ECLI:NL:TDIVTC:2024:43 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2023/6

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2024:43
Datum uitspraak: 11-12-2024
Datum publicatie: 23-01-2025
Zaaknummer(s): 2023/6
Onderwerp: Overige diersoorten, subonderwerp: -
Beslissingen: Gegrond met boete
Inhoudsindicatie: Rund. Dierenarts levert antibiotica (in de vorm van ‘droogzetters) aan een rundveehouder, zonder te voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen. [Gegrond] Er volgt geldboete van € 4.000, waarvan € 2.000 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak in de zaak van

de klachtambtenaar, bedoeld in artikel 8.15 lid 2, onderdeel b, van de Wet dieren,

hierna: de klachtambtenaar,

tegen

dierenarts Y.,

hierna: beklaagde.

-------------------------------------------------------------------------------------------------

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 27 juni 2024. Daarbij was mr. Y.C.E.H. Goos aanwezig als gemachtigde van de klachtambtenaar, alsook beklaagde, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. T.A.M. van Oosterhout. Na de zitting is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt naar de kern genomen verweten dat er antibiotica (in de vorm van ‘droogzetters) aan een rundveehouder zijn afgeleverd, zonder dat was voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden van bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen, waarmee risico’s zijn geschapen voor de dier- en volksgezondheid.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de levering van het diergeneesmiddel Orbenin Extra Dry Cow (REG NL 6901). Dit betreft een antibioticum dat wordt gebruikt tijdens het droogzetten van een koe (het opwekken van een tijdelijke lactatiestop) in het kader van mastitis (uierontsteking) in die periode. Het wordt hierom ook wel aangeduid als ‘droogzetter’. Orbenin Extra Dry Cow dient na de laatste melkbeurt eenmaal te worden toegediend: één injector per kwartier.

3.2. Op 17 november 2021 hebben twee inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) een controle uitgevoerd op het adres van V, gevestigd te A (hierna: de rundveehouder). De aanleiding voor deze controle was een melding van een dubieus Voedsel Keten Informatie (VKI) formulier met betrekking tot een rund afkomstig van de rundveehouder. De NVWA-inspecteurs hebben inzage gevraagd en gekregen in de op het bedrijf aanwezige diergeneesmiddelen. Er is toen aangetroffen:

  • een verpakking Orbenin Extra Dry Cow voor 60 injectoren, die was geleverd op 6 oktober 2021, waarin zich nog 22 injectoren bevonden;
  • een volle verpakking Orbenin Extra Dry Cow voor 60 injectoren, die was geleverd op 15 november 2021.

In de administratie met betrekking tot van de toegepaste diergeneesmiddelen van de rundveehouder (hierna: de logboeken) troffen de NVWA-inspecteurs geen vermelding van het toepassen van Orbenin Extra Dry Cow aan. Toepassing van dit middel werd volgens de rundveehouder evenmin op een andere wijze bijgehouden. De rundveehouder heeft hierover verklaard:

Alle koeien die worden drooggezet worden behandeld met Orbenin Extra Dry Cow. Om deze reden vermeld ik de behandelde dieren niet in een logboek. Dit droogzetten doe ik op eigen initiatief. In het verleden heb ik hier wel eens met de dierenarts over gesproken, maar niet uitgebreid.”

3.3. De NVWA-inspecteur die het hieronder in 3.7 genoemde berechtingsrapport heeft opgesteld (hierna: de NVWA-rapporteur) heeft op een later moment MediRund, de door de overheid aangewezen databank voor de centrale registratie van antibiotica in de rundersector, geraadpleegd. Hij heeft daarin gezien dat in de periode van 16 november 2020 tot en met 16 november 2021 (hierna: de onderzoeksperiode) zes keer een verpakking Orbenin Extra Dry Cow voor 60 injectoren door of namens beklaagde of zijn praktijkgenoot dierenarts W (hierna: W) is afgeleverd aan de rundveehouder. Hieronder vallen dus ook de twee hierboven in 3.2 genoemde verpakkingen Orbenin Extra Dry Cow.

