Zoekresultaten 13751-13800 van de 44668 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:198 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190227

    Beklag art. 13 Advocatenwet (aanwijzing advocaat). Klaagster heeft de deken verzocht om aanwijzing van een advocaat om een rechtsmiddel in te stellen tegen een beschikking van de rechtbank in een procedure tegen haar ex-echtgenoot, over het door haar verzochte gezamenlijk gezag over haar dochter. Het hof overweegt dat de deken dit verzoek terecht heeft afgewezen, omdat de beschikking van de rechtbank inmiddels onherroepelijk was geworden. Ten overvloede merkt het hof op dat de stukken zoals ter kennis zijn gebracht aan het hof niet leiden tot andere gevolgtrekkingen ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van het verzoek dan die in de bestreden beslissing van de deken zijn weergegeven. Beklagschrift is ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:192 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190095 en 190096

    Appel tegen ongegrond/niet-ontvankelijk verklaard deel van klacht tegen advocaat wederpartij. Klaagster wel ontvankelijk in klacht over derdenbeslag, maar klacht ongegrond. Verder bekrachtiging beslissing raad. Geen proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:186 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190038

    Klacht tegen curator. Verweerster zou (als curator in het faillissement van klagers broer) zonder vooroverleg met de andere erfgenamen een verzoek tot benoeming van een vereffenaar hebben gedaan en zonder nadere informatie aan de overige erfgenamen de nalatenschap van de moeder van de erfgenamen beneficiair hebben aanvaard. Verweerster zou zich niet als een gelijkwaardige mede-erfgenaam hebben gedragen. Het hof kan klager niet volgen in zijn stelling dat verweerster onvoldoende (voortvarend) heeft meegewerkt aan de afwikkeling van de nalatenschap, gelet op de uiteenlopende belangen waarmee zij rekening moet houden. Gezien haar bijzondere positie ten opzichte van de mede-erfgenamen, waaronder klager, was het evenwel beter geweest indien verweerster na haar benoeming tot curator eerst een bespreking met hen had belegd om duidelijkheid te verschaffen over haar taak en rol ten opzichte van de overige erfgenamen en de nalatenschappen. Daarbij had zij tevens aan de mede-erfgenamen het verzoek tot vereffening en het voornemen om de nalatenschap beneficiar te aanvaarden kunnen aankondigen en uitleggen. Dat verweerster dit heeft nagelaten en pas later, na de behandeling van het verzoekschrift, heeft gepoogd tot een gesprek te komen, is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Bekrachtiging beslissing van de raad, klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:199 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190161

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder zou, ondanks dat klaagster alle relevante en juiste informatie te voren bij hem had aangeleverd, het gerechtshof bij de comparitie van partijen onjuist dan wel onvolledig hebben geïnformeerd, op basis van welke verkeerde informatie klaagster vervolgens is veroordeeld. Het hof stelt vast dat verweerder ten tijde van de comparitie niet beschikte over enig schriftelijk bewijs ter zake van de stelling van klaagster. Hoewel verweerder bij klaagster om bewijs van haar stellingen had kunnen vragen, overweegt het hof dat van klaagster zelf had mogen worden verwacht dat zij verweerder concreet bewijs verstrekte. Nu klaagster dit heeft nagelaten, acht het hof de omstandigheid dat verweerder niet heeft doorgevraagd, hoewel het beter was geweest wanneer verweerder dat wel had gedaan, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ongegrond verklaring. Bekrachtiging beslissing van de raad, ten dele op andere gronden.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:193 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190116

    Appel tegen ongegrond verklaarde klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster is gebleven binnen de vrijheid die haar toekomt bij de behartiging van de belangen van haar cliënten. Het enkele uitnodigen - maar niet spreken - van een potentiële getuige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Beslissing raad bekrachtigd.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:187 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190039

