ECLI:NL:TNORARL:2021:2 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/371920 KL RK 20-73

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:2
Datum uitspraak: 27-01-2021
Datum publicatie: 12-02-2021
Zaaknummer(s): C/05/371920 KL RK 20-73
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klacht heeft betrekking op de totstandkoming en de afwikkeling van het testament van de tante van klaagster. Klaagster is op grond van het wettelijk erfrecht geen erfgenaam van de tante. Evenmin is zij door de tante als testamentair erfgenaam benoemd. Het feit dat klaagster zich als familielid emotioneel verbonden voelt met haar tante, is – hoe belangrijk en invoelbaar ook – onvoldoende om in tuchtrechtelijke zin aangemerkt te worden als belanghebbende. Daarom heeft de kamer de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/371920 / KL RK 20-73

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klaagster ],

gevestigd te [ woonplaats klaagster ],

klaagster,

gemachtigde: [ naam gemachtigde ], wonende te [ woonplaats gemachtigde ],

tegen

[ naam notaris ],

notaris te [ vestigingsplaats notaris ].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht van 2 juni 2020;

-          de e-mail van klaagster van 9 juni 2020;

-          het verweer van de notaris van 22 juli 2020;

-          de e-mails van klaagster van 28 september 2020, 30 november 2020, 2 en 5 december 2020;

-          de aanvullende stukken van klaagster van 1 december 2020.

1.2.      De klachtzaak is ter zitting van 16 december 2020 behandeld. Klaagster en haar gemachtigde zijn ter zitting verschenen. De notaris heeft middels een videobelverbinding deelgenomen aan de mondelinge behandeling.

2.         De feiten

2.1.      Wijlen mevrouw [ naam van de tante ] (hierna: tante [ S ]) was getrouwd met wijlen de heer [ naam van de oom ] (hierna: oom [ G ]). Tante [ S ] en oom [ G ] hadden geen kinderen.

2.2.      Wijlen mevrouw [ naam van de moeder van klaagster ] was de zus van oom [ G ] en de moeder van klaagster.

2.3.      Tante [ S ] heeft op 25 juli 2016 ten overstaan van de notaris een testament opgemaakt. In het testament is de heer [ E ] (hierna: [ E ] ) tot erfgenaam benoemd.

2.4.      Oom [ G ] is overleden op 5 februari 2018. Tante [ S ] is overleden op 2 juni 2019.

2.5.      Na het overlijden van tante [ S ] is er meerdere malen contact geweest tussen (de kandidaat-notaris werkzaam op het kantoor van) de notaris en (de advocaat van) klaagster.

2.6.      Op 19 mei 2020 zijn twee woningen van oom [ G ] en tante [ S ] overgedragen aan [ E ].

3.         De klacht en het verweer

3.1.      De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

1)      De notaris heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de wilsbekwaamheid van tante [ S ] kort voorafgaand en ten tijde van het passeren van het testament. Er waren volgens klaagster meerdere indicatoren dat tante [ S ] niet meer wilsbekwaam was en bovendien werd beïnvloed door [ E ];

2)      De notaris geeft klaagster onvoldoende/geen antwoord op haar vragen;

3)      Ondanks de vragen/klachten van klaagster zijn in opdracht van de notaris op 19 mei 2020 twee panden van tante [ S ] en oom [ G ] overgedragen aan [ E ].

3.2.      Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4.         De beoordeling

De norm

4.1.      In artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) staat dat notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht zijn onderworpen met betrekking tot handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2.      Op grond van het bepaalde in artikel 99 lid 1 Wna kan een ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht bij de kamer indienen. De kamer dient derhalve te onderzoeken of klaagster enig redelijk belang bij haar klacht heeft.

Klachtonderdeel 1 en 3

4.3.      De kamer is van oordeel dat klaagster niet als belanghebbende bij klachtonderdelen 1 en 3 kan worden aangemerkt. Klaagster is op grond van het wettelijk erfrecht geen erfgenaam van tante [ S ]. Evenmin is zij door tante [ S ] als testamentair erfgenaam benoemd. Het feit dat klaagster zich als familielid emotioneel verbonden voelt met tante [ S ], is – hoe belangrijk en invoelbaar ook – onvoldoende om in tuchtrechtelijke zin aangemerkt te worden als belanghebbende voor zover de klacht betrekking heeft op de totstandkoming van het testament van tante [ S ]. Daarom is klachtonderdeel 1 niet-ontvankelijk.

4.4.      Ditzelfde heeft te gelden voor klachtonderdeel 3. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat de overdracht op 19 mei 2020 het gevolg was van de inhoud van het testament van tante [ S ]. Naar het oordeel van de kamer is klaagster in tuchtrechtelijke zin geen belanghebbende bij die overdracht omdat zij geen belanghebbende is in de nalatenschap van tante [ S ]. Ook klachtonderdeel 3 is daarom niet-ontvankelijk.

Klachtonderdeel 2

4.5.      Uit hetgeen partijen over en weer ter zitting hebben aangevoerd blijkt dat na het overlijden van tante [ S ] (de advocaat van) klaagster de notaris meerdere malen vragen heeft gesteld over (de totstandkoming en de afwikkeling van) het testament van tante [ S ]. In eerste instantie heeft de kandidaat-notaris, werkzaam op het kantoor van de notaris, de contacten met (de advocaat van) klaagster onderhouden. Vervolgens heeft de notaris, op verzoek van klaagster, de reactie van de kandidaat-notaris bevestigd. Daarna heeft klaagster nogmaals vragen gesteld, op welke vragen de notaris niet meer heeft gereageerd.

4.6.      De kamer overweegt dat de notaris terecht heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn geheimhoudingsplicht niet alle vragen van klaagster kon beantwoorden. De notaris heeft dit ook aan klaagster aangegeven. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris binnen de grenzen van zijn geheimhoudingsplicht de vragen van klaagster voldoende beantwoord.

De kamer merkt daarbij op dat de inhoud van de gesprekken die de notaris met tante [ S ] heeft gevoerd altijd onder zijn geheimhoudingsplicht vallen. Ook als klaagster wel belanghebbende was geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van tante [ S ], had de notaris daarom niet alle vragen van klaagster mogen beantwoorden. Verder merkt de kamer op dat de notaris vanwege zijn geheimhoudingsplicht niet bevoegd was om familieleden te informeren over zijn afspraken met tante [ S ].

Dat klaagster na de reactie van de notaris nogmaals vragen stelde en de notaris hier niet meer op heeft gereageerd, verdient wellicht aan de zijde van de notaris niet de schoonheidsprijs, maar levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. De notaris kon klaagster immers niets nieuws meer vertellen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-          verklaart klachtonderdelen 1 en 3 niet-ontvankelijk;

-          verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.C.J Heessels, voorzitter, mr. R.C.C. van Leest,

mr. S.V. Viveen, mr. J.A.H. Bruggemann en mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.