ECLI:NL:TNORSHE:2021:1 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/72 en 73

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2021:1
Datum uitspraak: 11-01-2021
Datum publicatie: 31-01-2021
Zaaknummer(s): SHE/2019/72 en 73
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris (kort gezegd) dat zij met betrekking tot moeders nalatenschap onzorgvuldig hebben gehandeld bij het opstellen van de verklaring van erfrecht, de boedelbeschrijving en de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen. De klacht tegen de notaris en de kandidaat-notaris valt uiteen in een aantal onderdelen. De kamer heeft de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard en de uitbreiding van de klacht bij repliek niet ontvankelijk verklaard. Een aantal verwijten van klager (ten aanzien van onder meer de informatieverstrekking, het onderzoek naar de wilsbekwaamheid en de onafhankelijke wilsvorming van vader (die erfgenaam en executeur is in moeders nalatenschap) en de mededelingen over de boedelbeschrijving) acht de kamer te voorbarig. Verder is het de kamer niet gebleken dat de notaris en de kandidaat-notaris door hun communicatie voor (een verdere escalatie van de) verstoorde familieverhoudingen hebben gezorgd noch dat zij tussen 8 november 2019 en 3 december 2019 onterecht niets van zich hebben laten horen. Ten slotte is de kamer van oordeel dat de notaris zich ten aanzien van de door klager opgevraagde volmacht terecht op haar geheimhoudingsplicht jegens klager beroept

Klachtnummers  : SHE/2019/72 en SHE/2019/73

Datum uitspraak : 11 januari 2021

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klachten van:

[klager] (hierna: klager),

wonende in [woonplaats],

tegen

1) [de notaris] (hierna: de notaris, klacht SHE/2019/72),

gevestigd in [vestigingsplaats],

2) [de kandidaat-notaris] (hierna: de kandidaat-notaris, klacht SHE/2019/73),

werkzaam in [plaatsnaam] (voorheen in [plaatsnaam]).

1.          De procedure

1.1.       Bij e-mailbericht van 3 december 2019 (met bijlagen) aan de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer) heeft klager klachten geformuleerd tegen de notaris en de kandidaat-notaris.

1.2.       De notaris en de kandidaat-notaris hebben bij brief van 3 februari 2020 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.

1.3.       Bij brieven van 26 februari 2020 heeft de kamer partijen uitgenodigd om bij de mondelinge behandeling van de klachten aanwezig te zijn op 15 juni 2020.

1.4.       Bij brieven van 2 juni 2020 heeft de kamer aan partijen meegedeeld dat de mondelinge behandeling van de klachten op 15 juni 2020 niet kan doorgaan in verband met de in het kader van het coronavirus getroffen maatregelen. Aan partijen is voorgesteld in plaats van een mondelinge behandeling de zaak na een tweede schriftelijke ronde schriftelijk af te doen. Partijen is verzocht binnen veertien dagen te reageren, indien zij een mondelinge behandeling van de klacht wensen.

1.5.       Beide partijen hebben vervolgens niet om een mondelinge behandeling gevraagd.

1.6.       Bij brief van 6 augustus 2020 (met bijlagen) heeft klager repliek ingediend.

1.7.       Bij e-mailbericht van 21 september 2020 (met bijlagen) hebben de notaris en de kandidaat-notaris dupliek ingediend.

1.8.       Ten slotte is aan partijen op 30 september 2020 bericht dat op 11 januari 2021 uitspraak zal worden gedaan.

1.9.       Vanwege de onderlinge samenhang heeft de kamer de klacht tegen de notaris en de klacht tegen de kandidaat-notaris gevoegd, wat leidt tot een uitspraak.

2.          De feiten

2.1.       De moeder van klager, mevrouw [naam] (hierna: moeder), heeft voor het laatst over haar nalatenschap beschikt bij testament van 11 augustus 2016. Bij dit testament heeft zij - kort gezegd - vader en haar drie kinderen tot haar enige erfgenamen benoemd (vader voor 1/1.000 gedeelte en ieder van de kinderen voor 333/1.000 gedeelte van haar nalatenschap) en de wettelijke verdeling van toepassing verklaard. Op grond hiervan zijn de goederen van moeders nalatenschap van rechtswege aan vader toegedeeld onder de verplichting om de schulden van de nalatenschap voor zijn rekening te nemen. De kinderen hebben een geldvordering op vader gekregen ter grootte van hun erfdeel. Verder heeft moeder de vader van klager, de heer [naam] (hierna: vader), tot executeur benoemd.

2.2.       Bij akte van 11 augustus 2016, verleden voor [de oud-notaris] (hierna: de oud-notaris), heeft de vader een levenstestament gemaakt. In dit levenstestament heeft vader de broer van klager, de heer [naam] (hierna: de broer), aangewezen als zijn gevolmachtigde.

2.3.       De notaris is de opvolger van de oud-notaris. Zij heeft het protocol van de oud-notaris overgenomen.

2.4.       Op [datum] 2019 is de moeder van klager, [moeder] (hierna: moeder), overleden. Moeder was ten tijde van haar overlijden in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met vader en heeft drie kinderen achtergelaten, te weten:

- klager;

- de broer; en

- de zus van klager, mevrouw [naam] (hierna: de zus).

2.5.       Naar aanleiding van moeders overlijden heeft de broer telefonisch contact opgenomen met het notariskantoor voor het maken van een afspraak.

2.6.       Op 2 mei 2019 heeft de notaris op haar kantoor een bespreking gevoerd met vader, de broer en de zus. Tijdens deze bespreking heeft vader verklaard de executeursbenoeming te aanvaarden en moeders nalatenschap zuiver te willen aanvaarden. De broer en de zus hebben te kennen gegeven de nalatenschap beneficiair te willen aanvaarden. Verder heeft vader de notaris opdracht gegeven tot het opstellen van een verklaring van executele en een verklaring van erfrecht en heeft hij te kennen gegeven dat de broer op grond van het levenstestament van 11 augustus 2016 (hierna: de notariële volmacht) optreedt als gevolmachtigde van vader en - waar nodig - ook zou optreden als contactpersoon bij de afwikkeling van moeders nalatenschap.

2.7.       Bij brieven van 9 juli 2019 heeft de notaris aan vader, de broer, de zus en klager een kopie van het testament van moeder gezonden en hen geïnformeerd over de inhoud van moeders testament, de positie van haar erfgenamen in de nalatenschap, de mogelijkheden tot zuivere aanvaarding, beneficiaire aanvaarding of verwerping van de nalatenschap en de afwikkeling van de nalatenschap. De notaris heeft klager geadviseerd om moeders nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Aan hem is een verklaring tot beneficiaire aanvaarding van moeders nalatenschap ter ondertekening meegezonden. Verder heeft de notaris bij deze brief meegedeeld dat moeders nalatenschap volgens vader positief is en zij heeft klager doorverwezen naar vader als hij informatie mocht willen over de bezittingen en schulden.

2.8.       De broer heeft vervolgens contact opgenomen met de notaris en namens vader opdracht gegeven aan de notaris tot het opstellen van de boedelbeschrijving en het opstellen van de akte houdende de vaststelling van de geldvorderingen van de broer, de zus en klager op vader (hierna: de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen).

2.9.       Op 22 juli 2019 heeft klager telefonisch contact gehad met de kandidaat-notaris. Klager heeft in dat telefoongesprek te kennen gegeven dat hij, voordat hij een keuze tot aanvaarding dan wel verwerping van moeders nalatenschap zou maken, informatie wenste te ontvangen over de omvang en de samenstelling van de nalatenschap en de door de broer aan de notaris verstrekte gegevens en documenten. De kandidaat-notaris heeft aan klager te kennen gegeven dat zij met de notaris (die op dat moment op vakantie was) zou overleggen en dat klager nader zou worden geïnformeerd als de notaris van vakantie is teruggekeerd.