3.4. Tussen de rundveehouder en beklaagde gold, in ieder geval tijdens de onderzoeksperiode, een zogenoemde ‘1-op-1-overeenkomst’. De 1-op-1 overeenkomst vindt haar grondslag in de regeling die door de Stichting Geborgde Dierenarts is vastgelegd in het Reglement ‘Geborgde Rundveedierenarts’ en beoogt de kwaliteit van dienstverlening door dierenartsen aan rundveebedrijven te bevorderen. Een dierenarts die een dergelijke 1-op-1 overeenkomst met een veehouder heeft wordt doorgaans als de ‘1-op-1 dierenarts’ aangeduid. De 1-op-1 overeenkomst omvat alle veterinaire diensten geleverd op het melk-/rundveebedrijf. De 1-op-1 dierenarts is eindverantwoordelijk voor de voorgeschreven diergeneesmiddelen op een bedrijf waarmee een dergelijke overeenkomst bestaat.

3.5. Op 3 december 2021 hebben de NVWA-inspecteurs wederom een controle uitgevoerd bij de rundveehouder. De rundveehouder heeft toen op verzoek van de inspecteurs de volgende gegevens laten zien:

  1. het bedrijfsgezondheidsplan van de rundveehouder in het online managementsysteem KoeKompas, dat is opgesteld op 15 november 2021 door dierenarts W naar aanleiding van een op die dag door haar uitgevoerd bezoek op het bedrijf van de rundveehouder. Een bedrijfsgezondheidsplan behoort een beschrijving te bevatten van, kort gezegd, de gezondheidssituatie van de dieren en het medicijngebruik op het bedrijf, een overzicht van maatregelen ter verbetering van de diergezondheid en een regeling voor bijzondere situaties. De NVWA-inspecteurs zagen in het KoeKompas geen opmerkingen staan over problemen met mastitis of het gebruik van droogzetinjectoren. Evenmin zagen zij daarin een overzicht van maatregelen ter verbetering van de diergezondheidssituatie op het bedrijf waaronder in ieder geval maatregelen gericht op het verminderen van de toepassing van antimicrobiële middelen.
  2. het bedrijfsbehandelplan van de rundveehouder dat op 22 april 2021 is ondertekend door beklaagde. In een bedrijfsbehandelplan behoren alle ziektes en aandoeningen die regelmatig voorkomen op het bedrijf te zijn vermeld en hoe deze worden behandeld. In het bedrijfsbehandelplan staat onder “Droogzetten”:

Laag celgetal

Volgens de nieuwste droogzet richtlijn mag er geen antibiotica meer preventief worden ingezet. Koeien met minder dan 50.000 cellen (vaarzen met minder dan 150.000) op de laatste melkcontrole, mogen NIET worden drooggezet (…)

Hoog celgetal

De droogzetters, behalve (…) Orbenin Extra Dry Cow, zijn 2de keus. Tweede keus middelen zijn alleen geoorloofd te gebruiken als uit bacteriologisch onderzoek van melkmonsters blijkt dat gram negatieve kiemen een oorzaak voor mastitis op dit bedrijf zijn.

  1. de Melkproductieregistratie (MPR)-gegevens van een tiental data in de periode van 8 oktober 2020 tot en met 26 oktober 2021, waarop in opdracht van de rundveehouder een melkcontrole heeft plaatsgevonden. Er is elke zes weken een monstername uitgevoerd, waarbij afwisselend wel en niet het koecelgetal is bepaald. Het koecelgetal is de maatstaf voor het totaal aantal cellen per milliliter melk en een verhoogd celgetal in een kwartier vormt een aanwijzing voor een ontsteking.

3.6. De rundveehouder heeft op 3 december 2021 aan de NVWA-inspecteurs verklaard:

Toen een aantal jaren geleden niet meer preventief mocht worden drooggezet met antibiotica, hebben wij een tijdje selectief de koeien drooggezet op basis van het celgetal. Wij kregen toen veel problemen met zieke koeien als gevolg van uierontsteking. Wij zijn toen weer gestart met het behandelen van bijna alle koeien met Orbenin Extra Dry Cow. Vanaf dat moment zijn de problemen met uierontsteking afgenomen.

