Zoekresultaten 1101-1110 van de 20614 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:124 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-184/DB/ZWB/D

    Dekenbezwaar. Onttrekken aan toezicht deken. Financiële administratie. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en in strijd met gedragsregel 29 gehandeld, doordat hij de kengetallen over het boekjaar 2021 en de vergelijkbare cijfers over het jaar 2020 ondanks herhaalde verzoeken niet heeft aangeleverd. Ook heeft verweerder de jaarstukken waarom is verzocht in verband met het kantoorbezoek, ondanks herhaalde verzoeken, niet aangeleverd. Verweerder heeft de overige afspraken als verwoord in het verslag van het kantoorbezoek d.d. 6 oktober 2022 evenmin heeft nageleefd en heeft bovendien niet binnen de daartoe gestelde termijn CCV-opgave gedaan. Tot slot heeft verweerder in algemene zin niet op door of namens de deken gedane redelijke verzoeken om informatie gereageerd, waarmee hij zich aan het toezicht van de deken heeft onttrokken. Verweerder is reeds eerder tuchtrechtelijk veroordeeld wegens het niet aanleveren van gevraagde bescheiden en het belemmeren van de deken in diens toezichthoudende taak. Ter zitting heeft verweerder er geen blijk van gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen. Uit de houding van verweerder, ook in deze procedure, is op te maken dat hij de ernst van de situatie blijkbaar niet inziet. De behandeling van het onderhavige dekenbezwaar is ter zitting van 22 mei 2023 aangehouden teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om de gevraagde stukken alsnog voor of uiterlijk op 1 juli 2023 aan de deken aan te leveren. Verweerder had dit moeten opvatten als een allerlaatste kans. Verweerder heeft de met de deken afgesproken en in het proces-verbaal van de zitting vastgelegde termijn echter ongebruikt laten verstrijken. Op grond van het voorgaande oordeelt de raad een schorsing van 36 weken, waarvan 24 weken voorwaardelijk, passend en geboden. Daarbij zal de raad als bijzondere voorwaarde stellen dat verweerder uiterlijk op 1 januari 2024 de definitieve jaarstukken 2018 tot en met 2022 bij de deken zal aanleveren en op de voorgeschreven wijze zal deponeren.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:200 Raad van Discipline Amsterdam 23-501/A/A

    Voorzittersbeslissing; klacht over advocaat van de wederpartij in beide onderdelen kennelijk ongegrond. Verweerster heeft gehandeld in het belang van haar cliënte en uit niets blijkt dat verweerster geen of onvoldoende bereidheid zou hebben getoond om bij de mediationgesprekken aanwezig te zijn.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:187 Hof van Discipline 's Gravenhage 230201

    Appelverbod ex art. 46h lid 7 niet doorbroken. Klaagster heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat zij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad. 

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:201 Raad van Discipline Amsterdam 23-614/A/NH

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:188 Hof van Discipline 's Gravenhage 230213

    Appelverbod ex art. 46h lid 7 niet doorbroken. Klaagster heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat zij bij de raad geen eerlijk proces heeft gehad. 

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:202 Raad van Discipline Amsterdam 23-250/A/NH

    Raadsbeslissing; Ongegronde klacht over gedragsregel 15 (belangenconflict). De raad is van oordeel dat aan alle voorwaarden voor de uitzondering van gedragsregel 15 lid 3 is voldaan en verweerder met zijn optreden voor klagers ex-partner niet klachtwaardig jegens klager heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:203 Raad van Discipline Amsterdam 23-318/A/A/D