2.10.      Op 23 juli 2019 heeft klager nogmaals telefonisch contact opgenomen met de kandidaat-notaris en meegedeeld dat hij twijfels heeft over de volledigheid en juistheid van de door de broer aangeleverde gegevens en documenten. Verder heeft klager met zoveel woorden duidelijk gemaakt dat hij vader vanwege diens geestelijke toestand wilsonbekwaam acht. Klager heeft benadrukt dat hij het van belang acht dat de notaris en de kandidaat-notaris alle stukken goed toetsen en nadere informatie opvragen over de jaren vóór het overlijden van moeder. De kandidaat-notaris heeft aan klager te kennen gegeven dat zij de twijfels van klager en zijn verzoek tot inzage in de door de broer verstrekte gegevens en documenten met de notaris zal bespreken na de vakantie van de notaris. Verder heeft de kandidaat-notaris desgevraagd aan klager uitgelegd dat wanneer één van de erfgenamen moeders nalatenschap beneficiair aanvaardt en klager hiervan op de hoogte wordt gesteld, klager op grond van de wet geacht wordt de nalatenschap ook beneficiair te aanvaarden, tenzij hij de nalatenschap alsnog binnen drie maanden zuiver aanvaardt of verwerpt door middel van een bij de rechtbank op te stellen verklaring.

2.11.      Na de vakantie van de notaris hebben de notaris en de kandidaat-notaris de door de broer verstrekte gegevens en documenten bestudeerd en heeft de kandidaat-notaris vervolgens nadere stukken bij de broer opgevraagd. De kandidaat-notaris heeft toen ook aan de broer te kennen gegeven dat klager had verzocht om nadere informatie over de jaren voorafgaande aan moeders overlijden. Aan de broer is gevraagd om dit verzoek met vader te bespreken.

2.12.      Op 7 of 8 augustus 2019 hebben klager en de kandidaat-notaris elkaar telefonisch gesproken. Over de precieze datum zijn klager en de (kandidaat-)notaris het niet eens. Ook geven zij een andere lezing van het gesprek. Wel staat vast dat de kandidaat-notaris heeft laten weten dat zij van 12 tot en met 28 augustus 2019 vakantie heeft.

2.13.      Op 16 september 2019 heeft klager zowel telefonisch als per e-mail contact opgenomen met het kantoor van de notaris. In het e-mailbericht heeft klager het volgende aan de notaris te kennen gegeven:

“Omdat ik op grond van uw brief van 9 juli jl. de op 12 en wederom op 23 juli jl. door [de kandidaat-notaris] aan mij toegezegde informatie niet ontving en zij mijn terugbelverzoeken van 11 en 13 september helaas niet heeft beantwoord, ben ik hierdoor helaas genoodzaakt mij thans tot de toezichtskamer te richten indien ook u mij heden niet met een bevredigende beantwoording ter nakoming terugbelt op mijn terugbelverzoek van hedenochtend 11.31u..

Deze informatie betreft de sluitende bancaire en fiscale administratie en van alle registergoederen conform de wettelijke bewaartermijnen, evenals de sluitende rekening en verantwoording van de “overeenkomst van beheer bankrekening”, welke verplichting op de beheerder namens uw opdrachtgever rust en welke verplichting uw opdrachtgever ondanks mijn vergeefs schriftelijk aangetekend verzoek daartoe in 2018 en in 2019 halsstarrig weigert te beantwoorden.

In uw brief van 9 juli staat dat ik mij moet richten tot uw opdrachtgever, doch deze verwijst mij naar mijn oudste broer als zijn gevolmachtigde, doch deze weigert mij het gevraagde onverkort te verstrekken.

Aangezien deze broer buiten de volmacht reeds vele jaren het vermogen beheert van wijlen mijn moeder en van mijn vader, mijn vader psychisch objectief hiertoe niet in staat was, heb ik op grond van deze gang van zaken gerede en gerechtvaardigde twijfel of u de juiste informatie heeft of ontvangt om de verplichtingen richting de fiscale autoriteiten beroepshalve op juiste wijze te verrichten.”

De notaris heeft klager naar aanleiding van dit e-mailbericht op dezelfde dag teruggebeld.

2.14.      In overleg met de notaris heeft de kandidaat-notaris bij e-mailbericht van 17 september 2019 het volgende aan klager te kennen gegeven:

“Naar aanleiding van uw telefoongesprek gistermiddag met [de notaris] , stuur ik u deze e-mail over de voortgang van de afwikkeling van de nalatenschap van uw moeder.

Uw broer (…) heeft namens uw vader opdracht gegeven voor het opstellen en passeren van een verklaring van executele en een verklaring van erfrecht. Een verklaring van executele is een door een notaris opgestelde akte, waaruit blijkt wie de executeur is van de nalatenschap en welke bevoegdheden deze executeur heeft. Uit de verklaring van erfrecht blijkt ook wie de erfgenamen zijn. Met het oog op het vaststellen van de verklaring van erfrecht hebben wij u aangeschreven en u op de hoogte gesteld van uw positie in de nalatenschap.

Daarnaast hebben wij de opdracht gekregen om een boedelbeschrijving op te maken en een akte tot vaststelling van de door de kinderen verkregen geldvorderingen op te stellen. Deze stukken hebben wij in ontwerp opgesteld op basis van de door uw broer namens uw vader aan ons verstrekte informatie. Zodra uw vader dan wel uw broer namens uw vader ons hebben laten weten in te stemmen met het opgestelde stuk, zullen wij dit aan u en uw zus toesturen met de aan de boedelbeschrijving ten grondslag liggende stukken.

Wij zullen uw broer ook vragen naar de beheersovereenkomst waarin u in uw e-mail van gisteren melding maakt en zullen vragen u daarover informatie te verstrekken. Zoals wij u lieten weten, hebben wij deze niet in ons bezit.

Indien alle erfgenamen vervolgens akkoord gaan met de inhoud van de boedelbeschrijving en de akte van vaststelling van de geldvorderingen, kan de akte tot vaststelling van de geldvorderingen passeren. De akte kan derhalve uitsluitend passeren wanneer iedere partij akkoord gaat.

Ik verwacht dat ik u de voormelde stukken op korte termijn kan toesturen. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, zal ik u informeren.”

2.15.      Op 18 september 2019 heeft de kandidaat-notaris het ontwerp van de boedelbeschrijving en de concept-akte houdende vaststelling van de geldvorderingen aan de broer en vader gezonden.

2.16.      Bij e-mailbericht van 20 september 2019 heeft klager de volgende vragen gesteld aan de kandidaat-notaris:

“U meldt niet op welke data de door u genoemde opdrachten zijn verstrekt. Kunt u mij deze data berichten?

U schrijft dat mijn broer dit namens mijn vader deed. Mag ik van u een afschrift ontvangen van de volmacht van mijn broer en kunt u mij berichten of mijn broer deze opdrachten gaf op grond van deze volmacht?

In uw derde alinea schrijft u over de aan u verstrekte informatie. Kunt u mij bevestigen dat u de informatie onverkort heeft opgevraagd zoals ik met u afsprak op 23 juli en zoals exact door mij nogmaals verwoord in de 2e alinea in mijn mail aan [de notaris] van 16 september?

Ook schrijft u niet, hetgeen u mij vertelde, dat mijn vader inmiddels koos voor de wettelijke verdeling binnen de daarvoor in het testament gestelde termijn, kunt u mij deze keuze bevestigen?

(…)

Ik verzoek u mij te bevestigen de uiterste datum wanneer ik van u de stukken ontvang en ik verzoek u mij vóór die datum te berichten indien u niet onverkort de door mij gevraagde informatie heeft.”

2.17.      Op 26 september 2019 heeft de kandidaat-notaris een e-mail van de broer ontvangen met de ontbrekende gegevens voor het opmaken van de boedelbeschrijving.

2.18.      Bij e-mailbericht van 27 september 2019 heeft de kandidaat-notaris aan klager geantwoord dat:

- vader en de broer op 2 mei 2019 een bespreking hebben gehad op het notariskantoor en dat zij vervolgens opdracht hebben gegeven tot het opstellen van een verklaring van erfrecht en executele en het opstellen van een boedelbeschrijving;

- de broer namens vader handelt op grond van een notariële akte, die is verleden voor de oud-notaris;

- zij en de notaris op grond van de notariële volmacht en de notariële wet- en regelgeving niet bevoegd zijn om een afschrift van de volmacht aan klager te verstrekken;

- een kopie van de volmacht kan worden opgevraagd bij vader of de broer;

- vader geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de wettelijke verdeling ongedaan te maken;

- de broer heeft aangegeven dat er geen sprake is van de door klager gemelde beheerrekening;

- de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen, de boedelbeschrijving en de aan de boedelbeschrijving ten grondslag liggende documenten de week daarna zullen worden toegezonden aan klager.