    Klacht tegen advocaat die namens curator optrad en feitelijk als curator handelde. Verweerster zou, samen met haar kantoorgenote die curator was in het faillissement van klagers broer, zonder vooroverleg met de andere erfgenamen een verzoek tot benoeming van een vereffenaar hebben gedaan en zonder nadere informatie aan de overige erfgenamen de nalatenschap van de moeder van de erfgenamen beneficiair hebben aanvaard. Het hof kan klager niet volgen in zijn stelling dat verweerster in dit verband onvoldoende (voortvarend) heeft meegewerkt aan de afwikkeling van de nalatenschap, gelet op de uiteenlopende belangen waarmee de curator rekening moet houden. Gezien de bijzondere positie van de curator ten opzichte van de mede-erfgenamen, waaronder klager, was het evenwel beter geweest indien verweerster en haar kantoorgenote na de benoeming tot curator eerst een bespreking met hen hadden belegd om duidelijkheid te verschaffen over de taak en rol van de curator ten opzichte van de overige erfgenamen en de nalatenschappen. Daarbij hadden zij tevens aan de mede-erfgenamen het verzoek tot vereffening en het voornemen om de nalatenschap beneficiar te aanvaarden kunnen aankondigen en uitleggen. Dat verweerster en haar kantoorgenote dit hebben nagelaten en pas later, na de behandeling van het verzoekschrift, hebben gepoogd tot een gesprek te komen, is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Bekrachtiging beslissing van de raad, klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:194 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190111D

    Dekenbezwaar gegrond. Appel tegen opgelegde maatregel van onvoorwaardelijke schorsing 6 weken. Het hof verzwaart de opgelegde maatregel tot 24 weken schorsing, waarvan 12 voorwaardelijk, omdat verweerder het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad door informatie van zijn in beperkingen zittende cliënten door te geven.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:200 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190106

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder zou onder meer diverse handelingen hebben verricht in klagers zaak zonder dit van tevoren naar behoren met klager te hebben afgestemd. Bekrachtiging beslissing van de raad, klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:188 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190033

    Verkorte bekrachtiging beslissing raad. Klacht over wijze van betaling griffierechtveroordeling door advocaat na tuchtrechtelijke procedure. Gelet op de beslissing van de raad van 17 januari 2017 (zaaknummer 16-832/A/A) en de beslissing van het hof van 10 juli 2017 (zaaknummer 170039) had klager recht op het griffierecht van in totaal € 100. Ondanks daartoe tot tweemaal te zijn aangemaand, heeft het meer dan zes weken geduurd vanaf de eerste aanmaning tot het moment van betaling door verweerder. Daarmee heeft verweerder te laat betaald. Dat verweerder in de betreffende periode mogelijk geheel of gedeeltelijk afwezig was wegens vakantie kan aan het voorgaande niet afdoen, nu van een advocaat mag worden verwacht dat hij tijdens zijn afwezigheid zorgt voor een adequate waarnemingsregeling. In de gegeven omstandigheden is de raad echter van oordeel dat dit klachtonderdeel van onvoldoende gewicht is. Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat niet is gebleken van boos opzet aan de zijde van verweerder. Voorts heeft klager het bedrag, zij het met enige vertraging, van verweerder ontvangen. Daarom kan niet worden aangenomen dat klager door het handelen van verweerder in zijn belangen is geschaad. Klacht in zoverre afgewezen als zijnde van onvoldoende gewicht. Nu verweerder een en ander niet heeft betwist, zal de raad ervan uitgaan dat met het kenmerk “Jak. 1,26” in zijn brief aan klager van 3 oktober 2017 een verwijzing naar de tekst van Jakobus 1:26 van het Nieuwe Testament is bedoeld. De raad acht deze verwijzing in het kader van de historie tussen klager en verweerder weliswaar onverstandig en van weinig respect getuigen voor de mogelijke religieuze opvattingen van klager, maar oordeelt dat deze verwijzing niet als tuchtrechtelijk laakbaar is aan te merken. Klacht in zoverre ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-1

    Klacht tegen gynaecoloog-hoofdbehandelaar (27 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Hoofdbehandelaarschap. Onmogelijk om tijdens het klinische traject en bevalling de regie alleen bij de hoofdbehandelaar te laten. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Groot belang goede verslaglegging, vooral bij een teambehandeling. CTG-registraties ontbreken deels in het dossier. Niet vast te stellen dat de beoordeling daarvan in die tijd heeft plaatsgevonden. Niet beoordeeld kan worden of tijdens de ochtendoverdracht terecht is besloten het afgesproken beleid voort te zetten. De hoofdbehandelaar, aanwezig tijdens de ochtendoverdracht, had het gat in de CTG-registraties moeten signaleren. Deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-4