Ik ben op de hoogte dat koeien mogen worden drooggezet met antibiotica vanaf de waardes die in het Bedrijfsbehandelplan worden genoemd. Ik weet dat dit voor koeien een celgetal is van 50.000 en voor vaarzen een celgetal van 150.000.

Mijn dierenartsen zijn [beklaagde] en [W]. Met deze dierenartsen heb ik niet uitvoerig gesproken over de inzet van droogzetters d.m.v. Orbenin.

Jaarlijks wordt het gebruik van antibiotica op het bedrijf geëvalueerd met [beklaagde]. [Beklaagde] heeft niet veel opmerkingen gemaakt over de toepassing van droogzetters en wij hebben geen onderzoek verricht naar de mogelijke oorzaken van de problemen die ontstaan als we geen droogzetters toepassen.”

3.7. Op 10 december 2021 heeft de NVWA-rapporteur gesproken met beklaagde. Beklaagde heeft toen verklaard:

De jaarlijkse evaluatie en de verslaglegging m.b.t. het antibioticagebruik op het bedrijf van [de rundveehouder] wordt gedaan d.m.v. het KoeKompas. Ik wist niet dat op het bedrijf van [de rundveehouder] droogzetinjectoren niet selectief worden toegepast. In het verleden heb ik weleens aangegeven dat er selectief moet worden drooggezet. Dit staat ook in het Bedrijfsgezondheidsplan van 2019. Het blijkt dat het advies m.b.t. het selectief droogzetten niet is opgevolgd. Op basis van de afgegeven Orbenin Extra Dry Cow heb ik niet vastgesteld dat er nagenoeg 100% van de koeien wordt drooggezet met Orbenin Extra Dry Cow. [Bacteriologische onderzoeken] worden niet gedaan. Dit doen ze niet. Dit heb ik mondeling wel eens geadviseerd. Normaal gesproken zet ik dit ook op papier. Ik weet niet of dit nu ook is gedaan. Normaal gesproken adviseer ik om [bacteriologische onderzoeken] af te nemen. Als er veel sprake is van mastitis. Op het bedrijf van [de rundveehouder] komt relatief weinig mastitis voor. Ik wordt hier weinig voor gebeld. Ik denk dat er weinig sprake is van mastitis omdat er weinig mastitis injectoren worden gebruikt. Van veel veehouders krijg ik de MPR-gegevens niet te zien. Ik heb ze bij [de rundveehouder] ook niet gezien. In het verleden toen ik de gezondheidsplannen opstelde vroeg ik er wel naar. De laatste 2 jaar hebben collega’s binnen de praktijk de KoeKompassen ingevuld. Ik heb dat de laatste jaren niet of weinig gedaan. Ik ga dit wel weer doen, Ik heb mij inmiddels opgegeven voor de cursus.”.

3.8. Ook heeft beklaagde op 10 december 2021 het op 15 april 2019 door hem ondertekende bedrijfsgezondheidsplan van de rundveehouder getoond aan de NVWA-rapporteur. Hierin staat onder “Droogstandsevaluatie”:

Alle koeien worden drooggezet met een droogzetter

en onder “Evaluatie actiepunten vorige plan”:

Gebruik droogzetters: Denk om selectief droogzetten. Voor vaarzen met een celgetal boven 50.000 en koeien met een celgetal boven 150.000 mag een droogzetter worden gebruikt. Overige koeien bij voorkeur droogzetten met een ‘speenprop’.”