2.19.      Bij brief van 27 september 2019 heeft de notaris de volgende stukken aan klager toegezonden:

- het ontwerp van de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen;

- de boedelbeschrijving;

- de aan de boedelbeschrijving ten grondslag liggende stukken;

- de volmacht tot beneficiaire aanvaarding.

In deze brief is nogmaals aan klager gevraagd zijn keuze over het aanvaarden dan wel verwerpen van de nalatenschap kenbaar te maken.

2.20.      Op 30 september 2019 heeft de notaris het bericht ontvangen dat vader, de broer en de zus akkoord gaan met de boedelbeschrijving en de concept-akte houdende vaststelling van de geldvorderingen.

2.21.      Bij e-mailbericht van 8 oktober 2019 heeft klager een kopie van de door vader, moeder, de broer, de zus en klager op 22/23 december 2017 getekende “overeenkomst van beheer bankrekening” (hierna: de beheerovereenkomst) en een kopie van de op grond van deze overeenkomst door hem aan de broer gezonden aansprakelijkstelling van 26 maart 2019 aan de kandidaat-notaris toegezonden. In dit e-mailbericht heeft klager gevraagd:

- waarom de gevraagde aangiften IB over de jaren 2014 en 2015 ontbreken;

- waarom de gevraagde definitieve aanslagen van de aangiften IB over 2014, 2015, 2016 en 2017 ontbreken;

- hoe de vermogensmutaties in de jaren 2016, 2017 en 2018 verklaard kunnen worden;

- waarom de gevraagde bancaire informatie ontbreekt ten aanzien van de hiervoor genoemde aangiftejaren;

- waar in de aangiften en in de bancaire documenten (het restant van) de verkoopopbrengst van de woning van vader en moeder is verantwoord;

- of de kandidaat-notaris klagers verzoek om een afschrift van de notariële volmacht aan vader en de broer kan doorsturen;

- waarom de aangifte IB 2018 en de boedelbeschrijving het bestaan van de beheerovereenkomst miskennen;

- waarom de aangifte IB 2018 en de boedelbeschrijving het bestaan miskennen van het restant van de schulden per 1 januari 2016 aan de broer, de zus en klager als gevolg van de verkoop van de woning van vader en moeder aan de drie kinderen.

2.22.      Bij e-mailbericht van 14 oktober 2019 heeft de kandidaat-notaris onder meer het volgende aan klager te kennen gegeven:

“De boedelbeschrijving hebben wij gemaakt op basis van de stukken die wij van/namens de executeur ontvangen hebben. Het is de verantwoordelijkheid van de executeur dat de boedelbeschrijving juist en volledig is. Uw vader heeft ons laten weten bereid te zijn de boedelbeschrijving onder ede te bevestigen. Ik zal hiertoe een akte opstellen.

De boedelbeschrijving betreft de omvang en samenstelling van de nalatenschap per overlijdensdatum en heeft geen betrekking op de vermogenssituatie over de jaren voorafgaand aan het overlijden. Onze werkzaamheden strekken zich dan ook niet uit tot het controleren van de aanslagen inkomstenbelasting of de daaraan ten grondslag liggende aangiften die in voorgaande jaren door uw ouders zijn ingediend.

Indien u daarmee akkoord gaat, kunnen wij evenwel onderstaande e-mail aan uw broer (…) toesturen met het verzoek te reageren op uw vragen.

Daarnaast zullen wij met uw vader en broer afstemmen of wij een origineel afschrift van de volmacht aan u mogen toesturen.”

2.23.      Bij aangetekende brief van 14 oktober 2019 heeft de notaris in opdracht van vader aan klager te kennen gegeven dat de broer en de zus moeders nalatenschap inmiddels beneficiair hebben aanvaard. Onder verwijzing naar de eerdere brief van 9 juli 2019 heeft de notaris klager verzocht om te laten weten welke keuze hij over het aanvaarden dan wel verwerpen van de nalatenschap heeft gemaakt. De notaris heeft klager meegedeeld dat hij op grond van de wet wordt geacht de nalatenschap beneficiair te aanvaarden, tenzij hij binnen drie maanden na de ontvangst van de brief van 14 oktober 2019 de nalatenschap zuiver aanvaardt of verwerpt.

2.24.      Bij e-mailbericht van 17 oktober 2019 heeft klager aan de kandidaat-notaris laten weten dat hij instemt met het doorsturen van zijn e-mailbericht van 8 oktober 2019 aan de broer en met het doorgeven aan de broer van zijn verzoek om een afschrift van de notariële volmacht. Verder heeft klager de kandidaat-notaris verzocht om te bevestigen dat de broer de boedelbeschrijving onder ede zal bevestigen.

2.25.      Bij e-mailbericht van 22 oktober 2019 om 09:54 uur heeft de kandidaat-notaris aan klager laten weten dat vader de boedelbeschrijving zelf, zonder gebruikmaking van de aan de broer gegeven volmacht, in zijn hoedanigheid van executeur onder ede zal bevestigen en dat het daarom niet noodzakelijk is om de boedelbeschrijving onder ede te laten bevestigen door de broer. Verder heeft de kandidaat-notaris aan klager te kennen gegeven dat zij de e-mail van 8 oktober 2019 aan de broer zal doorsturen en dat zij met vader en de broer zal afstemmen of een afschrift van de notariële volmacht aan klager mag worden verstrekt.

Op dezelfde dag heeft de kandidaat-notaris de e-mail van klager van 8 oktober 2019 aan de broer doorgezonden met het verzoek om mede namens vader op de e-mail te reageren en de gevraagde documenten toe te sturen.

2.26.      Bij e-mailbericht van 22 oktober 2019 om 10:53 uur heeft klager het volgende aan de kandidaat-notaris te kennen gegeven:

“Ik schreef u waarom de verklaring van mijn vader van onwaarde is. U gaat hier niet op in door te stellen dat mijn vader hiertoe bereid is.

Ik verzoek u mij te bevestigen dat mijn broer de verklaring aflegt, bij gebreke waarvan ik dat de tuchtrechter zal verzoeken dit te bevestigen.”

2.27.      Bij e-mailbericht van 7 november 2019 heeft klager naar aanleiding van zijn e-mail van 22 oktober 2019 een herinnering gestuurd naar de kandidaat-notaris.

2.28.      Bij e-mailbericht van 8 november 2019 om 08:53 uur heeft de kandidaat-notaris onder meer het volgende aan klager geantwoord:

“Omdat het tot de taak van de executeur behoort om de boedelbeschrijving op te stellen en het tot zijn verantwoordelijkheid behoort om dat de boedelbeschrijving juist en volledig is, dient uw vader de verklaring onder ede af te leggen en niet uw broer.

Daarnaast wil ik u erop wijzen dat wij op grond van notariële wet- en regelgeving verplicht zijn om na te gaan of een cliënt in staat is tot een redelijke waardering van zijn eigen belangen, wensen en gevolgen van zijn handelingen.

Op het moment dat er aanleiding bestaat om aan de wilsbekwaamheid van een cliënt te twijfelen, zullen wij nader onderzoek hierna doen. Uiteraard nemen wij deze notariële wet- en regelgeving in acht, ook bij uw vader.

Op het moment dat wij onze twijfels hebben over de wilsbekwaamheid van uw vader, zullen wij uiteraard nader onderzoek doen en indien nodig passende maatregelen treffen.

Het aangepaste ontwerp van de boedelbeschrijving, waarin de bevestiging onder ede door uw vader zal worden opgenomen, zullen wij u op korte termijn toesturen.

Hierbij wil ik u informeren dat ik uw e-mail van 8 oktober jongstleden heb doorgestuurd aan uw broer (…) met het verzoek daarop te reageren namens uw vader.

Uw broer (…) gaf aan op korte termijn contact met u op te nemen ten aanzien van uw vragen over het vermogen van uw ouders en het levenstestament.

Ik wil u er tot slot op wijzen dat u als erfgenaam in beginsel enkel belang heeft bij informatie over de omvang het vermogen van uw vader en uw moeder ten tijde van het overlijden van uw moeder.

U heeft niet zonder meer recht op informatie over de omvang van het vermogen in de jaren voorafgaand aan het overlijden van uw moeder. Hiervoor dient u aan te geven in welke context u de informatie opvraagt en welk belang u hierbij heeft.”

