting uitgenodigd, niet of althans onvoldoende onderbouwd waarom zij de informatie van de huisarts heeft genegeerd en de informatie van de psychiater niet heeft opgevraagd. Indien en voor zover hieraan tijdgebrek of budgettaire redenen ten grondslag liggen (zoals in het verweerschrift naar voren is gebracht) acht het college dit eveneens verwijtbaar. Het is immers juist verweersters taak als adviserend arts om de zorgvuldigheid van haar sociaal medische advies te waarborgen en naar het oordeel van het college heeft zij dit onvoldoende gedaan. Wat betreft de aan verweerster op te leggen maatregel oordeelt het college dat ter zitting duidelijk is geworden dat de werkwijze van de commissie die zij ondersteunde op belangrijke punten niet aan de zorgvuldigheidseisen voldeed. Zij heeft hierin onvoldoende regie genomen en tegenwicht geboden en ter zitting weinig inzicht getoond in haar handelen. Het college legt aan verweerster daarom de maatregel van een berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7234

    Deels gegronde klacht tegen een arts. De arts is werkzaam in een kliniek voor huidbehandelingen, cosmetische fillers en botox. Klaagster heeft een combinatiebehandeling van fillers en botox gehad, uitgevoerd door de arts. Zij was niet tevreden over het resultaat. Bij het nazorggesprek is zij behandeld door een verpleegkundige, die fillers heeft ingespoten. Klaagster is niet tevreden over de behandeling en de nazorg, vindt dat de dossiervoering onvoldoende was en dat de arts de verpleegkundige behandelingen heeft laten uitvoeren waartoe zij niet bevoegd is. Het college kan niet vaststellen dat de behandeling onjuist is uitgevoerd. Wel stelt het college vast dat de arts tenminste betrokken had moeten zijn bij de behandeling door de verpleegkundige. Het gaat om een voorbehouden handeling, het is niet duidelijk of alleen artsen dit mogen doen of verpleegkundigen ook als een arts betrokken is. De verpleegkundige was alleen in de kliniek. De arts en de verpleegkundige hebben wel telefonisch overleg gevoerd, maar supervisie op afstand acht het college bij een dergelijke behandeling niet voldoende. Hierdoor staat ook vast dat de nazorg onvoldoende was. Voorts is het dossier te summier, er staan enkel eenheden of hoeveelheden in het dossier, zonder duiding van het product. Overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht deels gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7235

    Deels gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige is werkzaam in een kliniek voor huidbehandelingen, cosmetische fillers en botox. Klaagster heeft een combinatiebehandeling van fillers en botox gehad, uitgevoerd door een arts. Zij was niet tevreden over het resultaat. Bij het nazorggesprek is zij behandeld door de verpleegkundige, die fillers heeft ingespoten. Klaagster vindt onder andere dat de behandeling niet goed is uitgevoerd, dat de nazorg en de dossiervoering onvoldoende was en dat de verpleegkundige niet zelfstandig consulten en behandelingen mag uitvoeren. Het gaat om een voorbehouden handeling, het is niet duidelijk of alleen artsen dit mogen doen of verpleegkundigen ook als een arts betrokken is. De arts had tenminste betrokken moeten zijn bij de behandeling door de verpleegkundige. De verpleegkundige was alleen in de kliniek. De arts en de verpleegkundige hebben wel telefonisch overleg gevoerd, maar supervisie op afstand acht het college bij een dergelijke behandeling niet voldoende. Voorts is het dossier te summier, er staan enkel eenheden of hoeveelheden in het dossier, zonder duiding van het product. Het gebruikte informed consentformulier was daarnaast niet toepasselijk. Overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht deels gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7526

    Klacht tegen radioloog. Klager is vanwege rugklachten naar het ziekenhuis verwezen voor röntgenfoto’s. De foto’s zijn door de radioloog beoordeeld en door hem is hierover gerapporteerd. De klacht heeft betrekking op het onderzoek door de radioloog en de verslaglegging. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.