Zoekresultaten 531-540 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORAMS:2020:9 Kamer voor het notariaat Amsterdam 686757/NT 20-29

    De conclusie is dat, uitgaande van de onder 5.2. genoemde maatstaf, het handelen van de notaris op de ALV onvoldoende verband houdt met zijn hoedanigheid als notaris om te kunnen leiden tot tuchtrechtelijke aansprakelijkheid. Voor zover dat al anders zou zijn, geldt dat, zoals de voorzitter ook heeft overwogen, klager onvoldoende concreet heeft gemaakt in welk(e) opzicht(en) de notaris verwijtbaar heeft gehandeld. Daarmee is niet voldaan aan het criterium dat het optreden van de notaris op de ALV van zodanige ernst moet zijn dat dit handelen nog de conclusie rechtvaardigt dat de notaris daardoor de eer en het aanzien van het notarisambt heeft geschaad of dat zijn handelen een notaris niet betaamt. De kamer is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de verwijten die klager aan de notaris maken, niet onder het notarieel tuchtrecht vallen, zodat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:2 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/371920 KL RK 20-73

      Klacht heeft betrekking op de totstandkoming en de afwikkeling van het testament van de tante van klaagster. Klaagster is op grond van het wettelijk erfrecht geen erfgenaam van de tante. Evenmin is zij door de tante als testamentair erfgenaam benoemd. Het feit dat klaagster zich als familielid emotioneel verbonden voelt met haar tante, is – hoe belangrijk en invoelbaar ook – onvoldoende om in tuchtrechtelijke zin aangemerkt te worden als belanghebbende. Daarom heeft de kamer de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:3 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/367797 / KL RK 20-34

      Klager verwijt de notaris dat hij de tussen de erfgenamen gesloten vaststellingsovereenkomst op een aantal punten onvoldoende voortvarend en niet juist heeft nageleefd. De notaris heeft een deel van zijn bestede tijd rechtstreeks en zonder vooraankondiging bij klager in rekening gebracht. De kamer is van oordeel dat de tijd die de notaris heeft besteed aan contacten met erfgenamen als boedelkosten gedeclareerd diende te worden. Uitzonderingen hierop dienden zeer uitdrukkelijk en tijdig aan klager/de erfgenamen te worden medegedeeld. De notaris heeft klachtwaardig gehandeld door zonder uitdrukkelijke aankondiging en onderbouwing vooraf een deel van zijn werkzaamheden plotsklaps enkel bij klager in rekening te brengen. Daar komt nog bij dat de onderbouwing voor het in rekening gebrachte bedrag van ontbreekt. De kamer heeft de klacht op dit punt gegrond verklaard en voor het overige de klacht ongegrond verklaard. Gelet op de voorgeschiedenis tussen klager en de notaris en de aard van het gegrond verklaarde feit heeft de kamer aan de notaris geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:4 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/373570 / KL RK 20-92

      Klagers verwijten de notaris dat het testament van vader, in 2004 opgemaakt ten overstaan van notaris Y, niet is ingeschreven in het CTR. Ook heeft de notaris te snel geconcludeerd dat er geen nadere testamenten van vader waren, terwijl het testament uit 2004 op het kantoor van de notaris was gepasseerd. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. De notaris kan geen verwijt worden gemaakt van het feit dat het testament van vader in 2004 niet in het CTR is ingeschreven. De notaris is op geen enkele wijze betrokken geweest bij de totstandkoming en inschrijving van dat testament, zodat geen sprake is van verwijtbare gedragingen van de notaris.   Verder acht de kamer het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de opmerkingen van klaagster tijdens de bespreking tussen klagers en de notaris op dat moment voor de notaris onvoldoende aanleiding vormde om nader onderzoek te doen in de eigen administratie van het kantoor. De notaris mocht vertrouwen op de volledigheid van het CTR, welk register uitputtend behoort te zijn.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:5 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/376393 / KL RK 20-111

      Klaagster verwijt de notaris dat zij onvoldoende heeft onderzocht of moeder kort voorafgaand en ten tijde van het passeren van de akte voldoende wilsbekwaam was om haar levenstestament op te maken. Ook heeft de notaris onvoldoende onderzocht of moeder niet onder invloed stond van anderen. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. De notaris is tijdens haar besprekingen met moeder tot de conclusie gekomen dat zij bekwaam was om haar wil te bepalen. Dat de notaris tot een andere conclusie had moeten komen, is niet of onvoldoende gebleken. De notaris heeft uitgebreid en onder vier ogen met moeder gesproken, waarbij moeder duidelijk kon uitleggen wat haar wens was en wat haar beweegredenen hiervoor waren. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris niet onzorgvuldig gehandeld. De notaris kon en mocht concluderen dat moeder wilsbekwaam was om haar levenstestament op te maken. Verder heeft de kamer overwogen dat de notaris tweemaal onder vier ogen met moeder heeft gesproken en bovendien extra vragen heeft gesteld om te verifiëren of het levenstestament de eigen wil van moeder bevatte. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris met deze handelwijze voldoende gewaarborgd dat moeder haar wil op onafhankelijke wijze heeft kunnen overbrengen aan de notaris. Van enige ongewenste beïnvloeding waardoor moeder haar wil niet meer op vrije wijze kon vormen is niet gebleken.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:1 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/370978 KL RK 20-66

    De klacht heeft betrekking op een verklaring die de notaris voor klager en zijn (inmiddels ex)partner heeft opgesteld. De notaris had die verklaring nimmer aan klager mogen voorleggen ter ondertekening en hij had zich er beter van moeten vergewissen of dit daadwerkelijk de wil van partijen/klager was. Klager werd enorm onder druk gezet door zijn vrouw. Voorts verwijt klager de notaris dat hij zich als partijnotaris heeft gedragen in de civiele procedure tussen klager en zijn ex-partner over de afwikkeling van de partnerschapsvoorwaarden. De kamer heeft de klacht deels niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de klachttermijn en voor het overige ongegrond.  