2.29.      Bij e-mailbericht van 8 november 2019 om 09:39 uur heeft klager onder meer het volgende aan de kandidaat-notaris te kennen gegeven:

“Alvorens ik reageer wacht ik nog enkele dagen of mijn broer mij deze info geeft.”

Verder heeft klager meegedeeld dat hij zich niet kan vinden in de door de kandidaat-notaris gegeven antwoorden.

2.30.      Bij e-mailbericht van 8 november 2019 om 17:21 uur heeft de broer een eerdere e-mail van 25 oktober 2019 van hem aan de kandidaat-notaris aan klager doorgezonden. Verder heeft hij bij de e-mail van 8 november 2019 en twee opvolgende mails van dezelfde datum de notariële volmacht in drie gedeelten aan klager (door)gestuurd. In het eerste e-mailbericht van 8 november 2019 (dat cc naar de notaris en de kandidaat-notaris is gestuurd) staat het volgende vermeld:

“Onze vader is bereid om in gesprek te gaan met alle erfgenamen op het kantoor van [de notaris] in (…) in bijzijn van de notaris (…) en de kandidaat-notaris (…) om de verdere afwikkeling van de nalatenschap van onze moeder te bespreken. Tijdens dit gesprek kunnen ook je vragen uit bijgaande e-mail van 8 oktober jl. van jou aan de notaris aan bod komen.

Bijgaand ontvang je alvast het gevraagde afschrift van de algehele volmacht (het levenstestament) van onze vader. Vanwege de omvang in aantal MB’s wordt dit verspreid over meerdere e-mails verzonden.

Tenslotte ontvang je onderstaand het schriftelijke antwoord van onze vader op je bijgaande e-mail verzoek van 8 oktober jl., waarvan de notaris ons vroeg dit rechtstreeks naar jou te sturen in plaats van dit antwoord indirect via de notaris naar jou te laten sturen.” 

2.31.      Op 29 november 2019 heeft de kandidaat-notaris het ontwerp van de (aangepaste) akte van boedelbeschrijving met de bevestiging onder ede van vader en de gewijzigde akte houdende vaststelling van de geldvorderingen aan de broer ten behoeve van vader gezonden met het verzoek deze goed te keuren, zodat de stukken ook aan de andere erfgenamen kunnen worden toegezonden. Verder heeft de kandidaat-notaris twee data voorgesteld waarop de bespreking met de erfgenamen op het notariskantoor zou kunnen plaatsvinden.

2.32.      Bij e-mailbericht van 1 december 2019 heeft de broer geantwoord dat de akte van boedelbeschrijving en de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen akkoord zijn en heeft hij te kennen gegeven dat de bespreking op 17 december 2019 zou kunnen plaatsvinden.

2.33.      Bij e-mailbericht van 3 december 2019 heeft klager het volgende aan de kandidaat-notaris bericht:

“Helaas hebt u mij helaas niet(s) meer bericht en zal ik de klacht thans omgaand indienen.”

2.34.      De kandidaat-notaris heeft klager op dezelfde dag gebeld. In dat telefoongesprek heeft klager zijn onvrede geuit over de wijze waarop de kandidaat-notaris en de notaris handelen.

2.35.      Vervolgens heeft klager bij e-mailbericht van 3 december 2019 onderhavige klacht bij de kamer ingediend.

2.36.      Bij e-mailbericht van 4 december 2019 om 14:24 uur heeft de kandidaat-notaris bevestigd wat zij met klager heeft besproken op 3 december 2019 en heeft zij hem het ontwerp van de (aangepaste) akte van boedelbeschrijving met de bevestiging onder ede van vader en het gewijzigde ontwerp van de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen toegezonden.

2.37.      Bij e-mailbericht van 4 december 2019 om 16:01 uur heeft klager aan de kandidaat-notaris geantwoord dat de door haar geschetste weergave van het telefoongesprek van 3 december 2019 onjuist is. Verder heeft klager aan de kandidaat-notaris bericht dat hij de dag ervoor een klacht heeft ingediend bij de kamer.

2.38.      De notaris en de kandidaat-notaris hebben hun werkzaamheden ten aanzien van het opstellen van de boedelbeschrijving en het opstellen van de akte houdende de vaststelling van de geldvorderingen gecontinueerd en hierover uitvoerig gecorrespondeerd met klager.

2.39.      Vanaf 1 februari 2020 is de kandidaat-notaris niet meer werkzaam op het kantoor van de notaris en heeft de notaris de door vader verleende opdrachten verder alleen uitgevoerd.

2.40.      In de hierna gevolgde periode is - kort gezegd - onder andere het volgende gebeurd.

-        De notaris heeft concepten van de akte houdende boedelbeschrijving en de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen toegezonden aan klager.

-        De akte houdende boedelbeschrijving en de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen zijn uiteindelijk op 18 juni 2020 door de notaris gepasseerd. Vader, de broer en de zus hebben meegewerkt aan het passeren van de akten. Klager heeft zijn medewerking niet verleend.

-        De twee akten zijn in tegenwoordigheid van twee getuigen gepasseerd.

-        In de akte houdende boedelbeschrijving is aandacht besteed aan de door klager gestelde onttrekking van een bedrag van € 200.000,-- uit moeders nalatenschap. In de akte lichten vader en de broer toe waarom het box 3-vermogen van moeder in de jaren voorafgaande aan haar overlijden is afgenomen. Aan de akte zijn bijlagen gehecht waarnaar vader en de broer verwijzen.

-        Uit de akte houdende boedelbeschrijving blijkt dat zowel vader als de broer in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van vader de juistheid en de volledigheid van de boedelbeschrijving onder ede hebben bevestigd.

-        In de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen staat vermeld dat klager niet als partij bij de akte is verschenen en dat hij dan ook niet aan de vaststelling van de geldvorderingen is gebonden.

-        De notaris heeft klager na het passeren van de akten een afschrift van de akte houdende boedelbeschrijving en een afschrift van de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen toegezonden.

3.          De klachten

3.1.       Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris (kort gezegd) dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld bij het opstellen van de verklaring van erfrecht, de boedelbeschrijving en de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen. De klachten tegen de notaris en de kandidaat-notaris vallen - kort gezegd - uiteen in de volgende in het klaagschrift genoemde onderdelen.

a)     Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris in de klachtonderdelen 1, 2 (voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de juistheid en volledigheid van de door de broer en vader verstrekte informatie), 3, 6 (voor zover dit klachtonderdeel geen betrekking heeft op de notariële volmacht) en 7 dat zij hem niet alle opgevraagde documenten en informatie hebben verstrekt ten aanzien van moeders nalatenschap over de vijf jaren voorafgaand aan moeders overlijden en dat zij de beschikbare informatie niet voldoende hebben onderzocht op juistheid en volledigheid.

b)     Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris in klachtonderdeel 2 (voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de wilsbekwaamheid van vader) dat zij onvoldoende zorgvuldig hebben gehandeld bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van vader en dat zij onvoldoende hebben gewaarborgd dat vader zijn wil op onafhankelijke wijze - zonder beïnvloeding van de broer - aan de (kandidaat-)notaris heeft kunnen overbrengen.

c)     Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris in klachtonderdeel 4 dat zij de broer als gevolmachtigde van vader hebben gevraagd om de door klager bij e-mail van 8 oktober 2019 aan de kandidaat-notaris gestelde vragen zelf rechtstreeks te beantwoorden aan klager. In zijn antwoordmail van 8 november 2019 aan klager heeft de broer ook zijn eerdere e-mail van 25 oktober 2019 aan de kandidaat-notaris meegezonden. In laatstgenoemde e-mail staat persoonlijke informatie vermeld, die voor een (verdere) verstoring van de familieverhoudingen heeft gezorgd. Na 8 november 2019 heeft klager niets meer van de kandidaat-notaris en/of de notaris gehoord, totdat hij op 3 december 2019 aan de kandidaat-notaris meedeelde dat hij een klacht bij de kamer zou indienen.

d)     Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris in klachtonderdeel 5 dat zij hebben meegedeeld dat zij de boedelbeschrijving alleen door vader onder ede willen laten bevestigen. Hiermee behoudt de broer als gevolmachtigde van vader vrij spel.

e)     Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris in klachtonderdeel 6 (voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de notariële volmacht) dat zij hebben geweigerd om aan hem een afschrift te verstrekken van de notariële volmacht van vader aan de broer. Zij hebben het daarmee overgelaten aan de broer of klager de notariële volmacht zou ontvangen.

