Zoekresultaten 801-810 van de 833 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:152 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-123/DH/RO/D

    Dekenbezwaar. Uit de door de deken aangevoerde omstandigheden volgt dat verweerder onvoldoende blijk geeft van een betamelijke, onafhankelijke en professionele beroepsuitoefening. Verweerder komt daardoor herhaaldelijk in conflict met rechters en personeel van PI’s en overschrijdt daarbij de grenzen van het betamelijke. Verweerder toont geen respect voor de regels en de (volle) agenda’s van de ketenpartners in strafzaken en geeft de indruk van mening te zijn dat alle partijen voor zijn persoonlijke praktijkvoering moeten wijken. Dit heeft er onder meer toe geleid dat hem de toegang tot diverse PI’s is ontzegd. De raad acht dat ernstig, temeer nu verweerder het laakbare van zijn handelwijze niet in lijkt te zien en de zorgelijke signalen eerder toe- dan afnemen. Met zijn houding heeft verweerder niet alleen de belangen van derden onnodig geschaad, maar ook die van zijn eigen cliënten en het algehele vertrouwen in de advocatuur. De raad neemt met name hoog op dat door verweerders handelen de uitzonderingspositie voor advocaten om digitale gegevensdragers naar de PI’s mee te mogen nemen in gevaar kan worden gebracht, juist in een periode waarin de vertrouwelijke communicatie tussen gedetineerden en hun advocaten al onder druk staat. De signalen zijn ieder voor zich wellicht onvoldoende voor het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel, maar het terugkerende karakter ervan en de jonge leeftijd en relatieve onervarenheid van verweerder als advocaat maken dat de raad met de deken van oordeel is dat enige hulp en begeleiding van verweerder door een onafhankelijke derde geboden is. Voorwaardelijke schorsing van vier weken met als bijzondere voorwaarde het volgen van een coachingstraject.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:159 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-511/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een geschil tussen ondernemingen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Niet gebleken is dat verweerder heeft gelogen over zijn betrokkenheid bij de totstandkoming van de overnameovereenkomst. Evenmin is gebleken van ondoelmatig handelen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:153 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-074/DH/RO

    Raadsbeslissing. Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor de vennootschap mogen blijven verrichten tot het moment dat de door de OK benoemde interim-bestuurder besloot dat het beter was als verweerder niet langer als advocaat van de vennootschap zou blijven optreden. Het feit dat de OK heeft besloten een interim-bestuurder te benoemen, betekent immers niet dat daarmee automatisch ook de opdracht van de vennootschap aan verweerder was beëindigd en dat sprake was van een belangenconflict. Verder was de interim-bestuurder van de vennootschap zelfstandig bevoegd om de vennootschap te vertegenwoordigen. In dat kader was de interim-bestuurder ook bevoegd om de declaratie van verweerder, met bijgaande urenspecificatie, goed te keuren en betaalbaar te stellen. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:160 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-510/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken is dat verweerster verklaringen heeft gewijzigd. Klager had verder een eigen advocaat en kon zelf stukken inbrengen in de procedure.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:154 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-481/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk omdat het griffierecht te laat is betaald.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:149 Raad van Discipline Amsterdam 24-289/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening door de eigen advocaat in alle klachtonderdelen gegrond. Verweerder heeft klager zonder enige vorm van bijstand en in onwetendheid achtergelaten. Een en ander rechtvaardigt naar het oordeel van de raad de oplegging van de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één week.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:150 Raad van Discipline Amsterdam 24-331/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij ongegrond. Verweerder heeft de grenzen van de hem als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Van een onvoldoende professionele distantie van verweerder tot zijn cliënt, is de raad niet gebleken. Daarnaast heeft verweerder als advocaat van de wederpartij onder de gegeven omstandigheden niet klachtwaardig gehandeld door niet in minnelijk overleg te treden.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:151 Raad van Discipline Amsterdam 24-350/A/A

    Raadsbeslissing. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door er bij het geven van de opdracht voor een onafhankelijk onderzoek bij de vennootschap, onvoldoende zorg voor te dragen dat dit onderzoek ook op een evenwichtige wijze, met inachtneming van de posities van de beide bestuurders, werd verricht. Deze handelwijze strookt niet met hetgeen een behoorlijk handelend advocaat betaamt. De raad acht, gelet op het blanco tuchtrechtelijk verleden van verweerder, de maatregel van een waarschuwing passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:148 Raad van Discipline Amsterdam 24-288/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening door de eigen advocaat in alle klachtonderdelen ongegrond. Dat klaagster uiteindelijk op het punt van de eindafrekening in het ongelijk is gesteld, betekent niet dat verweerder ook meteen een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Dat verweerder klaagster op enig moment onjuist zou hebben geïnformeerd over een verjaringstermijn, is de raad niet gebleken en dit wordt ook door verweerder betwist. Evenmin is de raad gebleken dat verweerder heeft verzuimd om tijdig actie te ondernemen waardoor klaagster geen schade meer kon verhalen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:150 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2358

    Klacht tegen een psychiater in hoedanigheid van geneesheer-directeur. De minderjarige dochter van klaagster was vrijwillig opgenomen in de kliniek waar de psychiater als geneesheer-directeur werkzaam is. Tijdens haar opname heeft de dochter meermalen (ernstig) geweld gepleegd dan wel daarmee gedreigd. Na een ernstig incident waarbij een medewerker van de kliniek door toedoen van de dochter ernstige brandwonden opliep, is hiervan aangifte gedaan bij de politie en besloten dat de opname moest worden beëindigd. Klaagster verwijt de psychiater, samengevat, dat zij heeft nagelaten haar dochter door te verwijzen naar een andere therapeutische setting, haar dochter zonder enige nazorg op straat heeft gezet, ervoor heeft gezorgd dat haar dochter een trauma heeft opgelopen, omdat zij zonder goede reden aan Justitie werd overgedragen, en dat zij zich onprofessioneel heeft gedragen. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klachtonderdelen a), b) en d) gegrond en legt aan de psychiater de maatregel van berisping op. De psychiater komt in beroep tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de psychiater geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt en verklaart de klacht alsnog ongegrond. De maatregel van bersping komt daarmee te vervallen.