ECLI:NL:TGZRSGR:2019:238 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-128

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:238
Datum uitspraak: 24-12-2019
Datum publicatie: 24-12-2019
Zaaknummer(s): 2019-128
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Zij was ten tijde van de ophoging van de dosering van de medicatie aan klager niet in de kliniek aanwezig en was hier anderszins ook niet bij betrokken. Zij is hiertoe ook niet bevoegd. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

verblijvend te B,

klager,

tegen:

C, gz-psycholoog,

werkzaam te B,

beklaagde,

gemachtigde: mr. J.C.C. Leemans, werkzaam te Amsterdam.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift, ontvangen op 4 juni 2019;

-      het aanvullend klaagschrift;

-      het verweerschrift met bijlagen.

1.2              De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3              Het College heeft de klacht op 13 november 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klager verblijft, of verbleef ten tijde van het in deze uitspraak beoordeelde handelen, ter uitvoering van een opgelegde maatregel van TBS in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) D te B, op de afdeling E. Verweerster is Hoofd Behandeling op deze afdeling.

2.2              Vanaf 20 januari 2019 meldt klager pijn te hebben aan zijn kies. Op 22 januari 2019 wordt klager gezien door de medische dienst van FPC D en krijgt klager na overleg met de tandarts antibiotica voorgeschreven vanwege pijn en een zeer dikke wang. In eerste instantie neemt klager een paracetamol, maar de daarop volgende dagen weigert klager de antibiotica en pijnstillers te nemen, ondanks een zich uitbreidende kaakontsteking. Vanwege veranderd gedrag bij klager en zijn dreigende taal wordt hij op 24 januari 2019 door de psychiater van FPC D bezocht. De psychiater besluit die dag de dosering van het antipsychoticum Acemap dat klager reeds slikt te verhogen van 2 keer per week 20 mg, naar 3 keer per week 20 mg. Op 25 januari 2019 wordt klager gezien door het waarnemend Hoofd Behandeling. Klager zegt zijn medicatie te willen: de antipsychotica en niet de antibiotica. Blijkens de deellijst heeft hij die medicatie die dag gekregen.

3.                  De klacht

Klager verwijt de beklaagde zakelijk weergegeven dat de dosering van het medicijn Acemap is verhoogd.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Beklaagde is in het geheel niet betrokken geweest bij de ophoging van de medicatie Acemap, aangezien zij op 24 en 25 januari niet werkzaam was in FPC D. Zij vernam pas achteraf dat de medicatie was opgehoogd, een beslissing die door de psychiater is genomen, in het bijzijn van het waarnemend Hoofd Behandeling. Een beslissing die beklaagde kan begrijpen en billijken. Hoewel klager het in eerste instantie niet eens was met de ophoging, heeft hij deze vervolgens toch op vrijwillige basis ingenomen, zonder drang of dwang.

5.                  De beoordeling

5.1              Het College acht de klacht ongegrond aangezien beklaagde ten tijde van de ophoging van de dosering van de Acemap niet in de kliniek aanwezig was en hier ook niet anderszins bij was betrokken. Zij is als gz-psycholoog niet eens bevoegd dergelijke ophoging voor te schrijven. Ook los daarvan is het het College niet duidelijk waar het klachtwaardig handelen in zou zitten, gezien het feit dat klager de Acemap op 25 januari 2019 op eigen verzoek, zonder drang of dwang heeft ingenomen.

5.2              Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 24 december 2019 door  M.M. van ’t Nedereind, voorzitter, E.M. Deen, lid-jurist, C.H.J.A.M. van de Vijfeijken, E.S.J. Roorda en N.A.M. Perquin, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.C. Brand, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.