3.2.       De notaris en de kandidaat-notaris hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klachten. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Bij repliek ingediende klachten

4.2.       Voor zover klager bij repliek nieuwe klachten naar voren heeft gebracht - die bovendien voor een deel betrekking hebben op het handelen en/of nalaten van de (kandidaat-)notaris in de periode na de datum van het klaagschrift - overweegt de kamer dat uit het bepaalde in artikel 9 van het Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat (zoals bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Besluit op het notarisambt) volgt dat de klacht bij repliek niet meer kan worden uitgebreid door het stellen van nieuwe klacht(onderdel)en. Indien een klager na indiening van het klaagschrift nieuwe klachten wenst in te dienen, zal hij hiervoor op grond van het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van genoemd reglement een nieuw klaagschrift moeten indienen en opnieuw griffierecht moeten betalen, alvorens de kamer bedoelde klachten in behandeling neemt. Klager zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de bij repliek ingediende klachten. Hierna zal de kamer ingaan op de bij klaagschrift tegen de notaris en de kandidaat-notaris ingediende klachten, die uiteenvallen in de hiervoor onder 3.1. opgesomde onderdelen.

Klachtonderdelen 1, 2 (voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de juistheid en volledigheid van de door de broer en vader verstrekte informatie), 3, 6 (voor zover dit klachtonderdeel geen betrekking heeft op de notariële volmacht) en 7 (informatieverstrekking en beoordeling van informatie)

4.3.       Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris in deze klachtonderdelen (kort gezegd) dat zij hem niet alle opgevraagde documenten en informatie hebben verstrekt ten aanzien van moeders nalatenschap over de vijf jaren voorafgaand aan moeders overlijden en dat zij de beschikbare informatie niet voldoende hebben onderzocht op juistheid en volledigheid.

4.4.       De notaris en de kandidaat-notaris voeren hiertegen aan dat de verplichting tot informatieverstrekking rust op de erfgenamen onderling alsmede op de executeur, in dit geval vader. Deze verplichting gaat volgens de notaris en de kandidaat-notaris niet verder dan nodig is voor het opstellen van de boedelbeschrijving van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, de boedelbeschrijving van moeders nalatenschap en de vaststelling van de geldvorderingen van de kinderen. De notaris en de kandidaat-notaris voeren aan dat deze verplichting niet op hen rust.

Op 27 september 2019 heeft klager een ontwerp van de boedelbeschrijving en een ontwerp van de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen ontvangen. Hierbij zijn ook de daaraan ten grondslag liggende stukken aan klager meegezonden, te weten:

- dagafschriften waaruit het saldo op de bankrekeningen van vader en moeder blijkt per datum overlijden van moeder;

- het bankafschrift over de periode [datum] 2019 tot en met 11 juli 2019 van de betaalrekening;

- het successieafschrift van de beleggingsportefeuille van vader en moeder per datum overlijden van moeder;

- de facturen van de uitvaartonderneming (kosten uitvaart);

- een overzicht van de inboedel en de geschatte waarde van deze inboedel.

4.5.       Daarbij wijzen de notaris en de kandidaat-notaris erop dat klager herhaaldelijk heeft verzocht om documenten over de periode voorafgaand aan moeders overlijden, terwijl zij klager steeds hebben uitgelegd dat klager als erfgenaam niet zonder meer recht heeft op financiële informatie over die periode. Indien klager meent dat hij hier wel recht op heeft, dient hij zijn belang nader aan te geven. Alle verzoeken van klager om informatie hebben de notaris en de kandidaat-notaris evenwel doorgestuurd aan vader en de broer, in de hoop dat nadere informatie de twijfel bij klager zou wegnemen en de erfgenamen gezamenlijk tot een vaststelling van de geldvorderingen zouden kunnen komen. Een belangrijk deel van de door klager opgevraagde informatie over de periode voorafgaand aan moeders overlijden (een kopie van de aangiftes IB over de jaren 2016 tot en met 2018, een kopie van de aanslag IB over 2018, een kopie van de notariële volmacht, de e-mail van de broer van 8 november 2019 met daarin antwoorden op vragen van klager) heeft klager volgens de notaris en de kandidaat-notaris van vader en/of de broer ontvangen. Ook na het indienen van deze klacht hebben de notaris en de kandidaat-notaris nog door klager verlangde informatie en stukken bij vader en de broer opgevraagd en doorgestuurd naar klager. Deze informatie had onder meer betrekking op de verkoopopbrengst van de woning, waarvan vader en moeder het vruchtgebruik hadden, de door klager aangehaalde beheerovereenkomst, de door vader en moeder gedane schenkingen aan hun kinderen en de door klager gestelde onttrekking van een bedrag van € 200.000,-- uit moeders nalatenschap.

De informatie en stukken die vader en/of de broer hebben verstrekt, boden volgens de notaris en de kandidaat-notaris geen aanknopingspunten voor de aanname van klager dat deze onjuist of onvolledig zouden zijn. De ontvangen informatie sluit volgens de notaris en de kandidaat-notaris aan op de gegevens in de aangifte en in de aanslag IB over het jaar 2018. De vermogensmutaties die tussen 2016 en 2019 hebben plaatsgevonden, zijn volgens de notaris en de kandidaat-notaris in belangrijke mate te verklaren door de schenkingen die vader en moeder in deze periode aan hun drie kinderen hebben gedaan. Het lag volgens de notaris en de kandidaat-notaris dan ook niet op hun weg om nader onderzoek te doen. De notaris en de kandidaat-notaris voeren aan dat vader als executeur moet instaan voor de juistheid en de volledigheid van de door/namens hem overgelegde stukken. De notaris en de kandidaat-notaris kunnen dit ook niet beoordelen, omdat zij geen toegang hebben tot de volledige administratie van vader en moeder. Indien klager de juistheid en de volledigheid van de door vader en/of de broer verstrekte informatie en stukken betwist, dient hij volgens de notaris en de kandidaat-notaris naar de rechter te stappen.

Volgens de notaris en de kandidaat-notaris had klager ruim voor het verstrijken van de termijn waarbinnen hij geacht werd de nalatenschap beneficiair te aanvaarden - te weten ruim vóór 17 januari 2020 - de informatie ontvangen om zich een adequaat beeld te kunnen vormen van de omvang en samenstelling van moeders nalatenschap en om een keuze te kunnen maken over de aanvaarding of verwerping van de nalatenschap.

4.6.       De kamer stelt, in aansluiting op hetgeen hiervoor in 4.2. is overwogen, voorop dat het klaagschrift is ingediend op 3 december 2019 en dat de aan de notaris en de kandidaat-notaris gemaakte verwijten daarom worden beoordeeld voor zover zij betrekking hebben op het handelen/nalaten van de (kandidaat-)notaris tot die datum. Verder zijn voor de beoordeling van de klachtonderdelen 1, 2 (voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de juistheid en volledigheid van de door de broer en vader verstrekte informatie), 3, 6 (voor zover dit klachtonderdeel geen betrekking heeft op de notariële volmacht) en 7 met name de volgende aspecten van belang.

a)     In artikel 4:146 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat vermeld dat het de taak van de executeur is om een boedelbeschrijving op te stellen. Hij is verantwoordelijk voor de inhoud van de boedelbeschrijving. De kamer volgt de notaris en de kandidaat-notaris in hun verweer dat klager zich voor het verstrekken van een deugdelijke boedelbeschrijving, de daaraan ten grondslag liggende stukken en informatie dus in beginsel tot de executeur (zijnde vader) moet wenden. De notaris en de kandidaat-notaris hebben klager terecht meerdere keren op dit uitgangspunt gewezen. Het lijkt er echter op dat klager deze stap heeft overgeslagen en de discussie over de door vader te verstrekken en/of verstrekte stukken vrijwel meteen met alleen de notaris en de kandidaat-notaris is aangegaan.

b)     Klager heeft op 3 december 2019 de klacht tegen de notaris en de kandidaat-notaris bij de kamer ingediend, terwijl uit de hiervoor onder de feiten opgesomde correspondentie tussen klager en/of de (kandidaat-)notaris in de periode 9 juli tot 3 december 2019 volgt dat de discussie ten aanzien van de concept-boedelbeschrijving en de concept-akte houdende vaststelling van de geldvorderingen nog liep. Zo volgt de kamer de notaris en de kandidaat-notaris in hun standpunt dat zij ervan mochten uitgaan dat klager na zijn in 2.29. geciteerde e-mail van 8 november 2019, conform zijn gedane toezegging, nog met een nadere reactie zou komen. Los van het feit dat het niet aan de kamer is om te beoordelen of de op 27 september 2019 aan klager toegezonden (concept-)boedel beschrijving, de concept-akte houdende vaststelling van de geldvorderingen en/of de daaraan ten grondslag liggende stukken inhoudelijk juist zijn, was ten tijde van het indienen van het klaagschrift nog sprake van concepten. De akte houdende boedelbeschrijving en de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen zijn uiteindelijk pas ruim een half jaar na de indiening van het klaagschrift gepasseerd. Concepten fungeren als een “praat-discussiestuk”, die ingeval van onjuistheden kunnen worden aangepast. Dat de notaris en de kandidaat-notaris de concepten van 27 september 2019 op dezelfde wijze hebben benaderd, volgt naar het oordeel van de kamer ook uit het volgende.

