Zoekresultaten 91-100 van de 13033 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6091

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager is door de bedrijfsarts volledig arbeidsongeschikt geacht, terwijl klager van mening is dat hij beter gemeld kon worden. De klacht gaat over het advies van de bedrijfsarts, de totstandkoming daarvan en de terugkoppeling naar de werkgever. Daarnaast is klager ontevreden over de aanvraag van een second opinion. Het college overweegt dat uit het advies van de bedrijfsarts niet naar voren is gekomen dat de hij de niet fysieke werkzaamheden en fysieke werkzaamheden in zijn afwegingen heeft betrokken. Het had voor de hand gelegen dat klager in ieder geval deels arbeidsgeschikt was. Voor wat betreft de aanvraag van de second opinion overweegt het college dat volgens de richtlijnen de werknemer de second opinion arts dient te selecteren. Het maken van een voorselectie door de bedrijfsarts is in strijd met de richtlijnen en brengt een schijn van vooringenomenheid met zich. Verder heeft de bedrijfsarts in een terugkoppeling aan de werkgever meer informatie gedeeld dan noodzakelijk was. Gelet op zijn geheimhoudingsverplichting was hij niet bevoegd de betreffende informatie met de werkgever te delen. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping. Publicatie in algemeen belang.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:57 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6677

    Klacht van de (voormalig) werkgever tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige werkte als Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige in een FACT-team. De verpleegkundige heeft een (intieme) relatie gehad met een patiënte in de tijd dat hij als coördinerend behandelaar bij de zorg aan deze patiënte was betrokken. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat hij een langdurige niet-professionele en seksuele relatie is aangegaan met een kwetsbare patiënte. Ook verwijt klaagster de verpleegkundige dat hij pas openheid van zaken heeft gegeven nadat patiënte de relatie bekendmaakte. De verpleegkundige erkent dat hij een grensoverschrijdende relatie is aangegaan met een patiënte en dat hij niet (tijdig) openheid van zaken heeft gegeven. Er is onvoldoende zekerheid dat met een tijdelijke of voorwaardelijke beroepsbeperkende maatregel het risico op herhaling voldoende is weggenomen. Klacht gegrond, doorhaling.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:120 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5737

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een neurochirurg. De neurochirurg heeft klager geopereerd aan een kanaalstenose op twee plaatsen in de wervelkolom. Klager is niet tevreden over het resultaat van de operatie. Een aantal weken na de operatie kreeg klager progressief krachtsverlies in zijn rechteronderbeen en een balansstoornis. Het college vindt dat de neurochirurg de operatie naar behoren heeft uitgevoerd en de klachten aan klagers rechterbeen geen verband houden met het resultaat van de door hem uitgevoerde operatie. Tijdens de operatie is voldoende materiaal verwijderd om het beoogde effect te sorteren. De neurochirurg heeft er voorts juist aan gedaan door klager bij de nieuwe klachten aan zijn rechterbeen eerst naar zijn behandelende neuroloog te verwijzen voor hernieuwde diagnostiek. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5680

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is vanwege oor- en neusklachten verschillende keren bij haar huisartsenpraktijk geweest. Verweerder is één van de huisartsen die klaagster heeft gezien. Klaagster verwijt verweerder in de kern dat hij haar klachten onvoldoende serieus heeft genomen. Het college overweegt als volgt. Het college stelt vast dat verweerder op 10 januari 2022 een passende behandeling heeft ingezet voor de dysfunctionele tuba klachten. Ook op 25 april 2022 is zijn behandelbeslissing passend geweest: uit de kweek kwam een bacterie naar voren die verweerder heeft behandeld met sofradexdruppels. Dit is een passend middel bij een oorontsteking. Het is vervelend dat klaagster zich niet serieus genomen voelt, maar hiervan kan verweerder geen verwijt worden gemaakt. Zijn behandelbeleid is op beide momenten adequaat geweest. Voor het handelen van de andere huisartsen is hij niet verantwoordelijk. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6173