  • ECLI:NL:TNORSHE:2021:1 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/72 en 73

    Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris (kort gezegd) dat zij met betrekking tot moeders nalatenschap onzorgvuldig hebben gehandeld bij het opstellen van de verklaring van erfrecht, de boedelbeschrijving en de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen. De klacht tegen de notaris en de kandidaat-notaris valt uiteen in een aantal onderdelen. De kamer heeft de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard en de uitbreiding van de klacht bij repliek niet ontvankelijk verklaard. Een aantal verwijten van klager (ten aanzien van onder meer de informatieverstrekking, het onderzoek naar de wilsbekwaamheid en de onafhankelijke wilsvorming van vader (die erfgenaam en executeur is in moeders nalatenschap) en de mededelingen over de boedelbeschrijving) acht de kamer te voorbarig. Verder is het de kamer niet gebleken dat de notaris en de kandidaat-notaris door hun communicatie voor (een verdere escalatie van de) verstoorde familieverhoudingen hebben gezorgd noch dat zij tussen 8 november 2019 en 3 december 2019 onterecht niets van zich hebben laten horen. Ten slotte is de kamer van oordeel dat de notaris zich ten aanzien van de door klager opgevraagde volmacht terecht op haar geheimhoudingsplicht jegens klager beroept

  • ECLI:NL:TNORSHE:2021:2 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/48

    Het BFT verwijt de notaris dat hij voor de derde keer niet heeft voldaan aan de verplichting om voldoende opleidingspunten te behalen, ondanks de door het BFT geboden herstelmogelijkheden. Hiermee heeft de notaris in strijd gehandeld met artikel 2 Verordening bevordering vakbekwaamheid juncto artikel 5 Reglement bevordering vakbekwaamheid. De kamer heeft de klacht gegrond verklaard. De kamer heeft ten aanzien van een eventueel op te leggen maatregel overwogen dat bij beslissing van het hof Amsterdam in een andere klachtzaak aan de notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt is opgelegd, als gevolg waarvan de notaris zijn notariële werkzaamheden zal moeten staken. Uit de betreffende beslissing van het hof blijkt dat het hof het structurele tekort aan opleidingspunten van de notaris - hoewel deze klacht in de zaak bij het hof niet aan de orde was - heeft meegewogen bij het opleggen van de maatregel van ontzetting uit het ambt. De kamer is daarom van oordeel dat het opleggen van een maatregel in deze klachtprocedure geen toegevoegde waarde heeft. Aan de notaris is om die reden geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:33 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/366051 / KL RK 20-20

      Klagers verwijten de notaris dat hij onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de totstandkoming van het testament van erflater. In tegenstelling tot zijn eigen advies om een arts in te schakelen, heeft de notaris het testament gepasseerd zonder dat een VIA-arts de wilsbekwaamheid van erflater heeft beoordeeld. Dit had wel gemoeten gezien de aard en het stadium van de ziekte van erflater Ook is het testament gepasseerd zonder de wettelijk noodzakelijke getuigen. Klagers stellen dat er voldoende grond is om het testament nietig te verklaren. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. De notaris kon en mocht concluderen dat erflater voldoende in staat was om zijn wil te bepalen.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:34 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/369173 KL RK 20-48

      Klaagster is getrouwd met O en had samen met hem in maatschapsvorm een melkveebedrijf. O heeft ten overstaan van de notaris het melkveebedrijf, inclusief de echtelijke woning, geleverd aan een koper. In de akte heeft een schriftelijk gevolmachtigde van klaagster de krachtens artikel 1:88 BW vereiste toestemming tot verkoop verleend. Inmiddels zijn klaagster en O in een echtscheiding verwikkeld en heeft klaagster de notaris verzocht een kopie van de eindafrekening van de verkoop te verstrekken. De notaris heeft dit geweigerd.   De kamer overweegt dat klaagster als partij bij de akte dient te worden aangemerkt. Niet alleen was klaagster als echtgenote op grond van artikel 1:88 BW in de akte betrokken (de toestemming werd in de akte verleend), maar ook als maat van de maatschap. In de akte werd immers (een deel van) het maatschapsvermogen overgedragen. Uit de stukken blijkt dat de notaris ten tijde van de overdracht op de hoogte was van het feit dat sprake was van een maatschap, maar dat hij de inhoud van het maatschapscontract niet kende. Bij de aanvullende stukken die klaagster bij de kamer heeft ingediend, is alsnog een afschrift van het maatschapscontract overgelegd. Uit het maatschapscontract blijkt dat (een deel van) de overgedragen goederen tot het maatschapsvermogen behoorde(n). Naar het oordeel van de kamer had dit de notaris ertoe moeten bewegen om klaagster (alsnog) een volledige kopie van de eindafrekening te verstrekken. Zij had immers als maat recht op inzicht in de stukken, inclusief de eindafrekening, nu het ging om de overdracht van maatschapsvermogen en - zoals door klaagster onbetwist is gesteld en ook aan de notaris kenbaar is gemaakt - de eindafrekening uit maatschapsvermogen is betaald. De notaris heeft ten onrechte met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht slechts een gedeelte van de eindafrekening (alsnog) verstrekt. De kamer heeft daarom de klacht gegrond verklaard en aan de notaris een waarschuwing opgelegd.