-        De notaris en de kandidaat-notaris hebben uitvoerig met klager gecorrespondeerd en zij hebben de door klager gewenste informatie en stukken, ook voor zover die betrekking hadden op de jaren voorafgaande aan het overlijden van moeder, steeds opgevraagd bij vader en/of zijn gevolmachtigde (zijnde de broer).

-        De wijze waarop en de voortvarendheid waarmee vader en/of de broer aan deze verzoeken van de (kandidaat-)notaris hebben voldaan, kunnen, zonder nadere toelichting van klager die ontbreekt, niet aan de (kandidaat-)notaris worden toegerekend. De notaris en de kandidaat-notaris hebben toegelicht en onderbouwd dat zij de door vader en/of de broer (ook ná de datum van het klaagschrift) verstrekte stukken en informatie steeds hebben doorgestuurd naar klager.

Het is de kamer niet gebleken dat de notaris en de kandidaat-notaris bepaalde informatie en stukken zouden hebben achtergehouden.

c)     De notaris en de kandidaat-notaris hebben gemotiveerd dat zij de van vader en/of de broer ontvangen informatie en stukken steeds hebben bekeken en beoordeeld. Volgens hen bleek uit deze stukken en informatie niet dat de concept-boedelbeschrijving en/of de concept-akte houdende vaststelling van de geldvorderingen onjuist of onvolledig zou(den) zijn.

d)     De driemaandstermijn (van medio oktober tot medio januari 2020), waarbinnen klager de nalatenschap van moeder nog zuiver kon aanvaarden of verwerpen, was ten tijde van het indienen van het klaagschrift niet verstreken. Klager had op dat moment nog ruim anderhalve maand de tijd om een keuze te maken tussen (zuivere) aanvaarding of verwerping van moeders nalatenschap, ingeval hij de nalatenschap niet beneficiair wenste te aanvaarden.

Op deze gronden is de kamer van oordeel dat de gemaakte verwijten in de klachtonderdelen 1, 2 (voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de juistheid en volledigheid van de door de broer en vader verstrekte informatie), 3, 6 (voor zover dit klachtonderdeel geen betrekking heeft op de notariële volmacht) en 7 voor een groot deel te voorbarig waren en bovendien feitelijke en juridische grondslag missen. Deze klachtonderdelen zullen daarom ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2 (voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de wilsbekwaamheid van vader)

4.7.       De vraag is aan de orde of de notaris en de kandidaat-notaris voldoende zorgvuldig hebben gehandeld bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van vader en of zij voldoende hebben gewaarborgd dat vader zijn wil op onafhankelijke wijze - zonder beïnvloeding van de broer - aan de (kandidaat-)notaris heeft kunnen overbrengen.

4.8.       Bij de beoordeling van deze vraag stelt de kamer voorop dat als uitgangspunt geldt dat een ieder aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd rechtshandelingen kan verrichten. Een notaris moet in beginsel zijn/haar ministerie (dienst) verlenen en moet op verzoek van de betrokken cliënt doen wat nodig is om bijvoorbeeld, zoals in dit geval, een boedelbeschrijving en geldvorderingen in een akte vast te leggen. Daarbij rust op een notaris een zwaarwegende zorgplicht om te onderzoeken of is voldaan aan de in de wet gestelde vereisten voor het intreden van de rechtsgevolgen die worden beoogd met de rechtshandelingen die in de akte zijn opgenomen. In dat kader moet een notaris onder meer nagaan of de betrokken cliënt in staat is zich een op een rechtsgevolg gerichte wil te vormen in de zin van het bepaalde bij artikel 3:33 BW en dat de inhoud en de gevolgen van een te ondertekenen akte daarmee in overeenstemming zijn.

4.9.       Een notaris moet bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de betrokken cliënt primair uitgaan van zijn/haar eigen waarneming als niet bekend is, en er ook geen aanwijzingen zijn, dat de cliënt lijdt aan een ziekte die de wilsbekwaamheid kan beïnvloeden. Daarbij heeft een notaris een zekere mate van beoordelingsvrijheid. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid van de cliënt en/of als aanleiding bestaat om te vermoeden dat mogelijk sprake is van beïnvloeding door derden, is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening (hierna: het Stappenplan) biedt hiervoor een handreiking. In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen vormen voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Indien een notaris - ook al heeft hij/zij kennis van het bestaan van één of meerdere indicatoren - geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de cliënt, behoeft het Stappenplan niet te worden gevolgd. Daarbij zal het in belangrijke mate aankomen op zowel de inhoud van de gesprekken die een notaris met de cliënt voert, als de wijze waarop de cliënt zich daarbij presenteert.

4.10.      Klager heeft naar voren gebracht dat vader de laatste drie decennia onder psychiatrische behandeling staat wegens ernstige depressiviteit en afhankelijk is van de broer.

4.11.      De notaris en de kandidaat-notaris hebben erop gewezen dat vader in telefoongesprekken, in gesprekken op kantoor en bij hem thuis steeds helder en consistent is. Volgens hen begrijpt vader wat er met hem wordt besproken, is hij in staat tot logisch redeneren en tot het op onafhankelijke wijze maken van een afweging van diverse opties en belangen. De notaris en de kandidaat-notaris voeren aan dat vader adequaat weet te antwoorden op vragen over de nalatenschap, de beheerovereenkomst en de verkoopopbrengst van de woning. De notaris heeft vader uitvoerig gesproken onder vier ogen en zij heeft hem open vragen en controlevragen gesteld. Verder heeft de notaris vader laten terugkoppelen en samenvatten wat er met hem is besproken en wat de gevolgen van bepaalde keuzes (kunnen) zijn. De notaris heeft niet alleen de juridische aspecten, maar ook de emotionele aspecten van de afwikkeling van moeders nalatenschap met vader besproken. Vader heeft laten weten dat hij nog zelfstandig woont en functioneert. Hij was zich uitermate bewust van de verstoorde verhouding tussen hem en klager en van de verstoorde verhouding tussen de broer en klager. Volgens de notaris en de kandidaat-notaris hebben zij geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van vader. Het feit dat vader een notariële volmacht heeft verstrekt aan de broer, maakt dit niet anders.

Tegen de achtergrond van de door klager geuite twijfels over de wilsbekwaamheid van vader en de in dat verband door klager gedane uitlatingen hebben de notaris en de kandidaat-notaris - ondanks het feit dat zij ervan overtuigd zijn dat vader wilsbekwaam is - vader geadviseerd een psychiatrisch/geriatrisch onderzoek te laten uitvoeren door een niet-behandelend arts om zo latere discussies te voorkomen. Vader heeft dit advies opgevolgd. Hij heeft op 6 oktober 2019 een psychiatrisch/geriatrisch onderzoek ondergaan. Dit onderzoek is uitgevoerd door [A], specialist ouderengeneeskunde te [plaatsnaam]. De notaris en de kandidaat-notaris hebben als bijlage 2 bij dupliek de medische verklaring van deze specialist van 3 november 2019 overgelegd. De specialist heeft verklaard dat hij vader op 6 oktober 2019 heeft gesproken en onderzocht en dat vader wilsbekwaam is om zijn materiële en immateriële zaken te behartigen. De notaris en de kandidaat-notaris hebben dit medische onderzoek naar eigen zeggen niet eerder dan in deze klachtprocedure met klager gedeeld omwille van de privacy van vader. Aan klager hebben zij steeds te kennen gegeven de notariële wet- en regelgeving in acht te nemen bij het onderzoek naar de wilsbekwaamheid van vader. Kort vóór het passeren van de akte van boedelbeschrijving en de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen heeft vader op 12 juni 2020 nogmaals een psychiatrisch/geriatrisch onderzoek laten uitvoeren door [B], een specialist ouderengeneeskunde te [plaatsnaam]. De verklaring van deze specialist hebben de notaris en de kandidaat-notaris overgelegd als onderdeel van bijlage 17 bij dupliek. Uit deze verklaring blijkt dat [B] vader wilsbekwaam acht. De notaris voert aan dat ook dit tweede onderzoek is uitgevoerd ter voorkoming van een latere discussie met klager over de rechtsgeldigheid van de destijds nog te passeren akte van boedelbeschrijving en de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen. Om dezelfde reden waren er getuigen aanwezig bij het passeren van de akten. Zelf had de notaris naar eigen zeggen geen twijfels over de wilsbekwaamheid en de onafhankelijke wilsvorming van vader.