    Klacht tegen gynaecoloog (12 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Ook niet over de mogelijke oorzaak van het bloedverlies. Ondanks onderzoek is de oorzaak daarvan niet komen vast te staan. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-6

    Klacht tegen gynaecoloog (19 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Groot belang goede verslaglegging, vooral bij een teambehandeling. CTG-registraties ontbreken deels in het dossier. Niet vast te stellen dat de beoordeling daarvan in die tijd heeft plaatsgevonden. Niet beoordeeld kan worden of tijdens de ochtendoverdracht terecht is besloten het afgesproken beleid voort te zetten. De gynaecoloog is gebonden aan de GOMA. Zij heeft zich ook ingespannen om contact met klagers te krijgen en wilde hen informeren over het incident. Ze heeft ook meegewerkt aan onderzoek naar het incident. Niet gebleken dat medisch verwijtbare fouten zijn ontkend. Deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:290 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.018

    Klacht tegen chirurg die bij klaagster in verband met een hemangioom een teen en een deel van de voet heeft geamputeerd. Klaagster had nadien nog steeds ernstige (pijn)klachten. Zij verwijt de chirurg - onder meer - dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan, onvoldoende informatie heeft gegeven over de mogelijke gevolgen van een amputatie en nadien een verkeerde diagnose heeft gesteld. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-3

    Klacht tegen gynaecoloog (11 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-7

    Klacht tegen gynaecoloog (27 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Groot belang goede verslaglegging, vooral bij een teambehandeling. CTG-registraties ontbreken deels in het dossier. Niet vast te stellen dat de beoordeling daarvan in die tijd heeft plaatsgevonden. Niet beoordeeld kan worden of tijdens de ochtendoverdracht terecht is besloten het afgesproken beleid voort te zetten. De gynaecoloog is gebonden aan de GOMA. Zij heeft zich ook ingespannen om contact met klagers te krijgen en wilde hen informeren over het incident. Daarvoor had zij d irect na de bevalling geen gelegenheid door situatie klaagster en overplaatsing. Ze heeft ook meegewerkt aan onderzoek naar het incident. Niet gebleken dat medisch verwijtbare fouten zijn ontkend. Deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-11

    Klacht tegen kinderarts gaat onder meer over het medisch handelen na de geboorte van de baby van klagers, de dossier- en informatieplicht, de nazorg en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Het college oordeelt dat er sprake is van ondeugdelijke en chaotische dossiervoering, dat er niet goed gereageerd is op de diverse (alarm)signalen van de baby en dat klagers niet op zorgvuldige wijze over de gezondheidstoestand van de baby zijn geïnformeerd. Gedeeltelijk gegrond. Voorwaardelijke schorsing van één jaar met een proeftijd van twee jaar.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-10

    Klacht tegen anesthesioloog gaat onder andere over de pijnbestrijding aan klaagster tijdens de keizersnede, het gebruikte hulpmiddel tijdens de reanimatie van de baby, de dossier- en informatieplicht, de nazorg en de melding van de calamiteit. Het college oordeelt dat de pijnbestrijding voldeed aan de gestelde eisen en dat de keuze voor het tijdens de reanimatie van de baby gebruikte hulpmiddel veilig en verantwoord was. Alle overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:287 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.017

    Klacht tegen verpleegkundig specialist. Klaagster is bekend met osteogenesis imperfecta en wordt daarvoor behandeld in een expertisecentrum. De verpleegkundig specialist is aan dat expertisecentrum verbonden en heeft daar een coördinerende rol. Klaagster verwijt verweerder (1) het niet tijdig verlenen van hulp en adequaat handelen en (2) het nalaten dan wel onvoldoende verslaglegging van bevindingen in het medisch dossier. Ter zitting is gebleken dat dit laatste verwijt eveneens ziet op het feit dat bij een bepaald consult niet aan klaagster is verteld dat er inzakkingsfracturen waren van de thoracale wervels. Het Regionaal Tuchtcollege acht het eerste klachtonderdeel ongegrond, acht het tweede klachtonderdeel gegrond en legt aan de verpleegkundig specialist een waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het Regionaal Tuchtcollege het tweede klachtonderdeel terecht gegrond heeft geacht, zij het op andere gronden. Het beroep van de verpleegkundig specialist wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-8

