Zoekresultaten 1131-1140 van de 1395 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:123 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-557/AL/MN 23-560/AL/MN

    Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5334

    Oogarts: Verweerder wordt verweten dat: a) hij bij de staaroperatie aan het linkeroog van klager een lens met een verkeerde sterkte heeft geïmplanteerd; b) hij klager niet tijdig heeft geïnformeerd over de gegevens betreffende de ingebrachte kunstlens; c) hij klager niet heeft verwezen naar een andere oogarts; d) zijn klachtenregeling niet naar behoren functioneert en dat klager geen reactie heeft ontvangen op zijn terugbelverzoek; e) hij niet tijdig een afschrift van het medisch dossier aan klager heeft verstrekt.Het college oordeelt klacht onderdeel a) gegrond omdat verweerder als operateur had moeten controleren of de richtlijn voor de berekening van de te implanteren lens was gevolgd. Het college acht de overige klachtonderdelen ongegrond. Maatregel: waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:135 Hof van Discipline 's Gravenhage 230024

    Klacht over eigen advocaat. In deze zaak draait het om de vraag of verweerder voldoende deskundigheid bezat om de zaak van klagers aan te nemen. De raad oordeelde dat dit niet het geval was en verklaarde daarom de klacht in zoverre gegrond. Het hof komt tot een ander oordeel. Volgens het hof is niet gebleken dat de deskundigheid van verweerder tekortschoot. Het betoog van klagers op dit punt is ook moeilijk te rijmen met hun herhaalde (en vergeefse) verzoeken aan verweerder om de zaak weer op te pakken, nadat verweerder zijn werkzaamheden had neergelegd wegens een vertrouwensbreuk. Het betoog van klagers vindt ook geen steun in het feitelijke vervolg van de zaak van klagers, nadat verweerder zijn bijstand had beëindigd. Hoewel sprake is geweest van moeizame communicatie tussen verweerder en klager, kan dit naar het oordeel van het hof niet aan gebrekkige deskundigheid van verweerder worden toegeschreven. Het hof verklaart de klacht daarom alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:124 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-630/AL/GLD

    Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5335

    Oogarts: Verweerder wordt verweten dat: a) hij de gegevens van de laserbehandeling in 2003 niet heeft opgevraagd bij de voorbereiding van de operatie in 2022; b1) hij klager voorafgaand aan de operatie onvoldoende informatie heeft gegeven; b2) hij bij het constateren van een restafwijking van +2.75 bij de postoperatieve controle onvolledige en onjuiste informatie aan klager heeft gegeven, onjuist advies aan klager heeft verstrekt en geen empathie heeft getoond; c) hij geen gesprek met klager in het bijzijn van zijn collega-oogarts operateur wilde voeren.Het college oordeelt klacht onderdeel a) gegrond omdat verweerder de richtlijn voor de berekening van de te implanteren lens diende te volgen ofwel diende te motiveren waarom hij die richtlijn niet heeft gevolgd. Het college acht de overige klachtonderdelen ongegrond. Maatregel: waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6341

    Deels gegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster is gestruikeld en heeft zich met pijnklachten aan haar voet gewend tot de fysiotherapiepraktijk waar verweerder werkzaam is. Verweerder heeft, onder supervisie, de intake gedaan en heeft een conservatief beleid ingezet. Hierna heeft klaagster nog vier behandelingen gehad bij verweerder en een collega-fysiotherapeut (de supervisor). Na vijf weken heeft klaagster zich tot een andere fysiotherapeut gewend en is een echo en röntgenfoto van de voet gemaakt. Hieruit bleek dat een van de middenvoetsbeentjes was gebroken. Klaagster verwijt verweerder onder andere dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld en onnodig lang een onjuiste behandeling heeft gegeven met een vertraagde genezing tot gevolg. Gebleken is dat verweerder ten tijde van de eerste drie consulten geen geldige BIG-registratie als fysiotherapeut had. Het college rekent het verweerder aan dat hij dit niet aan klaagster heeft verteld en haar zo de kans ontnomen heeft te worden behandeld door iemand die tuchtrechtelijk toetsbaar is. Hoe zeer laakbaar ook, doordat verweerder niet ingeschreven stond is hij voor die periode ten aanzien van zijn handelen of nalaten niet onderworpen aan het tuchtrecht en is klaagster in dat deel van haar klacht niet-ontvankelijk. Voor het deel van haar klacht dat ziet op de periode dat verweerder wel geregistreerd was overweegt het college dat hoewel verweerder de behandelingen uit heeft gevoerd onder supervisie en hij geen eindverantwoordelijkheid draagt, een eigen inbreng en kritisch geluid wel op zijn plaats was geweest. Toen er na driemaal repositie cuboid nog geen wezenlijke verbetering was had van verweerder verwacht mogen worden dat hij zijn eerdere gedachten over het maken van een röntgenfoto zou heroverwegen en een meer kritische houding ten aanzien van het behandelplan en verloop hardop had uitsproken. Dit nalaten is hem tuchtrechtelijk te verwijten maar, in de gegeven omstandigheden, niet zodanig dat het college komt tot het opleggen van een maatregel. Daarbij let het college met name op het feit dat verweerder zijn opleiding nog maar zeer recent had afgerond en feitelijk nog werkte onder supervisie. Het college verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:107 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6441

    Gegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster is gestruikeld en heeft zich met pijnklachten aan haar voet gewend tot de fysiotherapiepraktijk waar verweerder werkzaam is. Een collega-fysiotherapeut die onder supervisie stond van verweerder, heeft de intake gedaan en heeft een conservatief beleid ingezet. Hierna heeft klaagster nog vier behandelingen gehad bij de collega-fysiotherapeut en bij verweerder. Na vijf weken heeft klaagster zich tot een andere fysiotherapeut gewend en is een echo en röntgenfoto van de voet gemaakt. Hieruit bleek dat een van de middenvoetsbeentjes was gebroken. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij zonder adequate differentiële diagnose na het voettrauma onjuiste behandelingen is gestart en dat hij zonder aanvullend onderzoek de behandeling heeft voortgezet. Met als gevolg dat de genezing van de voet is verstoord. Het college overweegt dat de richtlijn Enkelletsel van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (hierna: de KNGF-richtlijn) voorschrijft dat na een anamnese en lichamelijk onderzoek als indicatie voor het maken van een röntgenfoto, de Ottawa Ankle Rules (OAR) gebruikt dienen te worden om een fractuur uit te sluiten. Het uiterlijk van de voet samen met de pijnklachten van klaagster waren, conform de KNGF-richtlijn en de OAR, een indicatie voor het maken van een röntgenfoto. Zonder zelfstandig onderzoek te doen is verweerder meegegaan in de verkeerd gestelde diagnose van de collega-fysiotherapeut. Naar het oordeel van het college heeft verweerder daarmee onvoldoende supervisie uitgeoefend. Door klaagster niet in te sturen voor een röntgenfoto terwijl daarvoor wel een duidelijke aanleiding was, heeft verweerder gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten. Extra zorgwekkend acht het college de omstandigheid dat verweerder ter zitting duidelijk heeft gemaakt nauwelijks in te zien dat zijn handelswijze onjuist was en dat hij verklaarde in een voorkomende situatie wederom hetzelfde te doen. Het college is van oordeel dat de maatregel van een berisping passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:90 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2066

    Klacht tegen een verpleegkundige over grensoverschrijdend gedrag. Klaagster is de voormalig werkgever van de verpleegkundige. De verpleegkundige is een seksuele relatie aangegaan met een patiënte die aan zijn zorg was toevertrouwd. Het Regionale Tuchtcollege oordeelt dat de verpleegkundige daarmee in strijd met de beroepsnormen heeft gehandeld en verklaart de klacht gegrond. Dat college acht een voorwaardelijke schorsing van 12 maanden een passende maatregel. Door voorwaarden te stellen aan de schorsing krijgt de verpleegkundige de kans om bij zijn huidige werkgever werkzaam te blijven in een administratieve functie, terwijl hij in therapie gaat werken aan zijn problematiek. De verpleegkundige komt in beroep bij het Centraal Tuchtcollege op tegen de aan de schorsing verbonden bijzondere voorwaarden. Hij vindt deze te streng, omdat hij hierdoor zijn werk als verpleegkundige niet kan uitvoeren. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionale Tuchtcollege en past de aan de schorsing verbonden bijzondere voorwaarden aan.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:132 Hof van Discipline 's Gravenhage 230207

    Verweerder heeft hoger beroep tegen beslissing raad ingetrokken. Hof bepaalt ingangsdatum schorsing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:133 Hof van Discipline 's Gravenhage 230322

    Het betreft hier een klacht over de advocaat wederpartij in een familiezaak. Verweerder staat de biologische vader in deze procedure bij. Verweerder heeft klaagster en haar advocaat niet over het indienen van een verzoekschrift geïnformeerd. Hoewel de oproeping van partijen in een verzoekschriftprocedure de verantwoordelijkheid van de rechtbank is, is klaagster – anders dan de raad - van oordeel dat verweerder klaagster en haar advocaat had moeten berichten en de verhinderdata moeten opvragen. Door dit na te laten zou verweerder tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat het hem niet bekend was dat klaagster zich liet bijstaan door een advocaat en dat zich ook geen advocaat bij hem heeft gemeld. Bekrachtiging beslissing raad. Klacht ongegrond.