4.12.      De kamer overweegt het volgende. Vast staat dat de akte houdende boedelbeschrijving en de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen, waarin de door vader verrichte rechtshandelingen zijn opgenomen, ten tijde van het indienen van het klaagschrift op 3 december 2019 nog niet waren gepasseerd. Klager was daarom te voorbarig met zijn verwijt in klachtonderdeel 2 dat de notaris en de kandidaat-notaris de op hen rustende zorgplicht - om te onderzoeken of is voldaan aan de in de wet gestelde vereisten voor het intreden van de rechtsgevolgen die worden beoogd met de rechtshandelingen - hebben geschonden.

Los hiervan staat vast dat (het vermogen van) vader niet onder bewind of curatele is gesteld, z odat het hem in beginsel vrij staat rechtshandelingen te verrichten. Hoewel vader op leeftijd is, is het de notaris en de kandidaat-notaris niet gebleken dat hij daardoor niet in staat is om zijn wil te bepalen. De kamer heeft, mede gelet op het feit dat klager zijn stelling niet nader heeft toegelicht en/of onderbouwd, wat wel op zijn weg had gelegen. Bovendien heeft de kamer geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de notaris en de kandidaat-notaris. Zij hebben voldoende naar voren gebracht en onderbouwd dat zij de wilsbekwaamheid van vader zelf hebben beoordeeld. Tot slot was de wilsbekwaamheid van vader al op 6 oktober 2019 - dus vóór de datum van het indienen van het klaagschrift - op advies van de (kandidaat-)notaris beoordeeld door een specialist ouderengeneeskunde. Uit dit advies bleek dat vader werd geacht wilsbekwaam om zijn materiële en immateriële zaken te behartigen. Daarom gaat de kamer uit van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, op basis waarvan de kamer van oordeel is dat de notaris en de kandidaat-notaris in de gegeven situatie voldoende alert zijn geweest op de wilsbekwaamheid van vader.

4.13.      In verband met de vraag of de notaris en de kandidaat-notaris (ook) voldoende alert zijn geweest op de mogelijkheid van beïnvloeding van vader door de broer, overweegt de kamer dat het tot de kernverantwoordelijkheid van een (kandidaat-)notaris behoort om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van degene die een akte tekent. Een (kandidaat-)notaris dient dan ook al het nodige te doen om zich ervan te vergewissen dat de betrokkene bij het vormen en uiten van zijn of haar wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde. Een

(kandidaat-)notaris heeft de vrijheid om te bepalen op welke wijze hij/zij uitvoering geeft aan deze verantwoordelijkheid.

4.14.      Ook op dit punt geldt dat klager te voorbarig was met zijn verwijt, aangezien de akte houdende boedelbeschrijving en de akte houdende vaststelling van de geldvorderingen, waarin de door vader verrichte rechtshandelingen zijn opgenomen, ten tijde van het indienen van het klaagschrift op 3 december 2019 nog niet waren gepasseerd.

Los hiervan hebben de notaris en de kandidaat-notaris uit de hiervoor omschreven omstandigheden afgeleid dat vader zelfstandig functioneert, waarbij zij erop hebben gewezen dat:

- de notaris vader meerdere keren onder vier ogen heeft gesproken over de afwikkeling van moeders nalatenschap; en

- vader zelf duidelijk heeft gemaakt wat hij wilde regelen en waarom hij dat wilde regelen.

De kamer is van oordeel dat de notaris en de kandidaat-notaris in de gegeven omstandigheden een voldoende zorgvuldige invulling hebben gegeven aan hun taak om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming. Daarbij overweegt de kamer dat niet aannemelijk is geworden dat vader door enige beïnvloeding niet meer in staat zou zijn geweest zelfstandig zijn wil te bepalen.

4.15.      Op grond van het voorgaande zal klachtonderdeel 2 (voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de wilsbekwaamheid van vader) ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 4 (escalatie familieverhoudingen en communicatie)

4.16.      Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris dat zij de broer als gevolmachtigde van vader hebben gevraagd om de door klager bij e-mail van 8 oktober 2019 aan de kandidaat-notaris gestelde vragen zelf rechtstreeks te beantwoorden aan klager. In zijn antwoordmail van 8 november 2019 aan klager heeft de broer ook zijn eerdere e-mail van 25 oktober 2019 aan de kandidaat-notaris meegezonden. In laatstgenoemde e-mail staat persoonlijke informatie vermeld, die voor een (verdere) verstoring van de familieverhoudingen heeft gezorgd. Na 8 november 2019 heeft klager niets meer van de kandidaat-notaris en/of de notaris gehoord, totdat hij op 3 december 2019 aan de kandidaat-notaris meedeelde dat hij een klacht bij de kamer zou indienen.

4.17.      De notaris en de kandidaat-notaris voeren hiertegen aan dat vader, de broer, de zus en klager nooit hebben aangegeven niet rechtstreeks met elkaar te willen communiceren. De notaris en de kandidaat-notaris hebben het dan ook steeds aan de erfgenamen overgelaten of zij rechtstreeks met elkaar of via de (kandidaat-)notaris communiceerden. Voor zover bij de notaris en de kandidaat-notaris bekend, is de correspondentie in belangrijke mate via hen verlopen. De notaris heeft naar eigen zeggen eenmaal aan de broer laten weten bepaalde informatie niet te zullen verstrekken aan klager. Het ging in dat geval om een deel van de e-mail van de broer aan de kandidaat-notaris van 25 oktober 2019. De notaris heeft aan de broer te kennen gegeven die e-mail in het belang van de afwikkeling van moeders nalatenschap niet op die wijze aan klager door te sturen. Vervolgens heeft de broer de e-mail van 25 oktober 2019 zelf bij zijn e-mail van 8 november 2019 aan klager toegezonden met de mededeling dat de notaris hem had gevraagd dit te doen. De notaris en de kandidaat-notaris betwisten dat dit op die manier tegen de broer is gezegd. Dat met de e-mail van de broer de familieverhoudingen zijn geëscaleerd, kan volgens de notaris en de kandidaat-notaris dan ook niet aan hen worden toegerekend. De notaris en de kandidaat-notaris hebben naar eigen zeggen al het mogelijke gedaan om de afwikkeling van moeders nalatenschap in het belang van alle daarbij betrokkenen zo constructief en goed mogelijk te laten verlopen en zij hebben klager telkens zo goed mogelijk geïnformeerd. De notaris en de kandidaat-notaris hebben meerdere keren geprobeerd om een gesprek tussen alle betrokkenen of tussen vader en klager tot stand te brengen op het notariskantoor, maar dat is niet gelukt.

Verder voeren de notaris en de kandidaat-notaris aan dat klager bij e-mail van 8 november 2019 om 09:39 uur aan de kandidaat-notaris te kennen heeft gegeven nog enkele dagen af te wachten of de broer de gevraagde informatie zou geven, voordat hij nader zou reageren. De notaris en de kandidaat-notaris hebben zijn nadere reactie dus afgewacht, maar zij hebben tussen 8 november 2019 en 3 december 2019 niets meer van klager gehoord.