3.9. Op basis van het onderzoek heeft de NVWA een voor de klachtambtenaar bestemd berechtingsrapport opgemaakt. De klachtambtenaar heeft daarop besloten de onderhavige tuchtprocedure te starten.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Aan de orde is de vraag of beklaagde in strijd heeft gehandeld met de wettelijke bepalingen en daarop gebaseerde regelgeving welke betrekking hebben op het voorschrijven en afleveren van antibiotica en daarmee is tekortgeschoten in hetgeen van hem als diergeneeskundige mocht worden verwacht, waardoor schade voor de diergezondheid kon ontstaan, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. In eerdere jurisprudentie is reeds bepaald dat het vroegere artikel 14 aanhef en onderdeel b, WUD, thans artikel 4.2 tweede lid van de Wet dieren, mede geacht moet worden betrekking te hebben op het handelen of nalaten van dierenartsen, voor zover dit implicaties heeft voor de volksgezondheid en de afzet van dierlijke producten.

5.2. Het college stelt bij het beoordelen van de klacht het volgende voorop. Het handelen van beklaagde zal door het college worden beoordeeld aan het recht zoals dat gold ten tijde van de door de NVWA onderzochte, aan de klacht ten grondslag gelegde periode van 16 november 2020 tot en met 16 november 2021. Vaststaat dat de Orbenin Extra Dry Cow in die periode telkens door of namens beklaagde of zijn praktijkgenoot W is afgeleverd aan de rundveehouder. Tevens staat vast dat beklaagde in die periode de 1-op-1 dierenarts van de rundveehouder was. Ingevolge de 1-op-1 overeenkomst is de dierenarts verantwoordelijk voor de diergeneeskundige zorg op de veehouderij, waarvan de geneesmiddelenverstrekking een essentieel onderdeel vormt. Dat betekent, zoals ook eerder in de rechtspraak is bevestigd, dat de dierenarts eindverantwoordelijk is voor de leveringen van antibiotica aan de dierhouder, ook in het geval de antibiotica door een vervangende collega‑dierenarts van dezelfde dierenartspraktijk (zoals in deze zaak: W) zijn geleverd. De 1-op-1 dierenarts behoort op de hoogte te zijn van de hoeveelheden antibiotica die aan het bedrijf worden geleverd en of dit verantwoord en op basis van een veterinaire noodzaak gebeurt.

5.3. Als antibioticum valt Orbenin Extra Dry Cow onder de UDD-middelen (zie artikel 5.8 Besluit diergeneesmiddelen en de artikelen 10.5a en 2.17 van de Regeling diergeneesmiddelen). De UDD-afleverstatus is gebaseerd op regelgeving waarmee wordt beoogd antibioticaresistentie tegen te gaan en om in dat verband zorgvuldig gebruik van antibiotica in de veehouderij te bevorderen en onnodig en overmatig gebruik te voorkomen. In dat verband geldt als hoofdregel dat antibiotica slechts door de dierenarts mogen worden voorgeschreven en toegediend (en daarom niet rechtstreeks aan de veehouder mogen worden afgeleverd) en dat de veehouder in beginsel geen antibiotica voorradig mag hebben.

5.4. Onder strikte voorwaarden mogen antibiotica, in afwijking van de hoofdregel, door de veehouder zelf onder verantwoordelijkheid van de dierenarts worden toegepast en mag daartoe een beperkte voorraad antibiotica op het bedrijf aanwezig zijn (zie artikel 2.18 lid 2 sub b Regeling diergeneesmiddelen in verbinding met bijlage 1 (lid 5 sub k) van die regeling). Daartoe moet zijn voldaan aan de voorwaarden in bijlage 9 van de Regeling diergeneesmiddelen (hierna: Bijlage 9).

5.5. Zo mag een melkveehouder voor maximaal 15% van de aanwezige en mogelijk voor een infectie vatbare dieren antibiotica die als eerste keuze middelen zijn aangemerkt op voorraad hebben, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • De veehouder en de dierenarts hebben een 1-op-1 overeenkomst.
  • Zij stellen samen een bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan op.
  • De veehouder en de dierenarts evalueren jaarlijks het bedrijfsgezondheidsplan, het bedrijfsbehandelplan en de diergezondheidssituatie op het bedrijf, waarin ook het antibioticagebruik wordt meegenomen.
  • De dierenarts bezoekt regelmatig het bedrijf en beoordeelt dan de gezondheid van de dieren en het antibioticagebruik. Voor melkveehouderijen is bepaald dat een dergelijk periodieke bezoek met evaluatie elke drie maanden plaatsvindt, maar in geval van een structureel laag antibioticagebruik kan bij wijze van vrijstelling met een jaarlijkse evaluatie en beoordeling worden volstaan.

