ECLI:NL:TNORARL:2020:34 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/369173 KL RK 20-48

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2020:34
Datum uitspraak: 21-12-2020
Datum publicatie: 18-01-2021
Zaaknummer(s): C/05/369173 KL RK 20-48
Onderwerp: Registergoed
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klaagster is getrouwd met O en had samen met hem in maatschapsvorm een melkveebedrijf. O heeft ten overstaan van de notaris het melkveebedrijf, inclusief de echtelijke woning, geleverd aan een koper. In de akte heeft een schriftelijk gevolmachtigde van klaagster de krachtens artikel 1:88 BW vereiste toestemming tot verkoop verleend. Inmiddels zijn klaagster en O in een echtscheiding verwikkeld en heeft klaagster de notaris verzocht een kopie van de eindafrekening van de verkoop te verstrekken. De notaris heeft dit geweigerd.   De kamer overweegt dat klaagster als partij bij de akte dient te worden aangemerkt. Niet alleen was klaagster als echtgenote op grond van artikel 1:88 BW in de akte betrokken (de toestemming werd in de akte verleend), maar ook als maat van de maatschap. In de akte werd immers (een deel van) het maatschapsvermogen overgedragen. Uit de stukken blijkt dat de notaris ten tijde van de overdracht op de hoogte was van het feit dat sprake was van een maatschap, maar dat hij de inhoud van het maatschapscontract niet kende. Bij de aanvullende stukken die klaagster bij de kamer heeft ingediend, is alsnog een afschrift van het maatschapscontract overgelegd. Uit het maatschapscontract blijkt dat (een deel van) de overgedragen goederen tot het maatschapsvermogen behoorde(n). Naar het oordeel van de kamer had dit de notaris ertoe moeten bewegen om klaagster (alsnog) een volledige kopie van de eindafrekening te verstrekken. Zij had immers als maat recht op inzicht in de stukken, inclusief de eindafrekening, nu het ging om de overdracht van maatschapsvermogen en - zoals door klaagster onbetwist is gesteld en ook aan de notaris kenbaar is gemaakt - de eindafrekening uit maatschapsvermogen is betaald. De notaris heeft ten onrechte met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht slechts een gedeelte van de eindafrekening (alsnog) verstrekt. De kamer heeft daarom de klacht gegrond verklaard en aan de notaris een waarschuwing opgelegd.    

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/369173 / KL RK 20-48

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klaagster ],

wonende te [ woonplaats klaagster ],

klaagster,

gemachtigde: mr. V. Goudriaan, kantoorhoudende te Alkmaar,

tegen

mr. [ naam notaris ],

notaris te [ vestigingsplaats notaris ].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht, met bijlagen, van 3 april 2020;

-          het verweer van de notaris van 8 mei 2020;

-          de aanvullende stukken van klaagster van 28 september 2020.

1.2.      De klachtzaak is ter zitting van 9 oktober 2020 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster met haar gemachtigde enerzijds en de notaris anderzijds. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van klaagster en de notaris aan de hand van door hen overgelegde pleitaantekeningen. Ter zitting is de zaak vier weken aangehouden om partijen de gelegenheid te geven alsnog onderling overeenstemming te bereiken.

1.3.      Op 21 oktober 2020 heeft de notaris (de gemachtigde van) klaagster een e-mail gestuurd en een deel van de door klaagster gevraagde informatie verstrekt. Per e-mail van 5 november 2020 heeft klaagster de kamer bericht de klacht te willen handhaven.

2.         De feiten

2.1.      Klaagster is getrouwd met de heer [ volledige naam van [ O ] (hierna: [ O ]). Klaagster en [ O ] zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure.

2.2.      Klaagster en [ O ] zijn met ingang van 1 januari 2016 een maatschap aangegaan, waarin zij een melkveebedrijf exploiteerden.

2.3.      Op 4 juli 2018 heeft [ O ] ten overstaan van de notaris het melkveebedrijf, inclusief de echtelijke woning, geleverd aan een koper. In de akte heeft mevrouw [ K ] als schriftelijk gevolmachtigde van klaagster de krachtens artikel 1:88 BW vereiste toestemming tot verkoop verleend.

2.4.      Op 19 maart 2020 heeft (de gemachtigde van) klaagster per e-mail de notaris verzocht om een kopie van de eindafrekening toe te sturen. Op 23 maart 2020 heeft de notaris klaagster bericht dat zij deze bij [ O ] dient op te vragen.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Voor de bepaling van de omvang van de klacht vormt het klaagschrift het uitgangspunt. In het klaagschrift verwijt klaagster de notaris dat hij ten onrechte heeft geweigerd om haar een kopie van de eindafrekening te verstrekken.

3.2.      Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.      Anders dan de notaris ter zitting heeft betoogd, is klaagster ontvankelijk in haar klacht. Op grond van artikel 99 lid 21 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) is de klachttermijn (in beginsel) drie jaar. Niet in geschil is dat klaagster haar klacht binnen drie jaar heeft ingediend.

Inhoudelijke beoordeling

4.2.      Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3.      De kamer overweegt dat klaagster als partij bij de akte dient te worden aangemerkt.

Niet alleen was klaagster als echtgenote op grond van artikel 1:88 BW in de akte betrokken (de toestemming werd in de akte verleend), maar ook als maat van de maatschap. In de akte werd immers (een deel van) het maatschapsvermogen overgedragen.

Uit de stukken blijkt dat de notaris ten tijde van de overdracht op de hoogte was van het feit dat sprake was van een maatschap, maar dat hij de inhoud van het maatschapscontract niet kende. Bij de aanvullende stukken die klaagster op 28 september 2020 bij de kamer heeft ingediend, is alsnog een afschrift van het maatschapscontract overgelegd. Uit het maatschapscontract blijkt dat (een deel van) de overgedragen goederen tot het maatschapsvermogen behoorde(n). Naar het oordeel van de kamer had dit de notaris ertoe moeten bewegen om klaagster (alsnog) een volledige kopie van de eindafrekening te verstrekken. Zij had immers als maat recht op inzicht in de stukken, inclusief de eindafrekening, nu het ging om de overdracht van maatschapsvermogen en - zoals door klaagster onbetwist is gesteld en ook aan de notaris kenbaar is gemaakt - de eindafrekening uit maatschapsvermogen is betaald. De notaris heeft ten onrechte met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht slechts een gedeelte van de eindafrekening (alsnog) verstrekt. De kamer zal daarom de klacht gegrond verklaren.

Maatregel

4.4.        Op de gegrondverklaring van een klacht past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie.

Gezien de feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

Griffierecht

4.5.      Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel

99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden.

Kostenveroordeling

4.6.      De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub a Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de volgende kosten:

-          de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-;

-          de kosten die klaagster heeft moeten maken voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op 2 punten voor het opstellen van het klaagschrift en de bijstand ter zitting met een waarde per punt van € 500,-.

De notaris dient deze kosten en het griffierecht genoemd in 4.5 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

4.7.      Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,-. De notaris dient deze kosten na het onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikel 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-          verklaart de klacht gegrond;

-          legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;

-          veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.6 bepaald;

-          veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klaagster, vastgesteld op een bedrag van € 50,-, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.6 bepaald;

-          veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van de aan klaagster verleende rechtsbijstand, vastgesteld op € 1.000,-, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.6 bepaald;

-          veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500,- , op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.7 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mr. A.M.S. Kuipers,

mr. E.J. Oostrik, mr. J.T.J. Heijstek en mr. F. Drost, leden, en in tegenwoordigheid van

mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, in het openbaar uitgesproken op 21 december 2020.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.