    Klacht tegen gynaecoloog (13 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. De gynaecoloog is gebonden aan de GOMA. Zij heeft zich ook ingespannen om contact met klagers te krijgen en wilde hen informeren over het incident. Niet gebleken dat medisch verwijtbare fouten zijn ontkend. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:288 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.451

    Klacht tegen chirurg. De chirurg heeft in 2011 bij de echtgenoot van klaagster de rechterlong verwijderd. Nadien verbleef de echtgenoot ongeveer zes weken op de Intensive Care-afdeling. Vervolgens is besloten dat voor de verdere nazorg overplaatsing naar een ander ziekenhuis in de nabijheid van de woonplaats van de echtgenoot zou plaatsvinden. De chirurg heeft hier tezamen met een andere arts (eveneens aangeklaagd, C2018.452) toestemming voor gegeven. De echtgenoot is op de dag van de overplaatsing in het andere ziekenhuis overleden. Klaagster verwijt de chirurg dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door te besluiten haar echtgenoot over te plaatsen en voorts dat voorafgaand aan de overplaatsing de toestand van haar echtgenoot meer expliciet had moeten worden besproken. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-2

    Klacht tegen gynaecoloog (11 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-5

    Klacht tegen gynaecoloog (12 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:289 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.452

    Klacht tegen anesthesioloog. In 2011 is bij de echtgenoot van klaagster de rechterlong verwijderd. Nadien verbleef de echtgenoot ongeveer zes weken op de Intensive Care-afdeling. Vervolgens is besloten dat voor de verdere nazorg overplaatsing naar een ander ziekenhuis in de nabijheid van de woonplaats van de echtgenoot zou plaatsvinden. De anesthesioloog heeft hier tezamen met een andere arts (eveneens aangeklaagd, C2018.451) toestemming voor gegeven. De echtgenoot is op de dag van de overplaatsing in het andere ziekenhuis overleden. Klaagster verwijt de anesthesioloog dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door te besluiten haar echtgenoot over te plaatsen en voorts dat voorafgaand aan de overplaatsing de toestand van haar echtgenoot meer expliciet had moeten worden besproken. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:223 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-119b

    Ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopeed (destijds AIOS) heeft uitsluitend assistentie verleend aan de orthopedisch chirurg bij de operatie. Over de voorbereiding en de nazorg kunnen hem daarom geen verwijten worden gemaakt. De hoofdbehandelaar was verantwoordelijk voor de keuze van de behandelmethode, het is niet de taak van een AIOS om de behandelkeuzes te controleren of ter discussie te stellen. Klacht ongegrond verklaard

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:217 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-111a

    Ongegronde klacht tegen een anesthesioloog. De anesthesioloog was betrokken bij de time-outprocedure vlak voor de operatie van klaagster. Hij had geen aanleiding om aan de eerdere beoordeling wat betreft de doorgang te twijfelen. Ook waren er na de eerdere beoordeling geen veranderingen aanwezig. Het grootste risico van de ziekte van klaagster (Polycythemia Vera) bij een operatie bestaat in het ontstaan van trombose en dit risico was door het gebruik van Ascal voldoende weggenomen. De genoemde vermelding van de PV in het dossier behoefde de anesthesioloog, mede gelet op de verdeling van de verantwoordelijkheid voor de anesthesie, niet toe te brengen hiervan expliciet mededeling te doen aan de operateur, noch om te adviseren alsnog te beslissen dat de operatie niet kon worden uitgevoerd. Overige klachtonderdelen eveneens ongegrond. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:283 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.038

    Klacht tegen een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (spv-er), verpleegkundige en een psychiater. De beklaagde sociaal psychiatrisch verpleegkundige is werkzaam in een FACT-team van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Klaagster was in beeld bij het sociaal team dat een beroep heeft gedaan op de instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Eerst heeft de spv-er samen met de verpleegkundige klaagster benaderd om te kunnen beoordelen of bemoeizorg zou moeten worden verleend. Later heeft de spv-er klaagster nogmaals samen met de psychiater trachten te bezoeken. De klacht van klaagster houdt in dat de spv-er zonder enige behandelingsovereenkomst klaagster heeft lastiggevallen en de privacy en persoonlijke levenssfeer van klaagster heeft geschonden. Ook zijn er gegevens van klaagster opgenomen in een dossier van de instelling, terwijl klaagster daar geen toestemming voor heeft gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-098