Het college houdt het ervoor dat in de onderzoeksperiode aan deze voorwaarden werd voldaan: beklaagde was toen de 1-op-1 dierenarts van de rundveehouder, er waren een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan, die periodiek werden geëvalueerd, en gesteld noch gebleken is dat bedrijfsbezoeken niet op de voorgeschreven wijze plaats vonden; vaststaat dat de hierboven onder het laatste streepje genoemde vrijstelling toentertijd voor de rundveehouder gold. Hierom mocht de rundveehouder toen voor maximaal 15% van de aanwezige en mogelijk voor mastitis vatbare dieren Orbenin Extra Dry Cow als eerste keuze middel op voorraad hebben.

5.6. De NVWA-inspecteurs hebben tijdens de controle 17 november 2021 (zie 3.2) blijkens het berechtingsrapport in totaal 82 ongebruikte injectoren aangetroffen die door of onder verantwoordelijkheid van beklaagde waren geleverd. Deze kunnen worden gebruikt voor circa twintig koeien. Uitgaande van de stelling van de klachtambtenaar dat er bij de rundveehouder gemiddeld 135,4 vrouwelijke runderen ouder dan twee jaar aanwezig waren in de periodevan 16 november 2020 tot en met 16 november 2021, kunnen de 82 ongebruikte injectorennaar het oordeel van het collegeals toegelaten 15%-voorraad worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat er Orbenin Extra Dry Cow is afgeleverd aan de rundveehouder voor toepassing door de rundveehouder zelf en dat er een kleine voorraad op het bedrijf is aangetroffen, maken op zichzelf nog niet dat beklaagde in strijd met de wettelijke voorschriften en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.7. Het is de klachtambtenaar echter te doen om het ‘grotere plaatje’ van zes afleveringen van telkens 60 injectoren Orbenin Extra Dry Cow gedurende één jaar vanaf 16 november 2020 tot en met 16 november 2021, zoals uit MediRund naar voren is gekomen (zie 3.3). De klachtambtenaar heeft berekend, op basis van de gemiddelde hoeveelheid bij de rundveehouder aanwezige runderen alsmede van beschikbare algemene informatie over de gemiddelde vervanging van de melkveestapel, dat de rundveehouder in dat jaar nagenoeg alle aanwezige melkkoeien preventief heeft behandeld met het middel, zonder dat eerst het celgetal was bepaald. Beklaagde had, gezien de grote hoeveelheden Orbenin Extra Dry Cow (360 injectoren) die hij in dat jaar aan de rundveehouder heeft afgeleverd, en nu de rundveehouder in 2019 nog had opgemerkt dat alle koeien standaard werden drooggezet met behulp van dit middel (zie 3.8), op zijn minst een grondige evaluatie moeten uitvoeren en nadere afspraken met de rundveehouder moeten maken over het gebruik van Orbenin Extra Dry Cow en over dediergezondheid op het bedrijf. Door het middel toch in deze hoeveelheden aan de rundveehouder af te leveren, heeft beklaagde de belangrijke rol die hij als 1-op-1 dierenarts heeft om de regie op het gebied van antibioticagebruik te voeren (de zogenoemde ‘poortwachtersfunctie’), onvoldoende vervuld, aldus de klachtambtenaar.

