ECLI:NL:TGZRSGR:2019:124 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-055
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2019:124 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-07-2019 |
Datum publicatie: | 30-07-2019 |
Zaaknummer(s): | 2019-055 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht tegen een cardioloog. Naar het oordeel van het College had gelet op de voorgeschiedenis van klager waarmee beklaagde bekend was, de differentiaal diagnose breder moeten zijn. Ook toen de beelden uit de echocardiografie geen duidelijkheid opleverden, terwijl de situatie van klager bleef verslechteren onder de ingestelde therapie, had hij naar het oordeel van het College door moeten zoeken en moeten denken aan een cardiale oorzaak en/of een andere diagnose. Nu hij met deze mogelijkheid geen rekening heeft gehouden is beklaagde verwijtbaar tekortgeschoten in de zorg naar klager toe. Berisping. |
Datum uitspraak: 30 juli 2019
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A
wonende te B,
klager,
tegen:
C , cardioloog,
werkzaam te D,
beklaagde,
gemachtigde: mr. P. Mannaart, werkzaam te Leusden.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 27 februari 2019;
- het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 16 april 2019;
-
de brief met bijlagen van beklaagde, ontvangen op 7 mei 2019.
1.2 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 25 juni 2019. De partijen, klager vergezeld van zijn echtgenote en beklaagde bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager en de gemachtigde van beklaagde hebben pleitnotities overgelegd.
2. De feiten
2.1 Klager, geboren in 1959, is op 12 juli 2018 voor het eerst op consult geweest bij beklaagde op de polikliniek cardiologie van het E. Dit consult vond plaats na verwijzing door de longarts, die hartruis bij klager had geconstateerd. In het medisch dossier is over dit consult het volgende opgenomen:
“Verkort/uitgebreid uitgebreid
Reden verwijzing Hartgeruis
Anamnese Geen specifieke cardiale klachten . Goede inspanningsvermogen.
Lichamelijk onderzoek RR 140/80mmHg, pols 70/min
Halsvenen niet gestuwd
Carotiden geen souffles
Cor: normale tonen, mitralisklepinsufficiëntie-geruis
Longen: vesiculair ademgeruis, geen bijgeluiden
Extremiteiten: geen oedeem, normale art.pulsaties
Aanvullend onderzoek ECG: sinusritme, normale geleiding en repolarisaties.
Conclusies Asymptomatisch mitralisklepinsufficiëntie
Beleid Transthoracale echocardiografie met tc, dan ook brief”
2.2 Naar aanleiding van de transthoracale echocardiografie op 16 augustus 2018 is door beklaagde in het medisch dossier het volgende genoteerd:
“Verkort/uitgebreid verkort
Aanvullend onderzoek Transthoracale echocardiografie 8-2018
LA licht geditaleerd
goede LVF
prolaps posterio mitralisklepbald met belangrijke excentrische mitralisklepinsufficiëntie tot
in de longvene
geringe TI
VCI collaps
Conclusie Asymptomatisch mitralisklepinsufficiëntie, echocardiografisch belangrijk, Goede linkerkamerfunctie , MI, lage re-drukken
Beleid Controle over 6 maanden met transthoracale echocardiografie”
Beklaagde heeft op 17 augustus 2018 een specialistenbrief aan de huisarts verstuurd en klager
gebeld.
2.3 Op 8 oktober 2018 is klager door zijn huisarts met spoed doorverwezen naar de SEH van het E. In de “verwijsbrief voor spoed cardiologie SEH” heeft de huisarts, voor zover hier van belang, opgenomen:
“Reden van verwijzing, Zoals overlegd graag uw onderzoek ivm plotse kortademig,
vraagstelling gepaard gaand met duizeligheid en hoest, lijkt ook bloed te proeven. Hartfalen? longembolie?
Journaal deelcontact 08-10-2018
(S) – Belt om 13:05 uur: vanuit auto, is benauwd sinds vanochtend, begon in de loop van de ochtend, ook wat duizelig, krijgt weinig lucht, bij klein trap oplopen al last, ook wat hoesten, geen pob, zweten- al bekend in E met lekkende hartklep.
