ECLI:NL:TGZRSGR:2019:127 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-073

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:127
Datum uitspraak: 30-07-2019
Datum publicatie: 30-07-2019
Zaaknummer(s): 2019-073
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht over verzoek om vervoer voor ziekenhuisbezoek enkelklachten ongegrond. Uit de overgelegde e-mailwisseling blijkt dat direct een akkoord is gegeven. Voorts klacht over opname afdelingsarrest in het verpleeg- en behandelplan ongegrond. In het behandelplan van een TBS-instelling worden zowel behandel- als beveiligingsafspraken vastgelegd. Beklaagde heeft gemotiveerd waarom er door zijn voorgangers al afspraken met betrekking tot beveiliging gemaakt zijn en waarom hij geen grond had om deze afspraken aan te passen.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

verblijvende te B,

klager,

tegen:

C, GZ-psycholoog,

werkzaam te B,

beklaagde,

gemachtigde: mr.drs. P.A. de Zeeuw, werkzaam te  Amsterdam.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift, ontvangen op 8 maart 2019;

- het verweerschrift met bijlage.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       Het College heeft de klacht op 11 juli 2019 in raadkamer behandeld.  

2.           De feiten

2.1       Klager, geboren op 12 maart 1987, verblijft in D (hierna: D) te B op de afdeling E. Klager is geaccepteerd bij een vervolginstelling en is in afwachting van een definitieve plaatsing.

2.2       Beklaagde is sinds 2 januari 2019 werkzaam bij de D als Hoofd Behandeling en sinds 4 maart 2019 ook als GZ-psycholoog. In zijn hoedanigheid van Hoofd Behandeling van de afdeling E is verweerder onder meer betrokken bij de zorgverlening aan klager. Hij coördineert de zorgverlening aan klager.

2.3       Klager heeft op 20 februari 2019 een verzoek gedaan om vervoer te regelen ten behoeve van een ziekenhuisbezoek in verband met enkelklachten.

3.           De klacht

Klager verwijt de beklaagde dat hij

1.   geen beslissing neemt over het vervoer naar het ziekenhuis omdat klager wordt overgeplaatst naar een andere instelling.

2.   klager afdelingsarrest heeft gegeven en heeft besloten om het arrest op te nemen in het verpleeg- en behandelplan.

4.        Het standpunt van beklaagde

4.1       Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

4.2       Beklaagde heeft bevestigd dat er op 20 februari 2019 een verzoek is gedaan om vervoer te regelen ten behoeve van een ziekenhuisbezoek door klager. Beklaagde heeft gesteld dat op diezelfde dag toestemming hiervoor is verleend en daarbij is aangegeven op welke wijze vervoer diende plaats te vinden (via DV&O).

4.3       Beklaagde heeft voorts gesteld dat het afdelingsarrest niet door hem is opgelegd en dat reeds geruime tijd vóór de indiensttreding van beklaagde verschillende maatregelen van afdelingsarrest in het verpleeg- en behandelplan zijn opgenomen. Beklaagde heeft toegelicht dat de omgang tussen klager en verschillende hulpverleners steeds een wisselend beeld toont van enerzijds vriendelijke bejegening in de directe omgang en anderzijds spontane klachtuitingen jegens diezelfde zorgverleners die vaak verregaand verwijtend, verbaal grensoverschrijdend of zelfs bedreigend zijn. Omdat daardoor niet goed is in te schatten wat in klager omgaat, is vanuit veiligheidsoverwegingen in het verleden diverse malen de maatregel van afdelingsarrest opgelegd. In de verpleeg- en behandelplanbesprekingen werd geconcludeerd dat, gezien de veelheid aan maatregelen en het aanhouden ervan, niet te verwachten was dat de situatie zou gaan wijzigen. Daarom is de inperking van de vrijheid opgenomen in het verpleeg- en behandelplan van klager. Van een schending van regelgeving of ander onzorgvuldig handelen ten opzichte van klager is nooit sprake geweest. Beklaagde heeft gemeend geen grond te hebben om dit reeds ingezette beleid te veranderen of daarvan af te wijken.

5.        De beoordeling

5.1       Voor wat betreft het eerste klachtonderdeel heeft beklaagde het verwijt weersproken en de e-mailwisseling overgelegd waaruit blijkt dat op het verzoek van klager vrijwel direct een akkoord is gegeven om vervoer van klager naar het ziekenhuis te regelen. Het eerste klachtonderdeel is dan ook ongegrond.   

5.2       Ook het tweede klachtonderdeel is ongegrond. Het College beschikt niet over het verpleeg- en behandelplan en kan daardoor niet beoordelen hoe het afdelingsarrest daarin is opgenomen. In het behandelplan van een TBS-instelling worden zowel behandel- als beveiligingsafspraken vastgelegd. Beklaagde heeft gemotiveerd waarom er door zijn voorgangers al afspraken met betrekking tot beveiliging gemaakt zijn en waarom hij geen grond had om deze afspraken aan te passen. Het College kan beklaagde volgen in zijn overwegingen.

5.3       Om bovenstaande redenen zal het College zonder nader onderzoek beslissen dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

de klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 30 juli 2019 door N.B. Verkleij, voorzitter, E.H. Muste en E.S.J. Roorda, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

            - het college u of uw klacht niet-ontvankelijk heeft verklaard of

            - als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

            Bij een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op

            de ongegrond verklaarde klachtonderdelen.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.