5.8. Het college overweegt als volgt. Het feit dat het een melkveehouder onder bepaalde voorwaarden is toegestaan om een voorraad van 15% eerste keuze antibiotica zoals Orbenin Extra Dry Cow op zijn bedrijf aanwezig te hebben, wil niet zeggen dat de veehouder deze voorraad naar eigen believen mag inzetten. Achterliggende gedachte van deze 15%-voorraad is dat met een individuele curatieve behandeling door de veehouder zelf snel kan worden gehandeld om een uitbraak van een besmetting op afdelings- of stalniveau te voorkomen. Het is een veehouder slechts bij wijze van hoge uitzondering toegestaan zelf antibiotica toe te dienen en dit dient dan te gebeuren onder verantwoordelijkheid van de dierenarts; de 1-op-1 dierenarts is immers eindverantwoordelijk voor het gebruik van antibiotica door de rundveehouder op het bedrijf en dient daarover de regie te hebben en te voeren. Ingevolge de Richtlijn Antimicrobiële middelen bij het droogzetten van melkkoeien van de KNMvD (hierna: de Richtlijn) mogen bij het droogzetten van koeien alleen antimicrobiële middelen worden voorgeschreven wanneer na diagnostisch onderzoek wordt veronderstelddat de koe een uierinfectie heeft. Hierdoor dient bij koeien die met antimicrobiële middelen worden drooggezet, altijd sprake te zijn van curatief gebruik; het preventief inzetten van antibiotica om een dergelijke infectie te voorkomen, is dan ook niet toegestaan.

5.9. Het college kan de berekening van de klachtambtenaar die hem tot de conclusie heeft gebracht dat in de onderzoeksperiode alle bij de rundveehouder aanwezige melkkoeien werden behandeld met Orbenin Extra Dry Cow niet helemaal volgen. Zo lijken bijvoorbeeld ook de niet-gebruikte injectoren Orbenin Extra Dry Cow te zijn meegenomen bij het bepalen van het aantal drooggezette koeien. Er is dan ook onvoldoende grond om te kunnen concluderen dat in de onderzoeksperiode (nagenoeg) alle melkkoeien op het bedrijf van de rundveehouder standaardmatig preventief zijn behandeld met behulp van de onder verantwoordelijkheid van beklaagde afgeleverde droogzetters. Wel acht het college voldoende aannemelijk dat in die periode, gezien de afgeleverde hoeveelheden Orbenin Extra Dry Cow, in ieder geval een zeer fors deel van de op het bedrijf van de rundveehouder aanwezige koeien met behulp van dit antibioticum is drooggezet. Beklaagde heeft betoogd dat, gelet op de matige tot slechte diergezondheid op het bedrijf van de rundveehouder, niet ondenkbaar is dat een aantal koeien in aanmerking kwam voor droogzetting. Over het bepalen of een rund ervoor in aanmerking komt om op deze wijze te worden drooggezet, overweegt het college als volgt.

5.10. Ingevolge de Richtlijn is de diagnostiek van uierinfecties standaard gebaseerd op het koecelgetal, zoals dat maximaal zes weken voor het moment van droogzetten is bepaald. De volgende afkapwaardes voor het gebruik van antimicrobiële middelen bij droogzetten gelden:

  • Bij vaarzen: koecelgetal >150.000 cellen/ml
  • Bij ouderekalfskoeien: koecelgetal >50.000 cellen/ml.

In het Bedrijfsbehandelplan van de rundveehouder dat op 22 april 2021 door beklaagde is ondertekend (zie 3.5 onder b), is deze wijze van diagnosticeren – onder verwijzing naar de Richtlijn – opgenomen. Eerst indien het koecelgetal hoger is dan de hierboven genoemde waardes, kan volgens het Bedrijfsbehandelplan tijdens het droogzetten het antibioticum Orbenin Extra Dry Cow worden toegepast. Het is de rundveehouder dus niet toegestaan een rund droog te zetten zonder eerst het celgetal te hebben bepaald; bij het nalaten daarvan, wordt in strijd gehandeld met het Bedrijfsbehandelplan en de Richtlijn. De NVWA heeft, op basis van Melkproductieregistratiegegevens afkomstig van bij de rundveehouder in de onderzoeksperiode uitgevoerde melkcontroles in de periode van 8 oktober 2020 tot en met 26 oktober 2021, ten aanzien van 77 runderen geconstateerd dat geen celgetalbepaling is uitgevoerd (of dat de celgetalbepaling gedateerd en ouder dan zes weken was) dan wel dat deze een celgetal hadden dat lager was dan 150.000 (bij vaarzen) of 50.000 (bij oudere kalfskoeien). Dit heeft de NVWA ertoe geleid in haar berechtingsrapport te concluderen dat bij het droogzetten van deze runderen niet is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de Richtlijn enhet in het bedrijfsbehandelplan. Het college neemt deze conclusie, die door de klachtambtenaar ten grondslag is gelegd aan zijn klacht en die niet is weersproken door beklaagde, over. Dit betekent, in samenhang met het in 5.9 overwogene, dat op het bedrijf van de rundveehouder een substantieel deel van de runderen is drooggezet met behulp van Orbenin Extra Dry Cow in strijd met de daarvoor geldende voorwaarden en dat door het college met betrekking tot die runderen wordt uitgegaan van ongeoorloofd preventief gebruik.