    Deels gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster heeft een klacht ingediend tegen een huisarts namens haar overleden moeder. Zij verwijt de huisarts geen goede zorg te hebben gegeven aan haar 93-jarige verwarde, onrustige moeder nadat zij was gevallen. De huisarts besluit patiënte in te sturen naar het ziekenhuis voor een beoordeling door de geriater. De huisarts gaat terug naar de praktijk als zij de geriater niet direct telefonisch kan bereiken. Ondertussen ligt patiënte in het bijzijn van klaagster, zonder verdere professionele hulp, thuis op de grond. Tijdens het wachten op het telefoongesprek met de geriater verslechtert de situatie van patiënte. Klaagster belt 112. Die dag overlijdt patiënte in het ziekenhuis. Klaagster vindt dat haar moeder door de huisarts aan haar lot is overgelaten. Het college oordeelt als volgt. Nu de huisarts had besloten om patiënte in te sturen naar het ziekenhuis had het volgens het college op de weg van de huisarts gelegen om dit met (meer) spoed te doen gezien het klinische beeld, het huisartsenjournaal, de afwijkende controles en het niet kunnen meten van de vitale functies op dat moment. Naar het oordeel van het college had de huisarts patiënte en klaagster ook niet alleen mogen laten tijdens het wachten op de ambulance. In ieder geval niet zonder te verifiëren of de thuiszorg bij patiënte en klaagster zou blijven. De huisarts had ook duidelijke(re) instructies aan klaagster moeten geven over wat te doen als de situatie van patiënte zou verslechteren en concrete afspraken met klaagster moeten maken over wat de vervolgstappen waren die de huisarts voornemens was te gaan nemen en met welke urgentie. Nu dit niet is gebeurd verkeerden patiënte en klaagster onnodig lang in onzekerheid over wat er precies ging gebeuren en op welk moment. Ook had de huisarts voor een goede overdracht moeten zorgen naar het ambulancepersoneel. De klacht is deels gegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:111 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5793

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klager had last van een scheefstand van zijn middenvoetsbeentje en de grote teen van zijn rechtervoet (hallux valgus). Verweerder werkt als orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft klager aan de hallux valgus van zijn rechtervoet geopereerd. Klager verwijt hem dat de operatie is mislukt en dat hij daardoor nog klachten heeft. De teen is ongeveer twaalf weken na de operatie weer in de oorspronkelijke scheefstand gaan staan en er is net als voor de operatie weer dagelijkse verzorging nodig. Er is sprake van open wondjes en klager kan niet meer zonder pijn lopen. Het college acht het niet aannemelijk, mede gezien het tijdsverloop, dat de wondproblemen in direct verband stonden met de operatie een half jaar ervoor. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6032

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klagers zijn de ouders van een dochtertje dat op een leeftijd van 23 maanden is overleden. Verweerder had dienst op de huisartsenpost en heeft het dochtertje op afstand beoordeeld middels videobellen. Enkele dagen daarna is zij overleden. Klagers verwijten verweerder dat hij het dochtertje niet adequaat heeft beoordeeld en behandeld. Het college oordeelt als volgt. Het gaat in deze zaak om het contact dat verweerder als regiearts op de huisartsenpost met klaagster en het dochtertje heeft gehad. De telefonische beoordeling heeft in eerste instantie plaatsgevonden door de triagiste. Deze beoordeling heeft plaatsgevonden overeenkomstig de Nederlandse triage standaard, waarbij door de triagiste de juiste vragen aan klaagster zijn gesteld in geval van een kindje met koorts. De triagiste heeft vervolgens aan verweerder een beoordeling gevraagd of er sprake was van sufheid. Hierbij is gebruik gemaakt van videobellen. In het medisch dossier is over deze beoordeling door verweerder via videobellen vermeld dat werd waargenomen: een rechtop zittend kindje in kinderstoel, dat helder kijkt, wel wat afwezig is, een flesje aanpakt van moeder en niet heel bleek of grauw is. Dat verweerder bij deze beoordeling niet adequaat of niet volgens gangbare protocollen en richtlijnen heeft gehandeld of niet met een beoordeling via videobellen had kunnen volstaan, heeft het college niet kunnen vaststellen. Verweerder heeft een rechtop zittend kindje gezien dat wel wat afwezig was, maar niet suf. Het kindje pakte het flesje aan van moeder. Daarbij in aanmerking genomen dat het kindje één dag koorts had, dronk en plaste kan niet worden geoordeeld dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door het dochtertje niet fysiek te beoordelen of door te sturen naar de SEH. Aan klaagster is voorts uitgelegd dat zij opnieuw kon bellen bij nieuwe klachten of als het dochtertje niet zou opknappen. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-5380

