Zoekresultaten 31-40 van de 45 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5663

    De psychiater heeft een derde deskundigenrapport opgesteld in een langlopende letselschadeprocedure na een ongeval. Zij concludeert dat klager vermoedelijk een paranoïde persoonlijkheidsstoornis heeft die niet het gevolg is van het ongeval. De klager betwist de werkwijze en de conclusies van de psychiater. Het college verklaart de klacht gegrond. De psychiater had een goede onderzoeksopzet en methode, maar zij verwoordde haar bevindingen op een manier die niet objectief was en de feiten vervormde. Dit heeft geleid tot de schijn van vooringenomenheid en onzorgvuldigheid, wat in strijd is met de beroepsnormen. Daarnaast maakt de psychiater in haar rapportage een niet onderbouwde stap van een ‘vermoedelijke persoonlijkheidsstoornis’ naar een diagnostische conclusie “persoonlijkheidsstoornis,” waarbij deze diagnostische conclusie een bepalende rol heeft ten aanzien van het doel waarvoor het onderzoek is aangevraagd. Juist binnen de complexe context van deze zeer specifieke zaak heeft zij als rapporterend psychiater niet voldaan aan de kernwaarden zorgvuldigheid in formulering en onpartijdigheid. Zij heeft zich ook onvoldoende reflectief en leerbaar opgesteld. Daarom legt het college de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5878

    Verweerder (longarts) wordt door klagers (patiënt en zoon van patiënt) verweten dat verweerder een verkeerde diagnose heeft gesteld en/of een onjuiste behandeling heeft uitgevoerd. Daardoor zou mogelijk schade zijn ontstaan. Verweerder heeft zich onprofessioneel gedragen richting de familie van patiënt door de familie aan te geven dat patiënt ongeneeslijk ziek zou zijn.Oordeel college: zoon van patiënt is voor enkele klachtonderdelen kennelijk niet-ontvankelijk omdat hij geen rechtstreeks belanghebbende is en daarom niet klachtgerechtigd is. Het college behandelt geen gevolgen van het handelen van verweerder. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6133

    Klaagster beweert op jonge leeftijd hersenletsel te hebben opgelopen, wat haar leven belemmert. Ze zoekt erkenning en een operatie, maar medische scans tonen geen letsel. Ze beschuldigt de psychiater ervan dat deze haar in een psychiatrische instelling wil plaatsen. Het college concludeert dat de psychiater adequaat heeft gehandeld, haar problemen serieus heeft genomen en haar naar een gespecialiseerd ziekenhuis heeft doorverwezen. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:137 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6639

    Klaagster deels niet-ontvankelijk en deels ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Klaagster vindt dat zij, ondanks haar positie als wettelijk vertegenwoordigster, niet of onvoldoende is geïnformeerd over de behandeling van haar moeder, die is overleden. Ook verwijt zij de specialist ouderengeneeskunde dat de medische behandeling (palliatieve sedatie) onjuist was. Uit het medisch dossier en hetgeen tijdens de zitting is besproken kan niet worden afgeleid dat de moeder ontevreden was over de medische behandeling en dat zij daarover een klacht had willen indienen. Gesteld noch gebleken is dat moeder informatie is onthouden over (de gevolgen van) de behandeling, of zich anderszins feiten of omstandigheden zich hebben voorgedaan die – indien moeder daarvan op de hoogte zou zijn geweest – zouden hebben geleid tot een andere beslissing dan door moeder genomen. Dit betekent dat klaagster deels niet-ontvankelijk is in haar klacht. Vanaf het moment dat moeder dat moeder niet meer aanspreekbaar was en zij haar wil niet meer (in voldoende mate) kon bepalen en/of uiten, trad klaagster op als wettelijk vertegenwoordiger van haar moeder en is zij ontvankelijk in haar klacht. Het college is op grond van de vastleggingen in het medisch dossier en de toelichting ter zitting van oordeel dat klaagster door de specialist ouderengeneeskunde in voldoende mate is geïnformeerd. Het college overweegt verder dat het medisch dossier van moeder geen aanwijzingen bevat dat op enig moment een palliatieve sedatie is ingezet. Moeder is overleden aan de gevolgen van ernstig leverfalen. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond verklaard. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6640