5.11. Beklaagde heeft verklaard dat hij niet heeft geweten dat op het bedrijf van de rundveehouder droogzetinjectoren niet selectief en niet steeds curatief werden toegepast in de onderzoeksperiode: volgens hem heeft de rundveehouder de runderen geheel op eigen initiatief preventief drooggezet met behulp van antibiotica. Het college overweegt dat deze omstandigheid beklaagde er niet van kan ontslaan dat hij als 1-op-1 dierenarts eindverantwoordelijk is voor het gebruik van antibiotica door de rundveehouder op zijn bedrijf. Het is aan beklaagde in die rol om te bepalen of er antibiotica op het bedrijf worden geleverd en te zorgen voor de registratie van het gebruik. Volgens vaste jurisprudentie wordt van een dierenarts verwacht alleen dan tot de inzet van antibiotica te besluiten als daartoe een onderbouwde veterinaire noodzaak bestaat, gebaseerd op voorafgaande diagnostiek en blijkend uit een adequate en controleerbare verslaglegging. Dit brengt mee dat van een dierenarts mag worden verwacht dat hij een beeld heeft, of bij gebreke daarvan zich een beeld vormt, van de situatie op het bedrijf bij een veehouder, in dit geval met betrekking tot mastitisinfecties, alvorens antibiotica voor te schrijven en af te leveren, teneinde te voorkomen dat deze middelen worden ingezet in strijd met daarvoor geldende voorwaarden. In geval van droogzetters moet derhalve worden gecontroleerd of diagnostisch onderzoek op uierinfecties – wat doorgaans een koecelgetalbepaling inhoudt – heeft plaatsgevonden. Daaraan doet niet af dat het de melkveehouder is die opdracht geeft voor melkcontrole en koecelgetalbepaling. In deze zaak was er voor beklaagde des te meer aanleiding om vóór de levering van de droogzetters te evalueren of was voldaan aan de voorwaarden om deze te mogen voorschrijven, omdat:

  • hij ermee bekend was dat de rundveehouder in het verleden – toen dit ook al niet was toegestaan – alle runderen preventief met toepassing van antibiotica droogzette (zie de in 3.8 genoemde opmerking van beklaagde in het bedrijfsgezondheidsplan van 15 april 2019: “Alle koeien worden drooggezet met een droogzetter); en
  • gelet op de grote hoeveelheden Orbenin Extra Dry Cow die hij in de onderzoeksperiode heeft afgeleverd; 360 injectoren, welke hoeveelheid naar het oordeel van het college voor beklaagde aanleiding had behoren te vormen om een tussentijdse evaluatie en controle met betrekking tot de veterinaire noodzaak voor de inzet van deze droogzetters uit te voeren.