    Ongegronde klacht tegen een anesthesioloog. De anesthesioloog was er niet van op de hoogte dat er bloedonderzoek was aangevraagd. Als hij dat wel had geweten of als hij zelf onderzoek had aangevraagd, dan had hij dit niet zelf kunnen beoordelen omdat hij de dag erna geen dienst had. Zo valt de anesthesioloog dus ook niet te verwijten dat hij van die uitslag geen melding in het dossier heeft gemaakt. De ter zitting toegelichte taakverdeling en werkwijze acht het College aannemelijk. Het was niet nodig om navraag te doen naar eerdere uitslagen van bloedonderzoek. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:218 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-111b

    Ongegronde klacht tegen een anesthesioloog. De anesthesioloog was betrokken bij de time-outprocedure vlak voor de operatie van klaagster. Zij was op dat moment in opleiding en werkte onder verantwoordelijkheid van de dienstdoende anesthesioloog. Zij had geen aanleiding om aan de eerdere beoordeling wat betreft de doorgang te twijfelen. Ook waren er na de eerdere beoordeling geen veranderingen aanwezig. Het grootste risico van de ziekte van klaagster (Polycythemia Vera) bij een operatie bestaat in het ontstaan van trombose en dit risico was door het gebruik van Ascal voldoende weggenomen. De genoemde vermelding van de PV in het dossier behoefde de anesthesioloog, mede gelet op de verdeling van de verantwoordelijkheid voor de anesthesie, niet toe te brengen hiervan expliciet mededeling te doen aan de operateur, noch om te adviseren alsnog te beslissen dat de operatie niet kon worden uitgevoerd. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:284 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.039

    Klacht tegen een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (spv-er), verpleegkundige en een psychiater. De verpleegkundige is werkzaam in een FACT-team van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Klaagster was in beeld bij het sociaal team dat een beroep heeft gedaan op de instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Eerst heeft de spv-er samen met de verpleegkundige klaagster benaderd om te kunnen beoordelen of bemoeizorg zou moeten worden verleend. Later heeft de spv-er klaagster nogmaals samen met de psychiater trachten te bezoeken. De klacht van klaagster houdt in dat de verpleegkundige zonder enige behandelingsovereenkomst klaagster heeft lastiggevallen en de privacy en persoonlijke levenssfeer van klaagster heeft geschonden. Ook zijn er gegevens van klaagster opgenomen in een dossier van de instelling, terwijl klaagster daar geen toestemming voor heeft gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/31

    Klacht tegen psychiater. Klagers verwijten verweerder dat hij ethische grenzen heeft overschreden door - zonder toestemming daartoe van klaagster en zonder dat daar een onafhankelijk onderzoek of behandelingsrelatie aan ten grondslag lag - in een gerechtelijke procedure uitspraken van medische aard over klaagster te doen. Anders dan verweerder stelt, is het college van oordeel dat het betreffende verslag niet enkel op persoonlijke titel is geschreven. Verweerder heeft in het verslag immers gesproken vanuit zijn professie door conclusies te trekken over de psychische gesteldheid van klaagster en zich ook als zodanig gepresenteerd door gebruik te maken van het briefpapier van zijn werkgever, met ondertekening als psychiater. Het college acht het handelen van verweerder toetsbaar aan de tweede tuchtnorm en is van oordeel dat verweerder zich niet heeft gedragen overeenkomstig de voor zijn beroep geldende normen. Enerzijds heeft hij zich als vriend van het gezin opgesteld en anderzijds is hij op basis van zijn persoonlijke ervaringen en waarnemingen rondom de gezinssituatie in de rol van psychiater naar buiten getreden. Hiermee heeft verweerder het vertrouwen in de beroepsuitoefening geschaad. Dit klachtonderdeel wordt daarom gegrond verklaard. Het college acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, oplegging van de maatregel van waarschuwing passend en geboden. Het college acht het klachtonderdeel, dat verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn positie als psychiater door de dochter van klagers te beïnvloeden middels financiële ondersteuning en andere middelen, onvoldoende onderbouwd. Niet duidelijk is geworden op welke wijze deze beïnvloeding, vanuit verweerders beroepsoefening bezien, zou hebben plaatsgevonden. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:219 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-111c