    Neuroloog. Klager maakt verweerder verwijten over de gang van zaken bij het opstellen van rapportage. Het college stelt vast dat verweerder niet beschikte over een eerder rapport en dat dus ook niet (deels) kan hebben overgenomen. Het college acht het maken van een financiële afspraak voor het opstellen van het rapport niet verwijtbaar: het tast de onafhankelijkheid niet aan. Evenmin is verwijtbaar dat de conceptrapportage aan klager is gestuurd en dat diens bemerkingen aan het rapport zijn gehecht. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:112 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5816

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klager heeft tegenover de orthopedisch chirurg zijn vermoedens geuit over mogelijke piriformisklachten. Klager vindt dat de orthopedisch chirurg geen fysiek onderzoek hieromtrent heeft verricht, zich denigrerend heeft uitgelaten over een andere arts en bot en kortaf is geweest en niet goed op de hoogte is van de behandelingen in zijn specialisatiegebied. Feiten omtrent de bejegening kunnen niet worden vastgelegd. Uit de stukken blijkt wel voldoende dat fysiek onderzoek is verricht bij klager. Dat de orthopedisch chirurg de door klager voorgestelde operatie, zoals later verricht door de Belgische arts, niet als primaire behandeloptie heeft overwogen, is dus – gezien het huidige beleid in Nederland – te volgen, te meer nu uit de onderzoeken van de neuroloog, de orthopedisch chirurg en de radioloog niet was gebleken van bijzonderheden aan de piriformis. De orthopedisch chirurg had dus ook geen indicatie om klager te opereren. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5685

    Deels gegronde klacht tegen een kaakchirurg. De kaakchirurg heeft bij klaagster een operatie uitgevoerd om haar gezicht te vervrouwelijken (facial feminization surgery). Klaagster verwijt de kaakchirurg dat zij haar niet goed heeft geïnformeerd over het risico op een beschadiging van de zenuw. Uit het medisch dossier kan het college niet opmaken wat de kaakchirurg precies met klaagster heeft besproken. De aantekeningen van de kaakchirurg in het dossier zijn hiervoor te summier. In het dossier is wel genoteerd dat is gesproken over complicaties, waarbij nervusletsel als mogelijke complicatie is genoemd, maar het ging bij klaagster over verschillende ingrepen, zoals een voorhoofdcorrectie met wenkbrauwlift en haarlijncorrectie, kincorrectie, kaakhoekreductie en jukbeencorrectie. De informatie over het risico op complicaties lijkt niet toegespitst te zijn op de verschillende onderdelen van de operatie, zoals de kincorrectie. Bij een dergelijke ingrijpende operatie is uitgebreide voorlichting cruciaal. Daarvoor is ook voldoende tijd beschikbaar omdat het om een geplande operatie gaat. Het college kan niet vaststellen dat de kaakchirurg adequate voorlichting heeft gegeven over het hoge risico op blijvende zenuwschade. Dit klachtonderdeel is gegrond. Het gaat hier om een belangrijk patiëntenrecht. Daarom acht het college een waarschuwing passend en geboden. Het overige klachtonderdeel is ongegrond verklaard. Klacht deels gegrond verklaard, waarschuwing.