Door deze voorafgaande evaluatie niet ofonvoldoende uit te voeren, heeft beklaagde de situatie teveel op zijn beloop gelaten en naar het oordeel van het college niet de zorgvuldigheid betracht die bij het voorschrijven van antibiotica in acht dient te worden genomen. Beklaagde heeft aangevoerd dat het lastig is om tussentijds het gebruik van antibiotica door een veehouder in de gaten te houden. Daar kwam volgens hem in het geval van de rundveehouder nog bij dat hij diergeneesmiddelen vrijwel altijd kwam ophalen op de praktijk bij de assistente, wat het moeilijker maakte een indruk te krijgen van het medicijngebruik. Het college gaat er echter van uit dat alle door of onder verantwoordelijkheid van beklaagde voorgeschreven medicijnen op het bedrijf zorgvuldig zijn geregistreerd. Hierom moet het ervoor worden gehouden dat hij de beschikking had over een overzicht van de afgeleverde antibiotica aan het bedrijf. Beklaagde heeft zich er verder nog op beroepen dat hij in het op 15 april 2019 door hem ondertekende bedrijfsgezondheidsplan (zie 3.8) heeft opgemerkt dat er selectief dient te worden drooggezet en dat hij in het bedrijfsbehandelplan van 22 april 2021 de rundveehouder opnieuw heeft gewezen op het strakkere kader voor het droogzetten (zie 3.5 onder b). Beklaagde stelt dat het feit dat deze duidelijke instructies door de rundveehouder in de wind zijn geslagen hem niet aan te rekenen valt. Het college is echter van oordeel dat beklaagde, los van de bedoelde instructies, gelet op de grote hoeveelheden droogzetters die er in de hier in het geding zijnde periode aan de veehouder werden geleverd, bedacht had moeten zijn op eventueel onzorgvuldig en ongeoorloofd gebruik van antibiotica en dat een tussentijdse evaluatie en controle met betrekking tot daadwerkelijke mastitisinfecties op het bedrijf in de rede had gelegen om te bezien of het noodzakelijk en verantwoord was om in dat kader (weer) antibiotica voor te schrijven. Beklaagde kan dit verzuim van hem bij het voorschrijven van antibiotica, niet met succes afwentelen op zijn praktijkgenoot W, op basis van de door de NVWA (zie 3.5 onder a) geconstateerde – eventueel gebrekkige – wijze waarop zij het KoeKompas heeft opgesteld.

5.12. Beklaagde heeft door antibiotica voor te schrijven en af te leveren aan de rundveehouder op de wijze en in de hoeveelhedenzoals dat in de onderzoeksperiode is gebeurd, zonder eerst te evalueren of was voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden, onvoldoende verantwoordelijkheid betracht. Van hem had als 1-op-1 dierenarts mogen worden verwacht de regie te houden over het antibioticagebruik op het bedrijf en erop toe te zien dat deze middelen selectief en restrictief en niet onnodig preventiefwerden toegepast. De poortwachtersrol is aan hem toegekend met het belangrijke doel antibioticaresistentie door onnodig en onzorgvuldig antibioticagebruik tegen te gaan en aldus nadelige effecten in de vorm van het resistentiegevaar voor de dier- envolksgezondheid te voorkomen. Beklaagde is in dezen dan ook tekortgeschoten in hetgeen van hem in de uitoefening van zijn beroep als diergeneeskundige mocht worden verwacht en heeft aldus ook tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Hierom zal het college de klacht van de klachtambtenaar gegrond verklaren.

5.13. Met betrekking tot de op te leggen maatregel neemt het college in aanmerking dat aan de klacht het onderzochte optreden van beklaagde bij één rundveebedrijf ten grondslag ligt, beklaagde zich tijdens het onderzoek van de NVWA toetsbaar en transparant heeft opgesteld, hij niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld en hij heeft verklaard oog te hebben voor de vereiste (uitgebreidere) verslaglegging van het antibioticagebruikop een bedrijf, naast dat hijde cursus KoeKompas heeft gevolgd om zelf beter de vinger aan de pols te kunnen houden ten aanzien van dit gebruik. Het college acht na te melden maatregel passend en geboden.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht gegrond;

legt beklaagde een geldboete op van € 4.000, waarvan € 2.000 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel c, juncto het vijfde en zesde lid van de Wet dieren, waarbij de proefperiode ingaat vanaf de dag dat deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en drs. C.J. van Woudenbergh en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.

mr. J.B.M. Keijzers, secretaris mr. A.J. Kromhout, voorzitter