    Ongegronde klacht tegen een anesthesioloog. De anesthesioloog heeft als dienstdoende anesthesioloog op het consultformulier van de preoperatieve screening groen licht gegeven voor de operatie. Hij heeft hierbij het later binnengekomen bericht van de hematoloog over de ziekte van klaagster vermeld. De anesthesioloog had geen aanleiding om aan de beoordeling van de hematoloog wat betreft de doorgang van de operatie te twijfelen. Het grootste risico van de ziekte van klaagster (Polycythemia Vera) bij een operatie bestaat in het ontstaan van trombose en dit risico was door het gebruik van Ascal voldoende weggenomen. Expliciet mededeling doen aan de operateur of de bij de operatie betrokken anesthesiologen hoefde de anesthesioloog niet te doen. Overig klachtonderdeel eveneens ongegrond. Klacht ongegrond verklaard

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:285 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.027

    Klacht tegen forensisch arts. Klaagster was bekend met uitgebreide medisch problematiek en overgewicht en was na onderzoek door een medisch adviseur van de Dienst Justitiële Inrichtingen detentiegeschikt bevonden. Verweerster had de taak toe te zien op medisch verantwoord vervoer van klaagster naar de justitiële instelling. Klaagster verwijt verweerster dat zij ten onrechte heeft gesteld dat klaagster detentiegeschikt en vervoerbaar was en voorts dat zij vooringenomen en onverschillig was, naliet onderzoek te doen en ook overigens haar zorgplicht niet nakwam. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:286 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.028

    Klacht tegen forensisch arts in opleiding. Klaagster was bekend met uitgebreide medisch problematiek en overgewicht en was na onderzoek door een medisch adviseur van de Dienst Justitiële Inrichtingen detentiegeschikt bevonden. Verweerder had de taak toe te zien op medisch verantwoord vervoer van klaagster naar de justitiële instelling. Klaagster verwijt verweerder dat hij ten onrechte heeft gesteld dat klaagster detentiegeschikt en vervoerbaar was en voorts dat hij vooringenomen en onverschillig was, naliet onderzoek te doen en ook overigens zijn zorgplicht niet nakwam. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:220 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-111d

    Ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopeed was alleen betrokken bij de time-outprocedure vlak voor de operatie van klaagster. Er was voor de orthopeed geen aanleiding om aan de beoordeling door de anesthesioloog wat betreft de doorgang van de operatie te twijfelen. Gelet op de pijnscore van klaagster was er niet direct aanleiding tot nader onderzoek. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:221 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-111e

    Ongegronde klacht tegen een internist-hematoloog. De expresbrief van de internist met daarbij de vermelding van de voorlopige diagnose PV was beschikbaar in het dossier. Deze is ook ingezien door de anesthesiologen en de hoofdbehandelaar. Er was derhalve geen reden om nader met hen te overleggen. Het grootste risico van de ziekte van klaagster (Polycythemia Vera) bij een operatie bestaat in het ontstaan van trombose en daar heeft de internist in de expresbrief voor gewaarschuwd. Dit risico werd door het voorgezette gebruik van Ascal reeds voldoende weggenomen. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:215 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-097b

    Ongegronde klacht tegen een anesthesioloog. De anesthesioloog was op dat moment AIOS. Uit het medisch dossier blijkt voldoende dat hij de anamnese heeft afgenomen en aandacht heeft gegeven aan klaagsters cardiale problematiek en medicatie en de daarmee samenhangede risico’s voor de operatie. De anesthesioloog is niet degene geweest die de uitslag van het preoperatieve bloedonderzoek heeft beoordeeld. De ter zitting toegelichte taakverdeling en werkwijze over de beoordeling van bloedonderzoek acht het College aannemelijk. Het was niet nodig om navraag te doen naar eerdere uitslagen van bloedonderzoek. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:222 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-119a