    Klaagster deels niet-ontvankelijk en deels ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. Klaagster vindt dat zij, ondanks haar positie als wettelijk vertegenwoordigster, niet of onvoldoende is geïnformeerd over de behandeling van haar moeder, die is overleden. Ook verwijt zij de verpleegkundig specialist dat de medische behandeling (palliatieve sedatie) onjuist was. Uit het medisch dossier en hetgeen tijdens de zitting is besproken kan niet worden afgeleid dat de moeder ontevreden was over de medische behandeling en dat zij daarover een klacht had willen indienen. Gesteld noch gebleken is dat moeder informatie is onthouden over (de gevolgen van) de behandeling, of zich anderszins feiten of omstandigheden zich hebben voorgedaan die – indien moeder daarvan op de hoogte zou zijn geweest – zouden hebben geleid tot een andere beslissing dan door moeder genomen. Dit betekent dat klaagster deels niet-ontvankelijk is in haar klacht. Vanaf het moment dat moeder dat moeder niet meer aanspreekbaar was en zij haar wil niet meer (in voldoende mate) kon bepalen en/of uiten, trad klaagster op als wettelijk vertegenwoordiger van haar moeder en is zij ontvankelijk in haar klacht. Het college is op grond van de vastleggingen in het medisch dossier en de toelichting ter zitting van oordeel dat klaagster door de verpleegkundige specialist in voldoende mate is geïnformeerd. Het college overweegt verder dat het medisch dossier van moeder geen aanwijzingen bevat dat op enig moment een palliatieve sedatie is ingezet. Moeder is overleden aan de gevolgen van ernstig leverfalen. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond verklaard. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:106 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2131

    Klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klaagster is door de chirurg geopereerd aan haar linkervoet vanwege een hallux valgus. Klaagster verwijt de chirurg dat zij te weinig nazorg heeft geleverd na een operatie die waarschijnlijk ook niet goed is gegaan. Klaagster heeft daardoor nog steeds veel pijn. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:107 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2172 en C2023/2211

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij zich bij onderzoeken seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen. Het Regionaal Tuchtcollege kan niet vaststellen dat de huisarts zich seksueel grensoverschrijdend jegens klaagster heeft gehandeld en verklaart de klacht ongegrond. Klaagster en de inspectie komen van deze klacht in beroep. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de verklaringen van klaagster consistent en betrouwbaar zijn en hecht daar meer waarde aan dan aan de ontkenningen door de huisarts. Daarbij neemt het Centraal Tuchtcollege in aanmerking dat sprake is van een patroon in het gedrag van de huisarts. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt daarom aannemelijk dat sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, verklaart het klachtonderdeel ten aanzien van het seksueel grensoverschrijdend gedrag alsnog gegrond, legt de huisarts de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op en ontzegt de huisarts het recht om opnieuw in het BIG-register ingeschreven te worden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:108 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2032

    Klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster is de moeder van een – destijds – drie maanden oude baby die in het ziekenhuis was opgenomen vanwege een infectie met het RS-virus. Klaagster sliep bij haar zoon op de kamer. De verpleegkundige had die nacht dienst en maakte klaagster rond 23.30 uur wakker omdat haar zoon sinds 23.00 uur lag te huilen en een fles nodig had. De klacht gaat over de wijze waarop klaagster door de verpleegkundige werd gewekt. Ook stelt klaagster dat haar zoon die nacht niet de nodige zorg heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het deel van de klacht dat gaat over de zorg voor de zoon van klaagster gegrond en legt aan de verpleegkundige op de maatregel van waarschuwing. Het beroep van klaagster wordt voor het overige verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:109 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2165

    Klacht tegen een verpleegkundige. Klaagster is de instelling waar de verpleegkundige heeft gewerkt. De klacht gaat over het feit dat de verpleegkundige zich seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen tegenover een kwetsbare patiënte die aan zijn zorg was toevertrouwd en dat hij medicatie heeft ontvreemd en aan de patiënte heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van schorsing op voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes voorwaardelijk. De verpleegkundige is van deze beslissing in beroep gekomen. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om de klacht gedeeltelijk gegrond te verklaren en om geen, althans een minder zware, maatregel op te leggen zoals een volledig voorwaardelijke schorsing. Het Centraal Tuchtcollege is ook van oordeel dat de klacht in zijn geheel gegrond is, en dat de maatregel van schorsing van twaalf maanden waarvan zes voorwaardelijk, passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:58 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5907

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen arts, werkzaam bij arbodienst. Klaagster is langdurig uitgevallen voor haar werk als activiteitenbegeleidster nadat zij een klokkenluidersmelding had gedaan over fraude binnen haar team. In het kader van haar re-integratie hebben er meerdere contacten met verweerster plaatsgevonden. Volgens klaagster heeft verweerster verkeerde (re-integratie)adviezen gegeven, waardoor haar gezondheid ernstig is geschaad. Hierover maakt zij verweerster meerdere verwijten. Het college verklaart de klacht gegrond voor zover deze betrekking heeft op het ontbreken van uitleg aan klaagster dat verweerster onder supervisie werkte, het weigeren van toegang tot het spreekuur en het zonder kenbare afweging niet meenemen van Long COVID in de vraagstelling beroepsziekte aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Het college legt aan de arts hiervoor een waarschuwing op.