Zoekresultaten 12661-12670 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:123 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-333

    Ongegronde klacht tegen een arts in de hoedanigheid van deskundige. In de uitspraak van 14 juni 2012, ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2135, heeft het Centraal Tuchtcollege overwogen dat wanneer een arts in opdracht van de tuchtrechter rapporteert en de tuchtrechter dat oordeel vervolgens aan zijn beslissing ten grondslag legt, ervan moet worden uitgegaan dat de tuchtrechter het rapport heeft onderworpen aan toetsing aan deze criteria en tot het oordeel is gekomen dat (voor zover hij zijn beslissing op dat rapport baseert) het rapport (in zoverre) aan de daaraan te stellen eisen voldeed. Het College ziet geen aanleiding daarover anders te oordelen in dit geval, waarbij beklaagde op verzoek van de beklaagde arts als deskundige door het Centraal Tuchtcollege is gehoord en, het Centraal Tuchtcollege de door de arts afgelegde verklaring bij zijn beslissing heeft betrokken. Er is geen ruimte om te beoordelen of beklaagde zich bij het geven van zijn verklaring ter zitting van het Centraal Tuchtcollege aan de criteria voor het afleggen van een deskundigenverklaring heeft gehouden en dus ook niet om de inhoud van de deskundigenverklaring opnieuw te beoordelen. Dat zou slechts anders kunnen zijn wanneer blijkt van feiten of omstandigheden waaruit volgt dat de arts opzettelijk in strijd met de waarheid zijn verklaring heeft afgelegd of dat tegen beter weten in heeft gedaan. Van dergelijke feiten of omstandigheden is het College niet gebleken. Dat klaagster het niet eens met de opvatting van beklaagde is geen reden om het gemotiveerde andersluidende oordeel van beklaagde als tuchtrechtelijk verwijtbaar aan te merken. Klacht ongegrond verklaard.    

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:124 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-055

    Gegronde klacht tegen een cardioloog. Naar het oordeel van het College had gelet op de voorgeschiedenis van klager waarmee beklaagde bekend was, de differentiaal diagnose breder moeten zijn. Ook toen de beelden uit de echocardiografie geen duidelijkheid opleverden, terwijl de situatie van klager bleef verslechteren onder de ingestelde therapie, had hij naar het oordeel van het College door moeten zoeken en moeten denken aan een cardiale oorzaak en/of een andere diagnose. Nu hij met deze mogelijkheid geen rekening heeft gehouden is beklaagde verwijtbaar tekortgeschoten in de zorg naar klager toe. Berisping.    

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-019b

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een MDL-arts. Beklaagde heeft op een zorgvuldige wijze de second opinion uitgevoerd en is tot dezelfde conclusie gekomen als de artsen die klager eerder behandelden. Niet kan worden gezegd dat beklaagde klager onbehoorlijk heeft behandeld door klager uit te leggen hij een huisarts nodig heeft en heeft geadviseerd om de slechte verhouding met de huisarts bespreekbaar te maken bij de huisarts. Dat klager niet met beklaagde wilde spreken en de beklaagde wel de voicemail van klager heeft ingesproken acht het College niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.    

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:126 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-124

      Klacht misbruik titel van huisarts. Geen rechtstreeks belanghebbende. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:127 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-073

      Klacht over verzoek om vervoer voor ziekenhuisbezoek enkelklachten ongegrond. Uit de overgelegde e-mailwisseling blijkt dat direct een akkoord is gegeven. Voorts klacht over opname afdelingsarrest in het verpleeg- en behandelplan ongegrond. In het behandelplan van een TBS-instelling worden zowel behandel- als beveiligingsafspraken vastgelegd. Beklaagde heeft gemotiveerd waarom er door zijn voorgangers al afspraken met betrekking tot beveiliging gemaakt zijn en waarom hij geen grond had om deze afspraken aan te passen.  

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-327

    Ongegronde klacht tegen een internist. Nu er geen individuele behandelrelatie tussen klager en beklaagde bestond, kan het handelen van beklaagde niet worden getoetst aan de zogenoemde ‘eerste tuchtnorm’. Wel kan het College de klacht tegen beklaagde in zijn functie als directeur beoordelen en diens handelen toetsen aan de zogenoemde ‘tweede tuchtnorm’. Met uitzondering van de klacht over het personeelsgebrek, liggen de door klager gemaakte verwijten op het gebied dat ook ligt op het terrein waarover beklaagde als ‘arts’ deskundigheid bezit. Het College gaat voorbij aan de conclusies over het medisch handelen die in het overgelegde verslag worden getrokken, omdat dit verslag niet voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid en onafhankelijkheid. Beklaagde kan niet tuchtrechtelijk worden aangesproken op punten die de aan klager gegeven medische zorg betreffen. Wat betreft de klachtonderdelen die zien op de algemene dagelijkse verzorging (isolatie, onjuiste voeding en verwaarlozing) overweegt het College dat beklaagde op dat vlak evenmin verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:109 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 348-2018

    Klacht tegen, destijds, arts in opleiding tot psychiater kennelijk ongegrond. Beklaagde heeft klaagster op 11 juli 2010 niet persoonlijk gezien, zij heeft geen diagnose gesteld, zij heeft voldoende zorg betracht en geen onjuiste verklaring afgegeven. Geen sprake van onheuse bejegening. Klaagster heeft ingestemd met een vrijwillige opname. Voor het overige zorgvuldig gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:110 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 339-2018

    Klacht over de behandeling die GZ-psycholoog aan de (ex-)echtgenote van klager heeft gegeven, en die naar klager stelt in het einde van zijn huwelijk resulteerde. Klacht ontvankelijk maar kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:152 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/449

      Klaagster dient een klacht in tegen een orthopedisch chirurg, inhoudende dat een totale knieprothese onjuist heeft geplaatst en de mislukte operatie heeft afgeschoven door tegen haar te zeggen dat de pijn tussen haar oren zit. Verweerder voert verweer  en bewist uitdrukkelijk dat hij gezegd zou hebben dat de pijn tussen klaagsters oren zit. Wanneer aan een patiënt wordt medegedeeld dat geen afdoende verklaring wordt gevonden voor een klacht wordt dit volgens verweerder wel vaker geïnterpreteerd als dat 'het tussen de oren zou zitten'. Naar het oordeel van het college is niet komen vast te staan dat verweerder nalatig heeft zou hebben gehandeld of dat hij gezegd zou hebben dat de pijn tussen klaagsters oren zit. De klacht wordt kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORARL:2013:22 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden 20121008