    Ongegronde klacht tegen een orthopeed. Er is geen aanleiding om de orthopeed te verwijten dat hij de eerdere operateur had moeten adviseren van de operatie af te zien. Hij was in die tijd bevoegd en bekwaam tot het verrichten van niet bijzonder gecompliceerde operaties. Ook geen aanleiding om te oordelen dat de orthopeed na de operatie onvoldoende onderzoek naar de aanhoudende klachten van klaagster heeft gedaan. Niet verantwoordelijk voor een mededeling gedaan door iemand anders. Het dossier voldoet verder aan de in die tijd geldende eisen. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:216 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-097a

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een anesthesioloog. De anesthesioloog is als supervisor medeverantwoordelijk voor het handelen van de AIOS. Het College heeft in de klacht tegen de AIOS (2019-097b) geoordeeld dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De rol van de anesthesioloog is beperkt gebleven tot het telefonisch overleg met de AIOS tijdens het spreekuur. Geen aanwijzingen dat het gegeven advies onjuist is geweest. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:282 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.037

    Klacht tegen een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (spv-er), verpleegkundige en een psychiater. De psychiater is verbonden aan een FACT-team van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Klaagster was in beeld bij het sociaal team dat een beroep heeft gedaan op de instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Eerst heeft de spv-er samen met de verpleegkundige klaagster benaderd om te kunnen beoordelen of bemoeizorg zou moeten worden verleend. Later heeft de spv-er klaagster nogmaals samen met de psychiater trachten te bezoeken. De klacht van klaagster houdt in dat de psychiater zonder enige behandelingsovereenkomst klaagster heeft lastiggevallen en de privacy en persoonlijke levenssfeer van klaagster heeft geschonden. Ook zijn er gegevens van klaagster opgenomen in een dossier van de instelling, terwijl klaagster daar geen toestemming voor heeft gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:218 Raad van Discipline Amsterdam 19-521/A/A

    Klacht over de eigen advocaat ongegrond. Niet is komen vast te staan dat klager meer dan de eigen bijdragen en het griffierecht voor drie zaken contant aan verweerder heeft betaald. Niet valt daarom in te zien waarom verweerder een bedrag ten behoeve van klager zou moeten voldoen. Voorts is niet gebleken dat verweerder weigert het dossier aan klager terug te geven.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:177 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-567/DB/OB

    Advocaat heeft werkzaamheden verricht als assistent van de vereffenaar. Door de vereffenaar zijn uren gedeclareerd inzake werkzaamheden verband houdende met tegen die advocaat/assistent vereffenaar ingediende tuchtrechtelijke klachten. Nu uit de beslissing van de voorzitter niet blijkt dat voormelde omstandigheid in zijn beslissing is meegenomen zal de raad het verzet gegrond verklaren. Hiermee vervalt de beslissing van de voorzitter van de raad en wordt de behandeling van de klacht voortgezet. De raad stelt de advocaat/assistent vereffenaar bij tussenbeslissing in de gelegenheid zich nader uit te laten over de declaratie door de vereffenaar van de met de behandeling van de tegen die advocaat/assistent vereffenaar ingediende klachten gemoeide uren. Verzet gegrond. Beslissing op de klacht aangehouden.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:230 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/410

    Klagers verwijten de huisartsen van hun overleden moeder, dat zij hun moeder onvoldoende (palliatieve) zorg hebben verleend in de laatste fase van haar leven. Ontvankelijkheid klagers wordt betwist. Weigering klagers inzage te verlenen in dossier overleden moeder in verband met moeizame familierelatie. Ongegrond

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:219 Raad van Discipline Amsterdam 19-585/A/A

    Klacht van een advocaat over de advocaat van de wederpartij gegrond. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager persoonlijk aansprakelijk te stellen. Verweerder heeft daarmee klager als advocaat onderdeel gemaakt van het geschil tussen de cliënten van klager en verweerder. Waarschuwing en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:178 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-568/DB/OB

