Zoekresultaten 51-60 van de 685 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:117 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1972

    Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts in opleiding tot specialist (aios) werkte. Klager is door de aios in spoedsetting geopereerd. Klager verwijt de aios dat zij: a) niet of veel te weinig beseft dat zij voor haar diensten integraal wordt gefinancierd door belastingbetalers en premiebetalers, de volksgezondheid moet behouden en bevorderen, de patiënt tijdig en volledig moet informeren over medisch relevante zaken en verantwoording moet afleggen over haar keuzes; b) in het bezit had moeten zijn van het opnamebericht van klager; c) heeft nagelaten te vragen hoe en wanneer klager was aangemeld voor de operatie; d) aan klager nazorg had moeten verlenen; e) ten onrechte schrijft dat de plasklachten van klager niet feitelijk voor kunnen komen; f) ten onrechte schrijft dat zij onvoldoende informatie heeft voor adequaat verweer. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:140 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6716

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klager is opgenomen geweest in een spoedkliniek in verband met psychotische decompensatie. Klager verwijt de arts dat hij niet is ingelicht over de bijwerkingen van het nieuw voorgeschreven medicijn paliperidon. Ook heeft de arts volgens hem beweerd dat vitamine C niet werkzaam was bij een tabak- en hasjverslaving. Verder verwijt klager de arts dat de zij er niet voor heeft gezorgd dat klager in de ambulante zorg alleen door vrouwen zou worden behandeld. Het college stelt vast dat uit de overgelegde decursus blijkt dat de arts meermaals de tijd heeft genomen klager voor te lichten over en te begeleiden bij de medicatie. De arts is zorgvuldig omgesprongen van de wens van klager om alleen door vrouwelijke medewerkers van het FACT-team te worden behandeld, maar kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de beslissing over de samenstelling van het ambulante FACT-team. De arts kan zich de opmerking over vitamine C niet herinneren. Het college ziet geen aanleiding om van onzorgvuldigheid, laat staan verwijtbaar gedrag te kunnen spreken. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:118 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1973

    Klacht tegen arts, destijds arts niet in opleiding tot specialist. Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts niet in opleiding tot specialist (anios) werkte. Klager is in spoedsetting geopereerd. Na de spoedoperatie was de anios als zaalarts verantwoordelijk voor de nazorg aan klager. Bij het ontslag uit het ziekenhuis heeft de anios met klager het ontslaggesprek gevoerd. Daarna heeft hij de ontslagbrief geschreven. Klager verwijt de anios dat hij: a) niet of veel te weinig beseft dat hij voor zijn diensten integraal wordt gefinancierd door belastingbetalers en premiebetalers, de volksgezondheid moet behouden en bevorderen, de patiënt tijdig en volledig moet informeren over medisch relevante zaken en verantwoording moet afleggen over zijn keuzes; b) in het bezit had moeten zijn van het opnamebericht van klager; c) heeft nagelaten te vragen hoe en wanneer klager was aangemeld voor de operatie; d) ten onrechte schrijft dat hij onvoldoende informatie heeft voor adequaat verweer. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6131

    Klacht tegen huisarts deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond. Klager is patiënt verweerster. De behandelrelatie verloopt moeizaam. Zo zijn er onder meer onenigheden over de inhoud van het medisch dossier en het verwijderen van passages. Er is geprobeerd om middels een mediator de behandelrelatie te herstellen. Dat is niet gelukt. Uiteindelijk heeft verweerster de behandelovereenkomst beëindigd per augustus 2020. Klager is het niet eens met de gang van zaken en hij verwijt de huisarts het onrechtmatig opzeggen van de behandelovereenkomst, het overdragen aan een andere huisarts, het niet willen opstellen van verwijsbrieven en het onnodig besmetten van zijn naam met een psychische aantekening in een bepaald jaar. Klager is niet-ontvankelijk in de klachten waarover inmiddels onherroepelijke tuchtrechtelijke beslissingen zijn gegeven. Klager doelt immers in wezen op hetzelfde handelen waartegen de huisarts zich in de zaak 169/2019 heeft verweerd. Dat klager daarbij op onderdelen nieuwe aspecten noemt die in verband staan met hetzelfde handelen, maakt dat niet anders. Het is immers een variatie op hetzelfde thema en vloeit voort uit eerder handelen van de huisarts waarover al tuchtrechtelijk is geoordeeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5944

    Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Klagers zijn jarenlang patiënt geweest in de praktijk van de huisarts. Klager is in 2020 door de huisarts gezien vanwege een zwelling op zijn hoofd. Omdat klager eerder een atheroomcyste op zijn hoofd had gehad, was het vermoeden dat daarvan ook nu weer sprake was. Afgesproken werd dat de huisarts de zwelling zou verwijderen. Tijdens de ingreep ontstonden echter twijfels over de aard van de zwelling en heeft de huisarts klager verwezen naar chirurgie. De zwelling bleek een non Hodgkin-lymfoom te zijn en klager heeft hiervoor diverse behandelingen ondergaan. Gedurende en na deze behandelingen hebben er nog meerdere contacten met de huisarts plaatsgevonden, zowel telefonisch als in persoon. Vanwege een vertrouwensbreuk zijn klagers in september 2023 overgestapt naar een andere huisartsenpraktijk. Klagers maken de huisarts verschillende verwijten over zijn bejegening, gebrek aan betrokkenheid en het medicatiebeleid. Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.  

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:59 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6361

    Klaagster verwijt verpleegkundige onjuist en nalatig handelen tijdens de dialyse. Er is minder vocht onttrokken dan door de computer berekend. Het college kan niet vaststellen dat de hoeveelheid te onttrekken vocht niet met klaagster is besproken. Er is adequaat gehandeld toen tijdens de dialyse instabiliteit ontstond. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6037

    Klacht tegen verpleegkundig specialist over consult na MDO kennelijk ongegrond. Het was niet aan de verpleegkundig specialist om klaagster iets anders te adviseren dan uit het MDO was gekomen en evenmin om - zelfstandig - eventuele alternatieven voor te stellen. Bejegeningsklacht kan college niet beoordelen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6383

    Klacht tegen huisarts ongegrond. Klaagster heeft telefonisch contact opgenomen met de praktijk van de huisarts in verband met obstipatieklachten, waarna er een consult bij de huisarts heeft plaatsgevonden. Wegens aanhoudende klachten is er op twee weken later wederom een consult geweest, dit keer bij de collega-huisarts, die haar onder meer heeft doorverwezen naar een MDL-arts. Uit onderzoek bleek klaagster endeldarmkanker stadium 3 te hebben.       Klaagster verwijt de huisarts dat hij vanaf maart/april 2023 onvoldoende zorg heeft verleend en haar niet heeft doorverwezen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:112 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2288

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster is door de verzekeringsarts gezien in het kader van een WIA-beoordeling. Zijn bevindingen heeft de verzekeringsarts neergelegd in een verzekeringsgeneeskundige rapportage en een medisch onderzoeksverslag. Dezelfde dag heeft hij een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Volgens de verzekeringsarts is sprake van een medisch objectiveerbare afwijking. Hij heeft in de FML beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en ten aanzien van werktijden. Klaagster maakt de verzekeringsarts verschillende verwijten over het door hem verrichte onderzoek en de door hem opgemaakte rapportages. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5543

    Klacht van nabestaanden na overlijden van met een rechterlijke machtiging in een instelling opgenomen cliënte, bij wie sprake was van een combinatie van psychiatrische, somatische en cognitieve problematiek. Zij is met agonale ademhaling aangetroffen en kort daarna overleden. Verwijt aan verpleegkundige dat hij geen reanimatie heet opgestart, hoewel er actief reanimatiebeleid was. Ongegrond.