4.18.      De kamer overweegt het volgende. Klager heeft, gelet op het gemotiveerde verweer van de notaris en de kandidaat-notaris, onvoldoende aanknopingspunten aangedragen ter onderbouwing van zijn stelling dat de notaris en de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. Uit de toelichting van de notaris en de kandidaat-notaris is het de kamer niet gebleken dat zij voor (een verdere escalatie van de) verstoorde familieverhoudingen hebben gezorgd. Vast staat dat zij van klager toestemming hadden gekregen om zijn e-mail van 8 oktober 2019 met de daarin gestelde vragen door te sturen naar vader en de broer. De daarop gevolgde e-mail van de broer (mede namens vader) van 25 oktober 2019 aan de kandidaat-notaris achtten de notaris en de kandidaat-notaris niet in het belang van de afwikkeling van moeders nalatenschap en dat heeft de notaris naar eigen zeggen ook kenbaar gemaakt aan de broer. Dat deze inschatting juist was, is later gebleken.

Zoals al eerder is overwogen, moet klager zich voor het verstrekken van een deugdelijke boedelbeschrijving, de daaraan ten grondslag liggende stukken en informatie in beginsel tot de executeur (zijnde vader) wenden. Gelet hierop en op het feit dat gesteld noch gebleken is dat de (kandidaat-)notaris en klager hadden afgesproken dat de communicatie met vader en de broer alleen via de (kandidaat-)notaris zou verlopen, kan de kandidaat-notaris/de notaris niet worden verweten dat zij de broer en vader heeft/hebben gevraagd om klager rechtstreeks te antwoorden op zijn e-mail van 8 oktober 2019. Dat de broer bij zijn antwoordmail van 8 november 2019 aan klager ook zijn eerdere e-mail van 25 oktober 2019 heeft gevoegd, kan niet aan de notaris en de kandidaat-notaris worden toegerekend.

4.19.      Het verwijt van klager, inhoudende dat de notaris en de kandidaat-notaris tussen 8 november en 3 december 2019 niets meer van zich hebben laten horen, houdt evenmin stand. Klager heeft bij e-mail van 8 november 2019 om 09:39 uur aan de kandidaat-notaris te kennen gegeven nog enkele dagen af te wachten of de broer de gevraagde informatie zou geven, voordat hij met een nadere reactie zou komen. Na de antwoordmail van de broer van dezelfde datum had het vervolgens op de weg van klager gelegen om, conform zijn gedane toezegging, een reactie te geven aan de (kandidaat-)notaris. Gesteld noch gebleken is dat klager dit heeft gedaan. Aangezien de notaris en de kandidaat-notaris in afwachting waren van een reactie van klager, hebben zij tussen 8 november en 3 december 2019 begrijpelijkerwijs niets van zich laten horen. Het aan hen hierover gemaakte verwijt is onterecht.

4.20.      Op grond van wat hiervoor is overwogen, is de kamer van oordeel dat de notaris en de kandidaat-notaris door hen hiervoor geschetste handelwijze hebben gehandeld zoals een zorgvuldig  (kandidaat-)notaris betaamt en dat zij de belangen van klager niet hebben veronachtzaamd. Klachtonderdeel 4 zal daarom ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 5 (eedaflegging door vader/de broer)

4.21.      Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris dat zij hebben meegedeeld dat zij de boedelbeschrijving alleen door vader onder ede willen laten bevestigen. Hiermee behoudt de broer als gevolmachtigde van vader vrij spel.

4.22.      De kamer overweegt het volgende. Klager heeft niet weersproken dat in dit geval geen sprake was van een boedelbeschrijving die in notariële vorm opgemaakt diende te worden. De notariële vorm is vrijwillig gekozen. Los van de vraag of de eed door vader en/of de broer in die situatie achterwege kon blijven, is de kamer van oordeel dat klager met het indienen van klachtonderdeel 5 andermaal te voorbarig was. De akte houdende boedelbeschrijving was ten tijde van het indienen van het klaagschrift op 3 december 2019 immers nog niet gepasseerd. Bovendien hebben zowel vader als de broer de juistheid en de volledigheid van de boedelbeschrijving uiteindelijk onder ede bevestigd. 

Klachtonderdeel 6 (voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de notariële volmacht)

4.23.      Klager verwijt de notaris en de kandidaat-notaris dat zij hebben geweigerd om aan hem een afschrift te verstrekken van de notariële volmacht van vader aan de broer. Zij hebben het daarmee overgelaten aan de broer of klager de notariële volmacht zou ontvangen.

4.24.      De notaris en de kandidaat-notaris hebben een beroep gedaan op hun geheimhoudingsplicht en voeren verder aan dat in de notariële volmacht staat vermeld dat de daartoe bevoegde notaris alleen op verzoek van de broer op kosten van vader een uittreksel of afschrift van de volmacht kan afgeven aan de broer.

4.25.      Aan de orde is de vraag of de notaris en de kandidaat-notaris met een beroep op de notariële geheimhoudingsplicht terecht hebben geweigerd aan klager een afschrift te verstrekken van de notariële volmacht. Naar aanleiding van dit beroep op de notariële geheimhoudingsplicht overweegt de kamer als volgt. Op grond van artikel 22 lid 1 Wna is een notaris in beginsel verplicht tot geheimhouding van alle informatie waarvan hij/zij uit hoofde van zijn/haar werkzaamheden als zodanig kennis neemt. Deze geheimhoudingsplicht staat in dienst van de vertrouwensrelatie tussen de notaris en zijn/haar cliënt en hangt samen met de bijzondere positie van de notaris in het rechtsbestel; bij verschillende (privaatrechtelijke) rechtshandelingen is de formele tussenkomst van de notaris voorgeschreven. Om een vrije toegang tot de rechtsbedeling te waarborgen, is het noodzakelijk dat iedereen zich vrijelijk tot een notaris kan wenden voor juridische bijstand of advies en daarbij verzekerd is van het vertrouwelijk karakter van de informatie die aan de notaris wordt toevertrouwd. Dit uitgangspunt vormt de grondslag voor de geheimhoudingsplicht en deze plicht is door de Hoge Raad erkend als algemeen rechtsbeginsel. Het grote belang van de geheimhoudingsplicht komt onder meer tot uiting in de strafbaarstelling van de schending van het ambts- of beroepsgeheim in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. De geheimhoudingsplicht kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden door de geheimhouder of door de rechter worden doorbroken.

4.26.      De vraag hoe ver de geheimhoudingsplicht van een notaris zich uitstrekt, wordt in beginsel door de betrokken notaris zelf beantwoord. Een notaris kan zich op grond van het bepaalde in artikel 4 lid 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 niet door de opdrachtgever of door andere bij de rechtshandeling betrokkenen van zijn geheimhoudingsplicht laten ontslaan. Verder is in dit geval artikel 49 lid 1 onder a Wna van belang. Op grond van deze bepaling mag een notaris van de tot zijn/haar protocol behorende notariële akten in beginsel alleen afschriften, uittreksels en grossen uitgeven aan partijen bij de akte en aan degenen die een recht ontlenen aan de akte, indien de gehele inhoud van de akte van rechtstreeks belang is voor dat recht. Vast staat dat klager geen partij was bij de notariële volmacht en dat hij hieraan ook geen recht ontleent.

De kamer is daarom van oordeel dat de notaris - die het protocol van de oud-notaris heeft overgenomen en ook met betrekking tot hetgeen vóór haar ambtsperiode werd toevertrouwd en aan de bij haar protocol behorende archieven werd toegevoegd een geheimhoudingsplicht heeft - zich in de gegeven omstandigheden terecht op haar geheimhoudingsplicht jegens klager beroept.

4.27.      Het verwijt van klager dat de notaris en de kandidaat-notaris voor het eerst in deze klachtprocedure een beroep doen op hun geheimhoudingsplicht houdt evenmin stand. Bij e-mail van 27 september 2019 heeft de kandidaat-notaris al met zoveel woorden een beroep gedaan op de geheimhoudingsplicht door aan klager mee te delen dat zij en de notaris op grond van de notariële volmacht en de notariële wet- en regelgeving niet bevoegd zijn om een afschrift van de volmacht aan klager te verstrekken.

4.28.      Op grond van het voorgaande zal de kamer klachtonderdeel 6 (voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de notariële volmacht) ongegrond verklaren.

5.          De beslissing

De kamer:

5.1.       verklaart de klacht zoals vermeld in 3.1 in al haar onderdelen ongegrond;

5.2.       verklaart de uitbreiding van de klacht bij repliek niet ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. G. Herwig, notaris lid.

Uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2021 door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter.

mr. A.R. Jansen-Castelein, secretaris                            mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter

buiten staat

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.