(O) – sat. 92%, p 100, RR 110/70, temp 36,4, longen bas li crep, syst souffle hart
(E) – mitraalklepinsufficiëntie
(P) – overleg met card.: naar SEH
Deelcontact 17-08-2018
(E) – Mitralisinsufficiëntie
Relevantie probleem-/
episodelijst Probleemlijst
24-08-2018, mitraalklepinsufficiëntie
Episodelijst
24-08-2018, mitraalklepinsufficiëntie
(…)
Procedurevoorstel Overname van behandeling”
2.4 Beklaagde heeft klager op 8 oktober 2018 beoordeeld op de SEH. Tijdens het onderzoek zijn onder andere een reguliere thoraxfoto alsook een CT-thorax vervaardigd. Uit het verslag van de reguliere thoraxfoto blijkt onder meer:
“(…) Verslag:
Geen pleuravocht. CTR 13,5:28,5.
Hili en mediastinum binnen de norm.
Drukke streperige tekening met meerdere interlobulair lijntjes.
Past bij cardiale stuwing.
Geen omschreven infiltraat.”
De conclusie van de CT-thorax was:
“Longembolie middenkwabsarterie. Uitgebreide verdikking van interlobulaire septa. Rechts uitgebreide matglas veranderingen.”
De conclusie van het totale onderzoek op de SEH was:
“Een 58-jarige man bekend met mitralisinsuff, OSAS wv CPAP, peracuut onstane dyspneuklachten met hypoxie, op CT een kleine longembolie met het beeld van reactieve ontsteking.”
2.5 Op 9 oktober is klager overgeplaatst naar de IC in verband met respiratoire insufficiëntie waarvoor bij beademd moest worden. Klager had toen ook koorts ontwikkeld. Eerder op die dag verzocht de longarts aan beklaagde om een echocardiogram te herhalen en deze werd ingepland voor 10 oktober 2018.
2.6 In de ochtend van 10 oktober 2018 heeft een laborante een echocardiogram vervaardigd. In haar rapport heeft zij, voor zover hier van belang, vermeld dat zij eigenlijk geen beeld gekregen heeft en de enige uitspraak die zij kon doen was: “redelijk -goede LV en –RV”. Verder heeft zij onder meer genoteerd: “MI aanwezig”. Omdat de laborante geen goed beeld kreeg heeft beklaagde later die dag zelf een echocardiogram gemaakt. Over dit echocardiogram is in het medisch dossier het volgende genoteerd:
“Verkort/uitgebreid verkort
Aanvullend onderzoek Bedside Transthoracale echocardiografie
Zeer beperkte beelden kunnen verkrijgen, subcostale opname laten een hydrodyamisch goed contraherende linker ventrikel, MI, kleine tricuspidalisklepinsufficiëntie met een lage snelheid. VCI smal, levervenen niet gestuwd.
Conclusie Goede linkerkamerfunctie, MI, lage re-drukken”
2.7 De onderzoeksresultaten van de echocardiogram heeft beklaagde met de intensivist, op dat moment de hoofdbehandelaar, gedeeld. Daarna heeft beklaagde geen bemoeienis meer gehad met de behandeling van klager.
2.8 Op 14 oktober 2018 is klager nogmaals cardiologisch onderzocht, ditmaal door een collega van beklaagde. De conclusie luidde blijkens het medisch dossier: “cardiaal gezien beeld van pericarditis zonder evidente pericardeffusie”.
2.9 In de nacht van 14 op 15 oktober 2018 is klager overgedragen aan het F. Vervolgens is klager op 15 oktober 2018 in het F geopereerd aan een gescheurde hartklep door middel van een open hartoperatie. Na de operatie trad een complicatie op en klager werd nogmaals door middel van een open hartoperatie geopereerd op 22 oktober 2018.
