ECLI:NL:TGZRSGR:2019:126 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-124

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:126
Datum uitspraak: 30-07-2019
Datum publicatie: 30-07-2019
Zaaknummer(s): 2019-124
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht misbruik titel van huisarts. Geen rechtstreeks belanghebbende. Niet-ontvankelijk.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, huisarts,

werkzaam te D,

beklaagde,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot , werkzaam te Utrecht.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift, door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg ontvangen op 28 januari 2019 en na doorzending bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag ontvangen op 15 mei 2019,

-      het verweerschrift.

1.2              Het College heeft de klacht op 11 juli 2019 in raadkamer behandeld. 

2.                  De klacht

Klager verwijt beklaagde dat hij de titel van huisarts misbruikt. In het klaagschrift vermeldt klager:

‘….. Van de directie van het van E woonzorg te D heb ik vernomen dat C al jaren niet meer werkzaam is als huisarts, want met pensioen. Hij staat nog wel online als huisarts, maar als je dit nummer belt dan wordt je doorgeschakeld naar praktijk F op een ander adres. Hier is dus sprake van een fantoom-praktijk bij iemand die niet meer aan de strenge criteria voldoet. Hij dient zijn titel huisarts niet meer te voeren. Er is sprake van titelmisbruik……’

3.                  Het standpunt van beklaagde

3.1       Beklaagde heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van klager en subsidiair de klacht van titelmisbruik bestreden.

3.2       Beklaagde heeft gesteld dat klager niet klachtgerechtigd is aangezien hij geen ‘rechtstreeks belanghebbende’ is in de zin van artikel 65, eerste lid van de Wet BIG.

3.3       Beklaagde heeft voorts het volgende kenbaar gemaakt. In artikel 17 lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is bepaald dat het recht om een specialistentitel te voeren voorbehouden is aan degenen die zijn ingeschreven in het desbetreffende erkende specialistenregister. Beklaagde is in het register van Geneeskundig Specialisten (RGS) ingeschreven als huisarts en is in het BIG-register geregistreerd onder bovenvermeld nummer met als specialisme huisartsgeneeskunde. Van titelmisbruik is dan ook geen sprake. Ondanks dat het raadplegen van het BIG-register reeds voldoende inzicht geeft ter zake van de inschrijving van beklaagde als huisarts, heeft klager zowel bij het Register van Geneeskundig Specialisten (RGS) als bij het CIBG (de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van VWS) de registratie van verweerder geverifieerd en bevestigd gekregen. Desondanks blijft hij, ten onrechte, volharden in zijn standpunt dat beklaagde de titel huisarts niet meer zou mogen voeren.

4.                  De beoordeling

4.1       Ter beoordeling staat als eerste of klager kan worden ontvangen in zijn klacht tegen beklaagde. Meer in het bijzonder rijst de vraag of klager rechtstreeks belanghebbende is in de zin van artikel 65, eerste lid, onder a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).

4.2       Om als rechtstreeks belanghebbende als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onder a van de Wet BIG te kunnen worden aangemerkt, dient sprake te zijn van een rechtstreeks bij een handeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg betrokken eigen belang. Dit vloeit voort uit de aard en strekking van de Wet BIG, die beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken. Als rechtstreeks belanghebbende is in ieder geval aan te merken een patiënt van de betrokken zorgverlener. Ook een naaste betrekking van een patiënt of een nabestaande van een overleden patiënt kunnen rechtstreeks belanghebbende zijn. Daarbij geldt in beginsel als uitgangspunt dat de patiënt die daartoe zelf behoorlijk in staat is, degene is die beslist over het indienen van de klacht.   

4.3       Van een behandelrelatie tussen klager en beklaagde is niet gebleken. Voorts is niet gebleken dat klager als naaste betrekking van een patiënt (met diens toestemming) of als nabestaande namens een overleden patiënt de klacht heeft ingediend. Tot slot heeft klager een algemeen verwijt geformuleerd, op grond waarvan niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een handeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg waarbij klager rechtstreeks een (eigen) belang heeft.

4.4       Op grond van het voorgaande is de conclusie dat klager niet kan worden aangemerkt als een rechtstreeks belanghebbende. Nu voorts blijkt dat beklaagde wel degelijk nog geregistreerd is als huisarts, heeft niemand enig belang bij de klacht, omdat uit die registratie volgt dat geen sprake is van titelmisbruik. Het College zal dan ook zonder nader onderzoek beslissen dat de klacht niet-ontvankelijk is.

5.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

de klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 30 juli 2019 door  N.B. Verkleij, voorzitter, R.F. Kropman en B. van Ek, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

            - het college u of uw klacht niet-ontvankelijk heeft verklaard of

            - als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de ongegrond verklaarde klachtonderdelen.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.