    Raadbeslissing; gegrond dekenbezwaar; betreft een proefprocedure over de vraag in hoeverre het een advocaat - of advocaten die aan hetzelfde kantoor verbonden zijn - vrijstaat meerdere verdachten of spelers, zoals getuigen, in dezelfde strafzaak bij te staan. Er is geen regel die voorschrijft dat advocaten niet meerdere verdachten of andere spelers in hetzelfde strafproces mogen bijstaan. Een dergelijke regel zou in strijd zijn met de vrije advocaatkeuze. Wanneer meerdere verdachten of spelers in hetzelfde strafproces volstrekt parallelle belangen hebben en zich derhalve geen tegenstrijdig belang kan voordoen staat het een advocaat vrij om deze verdachten of spelers in die strafzaak als advocaat bij te staan. Dit is anders wanneer de belangen van deze verdachten of andere spelers tegenstrijdig zijn of dreigen te worden. Verweerder heeft in een fraudestrafzaak zowel de verdachte als de werknemers van die verdachte, die als getuigen in dezelfde zaak werden gehoord, als advocaat bijgestaan. De getuigen stonden als werknemers in een afhankelijke relatie tot de verdachte die hun werkgever is en die ook de kosten van rechtsbijstand betaalde, die verweerder aan de getuigen verleende. De raad is van oordeel dat als er tussen de partijen een afhankelijkheidsrelatie bestaat, er geen sprake kan zijn van volledig parallelle belangen. Verweerder had dan ook moeten concluderen dat het in deze situatie, met name gelet op de afhankelijkheidsrelatie tussen de partijen en de financiële kant daarvan, niet mogelijk was de belangen van zowel de verdachte als van de getuigen in volle vrijheid te bedienen. In het geval van een opsporingsonderzoek in een strafzaak heeft de raadsman, zeker in de beginfase, bovendien slechts een flauwe notie van de omvang en de reikwijdte van dat onderzoek en zal nog niet goed kunnen inschatten of getuigen mogelijk van kleur zullen verschieten en verdachten worden. Het onder deze omstandigheden inschatten van potentieel tegenstrijdige belangen is naar het oordeel van de raad een schier onmogelijke aangelegenheid. Dat verweerders bijstand een tegenstrijdig belang behelsde kwam nog verder tot uiting met de beslissing van de rechter-commissaris, waardoor aan verweerder en de verdachte de processtukken mochten worden onthouden nu verweerder ook optrad voor de getuigen. Door toch én de verdachte werkgever én de getuigen/werknemers bij te staan, heeft verweerder in strijd met Gedragsregel 15 lid 1 gehandeld en bovendien zijn kerntaak van partijdige belangenbehartiger geschonden. Daarnaast is de kernwaarde onafhankelijkheid in het gedrang gekomen. Verder geldt dat juist in een situatie als deze waarin het voor de cliënten (zowel de verdachte als de getuigen) volstrekt duidelijk moet zijn waarmee zij akkoord gaan, een (op een heldere en voor de cliënten begrijpelijke) schriftelijke vastlegging noodzakelijk is. Verweerder heeft door zijn verzuim dit te doen ook Gedragsregel 16 lid 1 geschonden. Nu sprake is van een proefprocedure is geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:204 Raad van Discipline Amsterdam 23-398/A/A

    Ongegrond verzet.

  • Voorzittersbeslissing. Klacht tegen (bestuurders van) advocatenkantoor niet-ontvankelijk want te laat ingediend. Klacht tegen de klachtenfunctionaris kennelijk ongegrond want was geen sprake van interne klacht.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:269 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-856/AL/MN

    Klacht over eigen advocaat. Klager heeft verweerder opdracht gegeven tijdig pro forma beroep in te stellen tegen 2 vonnissen. Na ontvangst van de stukken heeft een kantoorgenoot van verweerder – die op dat moment afwezig was - aan klager geadviseerd het hoger beroep niet door te zetten en hem gewezen op de mogelijkheid de zaak voor de eerst dienende dag in te trekken en op de mogelijkheid van de wederpartij om de zaak te vervroegen. De dagvaardingen zijn op verzoek van klager toch uitgebracht. Klager heeft verweerder verzocht hem de originele exploten toe te zenden. Dezelfde kantoorgenoot van verweerder heeft dat geweigerd en aan klager gevraagd wie de opvolgend advocaat was zodat hij ze aan hem/haar kon zenden. Voor de eerst dienende dag heeft de wederpartij in beide zaken een exploot van anticipatie uitgebracht en de zaak vervolgens aangebracht. Klager had daardoor geen belang meer bij afgifte van de originele exploten. Klacht ongegrond.