3. De klacht
Klager verwijt beklaagde, kort samengevat, dat hij in de periode van maandag 8 oktober tot en met woensdag 10 oktober 2018 onvoldoende zorg heeft verleend en onvoldoende onderzoek heeft gedaan ter uitsluiting van een cardiale oorzaak bij klager, met alle gevolgen van dien, terwijl in de verwijsbrief van de huisarts hartfalen als een mogelijke oorzaak stond vermeld en beklaagde bekend was met de lekkende hartklep die hij in augustus 2018 bij klager had geconstateerd.
4. Het standpunt van beklaagde
Beklaagde heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1
Uit de stukken en ter zitting is duidelijk gebleken dat de opname in het ziekenhuis,
de operaties en het langdurige herstel van klager veel impact heeft (gehad) op klager,
zijn vrouw en dochter. In deze tuchtzaak wordt, waar het gaat om de tuchtrechtelijke
toetsing van professioneel handelen, zakelijk beoordeeld of beklaagde bij het beroepsmatig
handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.
Het College overweegt als volgt.
5.2
Beklaagde heeft ter zitting toegelicht dat hij klager op 8 oktober 2018 heeft beoordeeld
op de SEH. Er zijn toen twee werkdiagnosen gesteld, te weten longembolie en infectieus
proces. Op basis hiervan heeft beklaagde klager overgedragen aan de longarts. Naar
het oordeel van het College had gelet op de voorgeschiedenis van klager waarmee beklaagde
bekend was, de differentiaal diagnose op 8 oktober 2018 breder moeten zijn. Beklaagde
had naast longembolie en infectieus proces ook rekening moeten houden met een cardiale
oorzaak, omdat klager bekend was met een lekkende hartklep. Relevant hierbij is dat
de bloeduitslagen de werkdiagnose ‘infectie’ niet ondersteunden en dat een ‘longembolie
van de middenkwab’ niet in overeenstemming leek met de waarden in het arteriële bloedgas.
Bovendien wordt het beeld op de reguliere thoraxfoto beschreven als een beeld van
cardiale stuwing. Dat beklaagde hieraan niet gedacht heeft en geen aanvullend onderzoek
heeft uitgevoerd is naar het oordeel van het College tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5.3 Vervolgens is er op verzoek van de longarts tot twee keer toe een echocardiografie vervaardigd. Er was tot twee keer toe een zeer beperkt beeld te verkrijgen, maar beklaagde heeft niets gedaan om een beter beeld te krijgen. Hij heeft er opnieuw niet aan gedacht dat de klachten van klager een andere oorzaak zouden kunnen hebben. Beklaagde heeft naar het oordeel van het College onvoldoende uitgesloten dat er een cardiale oorzaak zou kunnen zijn voor de klachten van klager en had door moeten zoeken naar de oorzaak van de klachten. Dit geldt temeer nu beklaagde bekend was met de voorgeschiedenis van klager, te weten een lekkende hartklep. Toen de beelden uit de echocardiografie geen duidelijkheid opleverden, terwijl de situatie van klager bleef verslechteren onder de ingestelde therapie, had hij naar het oordeel van het College door moeten zoeken en moeten denken aan een cardiale oorzaak en/of een andere diagnose. Middels een slokdarmecho had beklaagde wellicht wel duidelijke beelden kunnen vervaardigen en had hij een mogelijke chordaruptuur kunnen uitsluiten. Ter zitting heeft beklaagde toegelicht dat hij hieraan niet heeft gedacht. Nu hij met deze mogelijkheid geen rekening heeft gehouden is beklaagde ook op 10 oktober 2018 verwijtbaar tekortgeschoten in de zorg naar klager toe.
5.4
De conclusie is dat beklaagde in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij ten opzichte
van klager behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a
van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht is gegrond.
5.5 Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft het College de aard en ernst van het onzorgvuldig handelen meegewogen. Alles overwegende acht het college een berisping in dit geval passend.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt op de maatregel van berisping.
Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter, E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, G.J. Dogterom, E.A. Dubois, J.W. van ’t Wout, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door W.A. de Vries, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2019.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de ongegrond verklaarde klachtonderdelen.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.