    Advocaat heeft in zijn hoedanigheid van vereffenaar uren gedeclareerd inzake werkzaamheden verband houdende met tegen die advocaat/vereffenaar ingediende tuchtrechtelijke klachten. Nu uit de beslissing van de voorzitter niet blijkt dat voormelde omstandigheid in zijn beslissing is meegenomen zal de raad het verzet gegrond verklaren. Hiermee vervalt de beslissing van de voorzitter van de raad van 30 september 2019 en wordt de behandeling van de klacht voortgezet. De raad stelt de advocaat/vereffenaar bij tussenbeslissing in de gelegenheid zich nader uit te laten over diens declaratie in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de met de behandeling van tegen hem ingediende klachten gemoeide uren. Verzet gegrond. Beslissing op de klacht aangehouden.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:231 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/409

    Klagers verwijten de huisartsen van hun overleden moeder, dat zij hun moeder onvoldoende (palliatieve) zorg hebben verleend in de laatste fase van haar leven. Ontvankelijkheid klagers wordt betwist. Weigering klagers inzage te verlenen in dossier overleden moeder in verband met moeizame familierelatie. Ongegrond

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:220 Raad van Discipline Amsterdam 19-699/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerder mocht er vanuit gaan dat klager niet aan de sommatie tot betaling zou voldoen en mocht in het belang van zijn cliënte de voorzieningenrechter vragen verlof te verlenen tot het leggen van conservatoir beslag en klager in rechte betrekken. Het is niet aan de tuchtrechter om te oordelen over de vraag wie als opdrachtnemer moet worden aangemerkt noch over de hoogte van de vordering. Dat is voorbehouden aan de civiele rechter.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:214 Raad van Discipline Amsterdam 19-298/A/A

    Klacht over advocaat wederpartij ongegrond. Het aandeel van verweerder in het geheel is te klein geweest om sprake te kunnen laten zijn van een actief meewerken door hem aan het pogen om een rechtsgevolg te bewerkstelligen. Hierbij is van belang dat verweerder pas de avond voor de aandeelhoudersvergadering, ter vervanging van een kantoorgenoot die verhinderd was, werd ingeschakeld. Het valt niet aan verweerder te verwijten dat zijn cliënt in weerwil van zijn advies de aandeelhoudersvergadering heeft voortgezet en niet heeft willen wachten. Niet is gebleken dat verweerder in dit concrete geval meer had kunnen doen om zijn cliënt te bewegen een minnelijke regeling te treffen. Ook is niet gebleken dat verweerder zijn wederpartij rechtstreeks heeft benaderd. Klager stelt dat verweerder heeft gepoogd klager en zijn kantoorgenoot buiten te sluiten, maar op die situatie ziet gedragsregel 25 niet.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:221 Raad van Discipline Amsterdam 19-682/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerder heeft zijn werkzaamheden bij klager in rekening mogen brengen nadat de aanvraag om een toevoeging was afgewezen. Verweerder heeft voorts, conform opdrachtbevestiging, het eerste half uur van het intakegesprek niet bij klager in rekening gebracht.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:215 Raad van Discipline Amsterdam 19-575/A/A

    Gegronde klacht. Verweerder was in eerste instantie adviseur van klager, W en hun vennootschap. Verweerder had voordat hij W in september 2017 ging adviseren een afweging moeten maken over zijn rol in deze kwestie en de mogelijke tegenstrijdige belangen van klager en W. Verweerder had W daarom voor advies over een ontvlechting moeten verwijzen naar een derde. Verweerder had bovendien moeten voorkomen dat onduidelijkheid zou ontstaan over zijn rol als advocaat dan wel jurist, over waar hij werkzaam was en over wiens advocaat hij was. Verweerder diende vooraf een afweging te maken over zijn hoedanigheid en een mogelijke belangenverstrengeling. Verweerder heeft voorts niet weersproken dat de aandeelhoudersovereenkomst voor klager ongunstige bepalingen bevatte, zodat de klacht ook op dat punt gegrond is. Gelet op de aard en ernst van de gedraging, de erkenning door verweerder, zijn houding ter zitting en omdat niet is gebleken dat verweerder misbruik heeft gemaakt van de informatie waarover hij beschikte, is de raad van oordeel dat kan worden volstaan met de maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:222 Raad van Discipline Amsterdam 19-610/A/A

    Klacht over Gedragsregel 25 gegrond. Gelet op de specifieke omstandigheden van het geval legt de raad aan verweerder geen maatregel op.