ECLI:NL:TGDKG:2019:172 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/658646 / DW RK 18/624

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:172
Datum uitspraak: 20-12-2019
Datum publicatie: 24-12-2019
Zaaknummer(s): C/13/658646 / DW RK 18/624
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis te executeren. Weliswaar was er reeds beslag op de uitkering van klager gelegd, maar dit maakt niet dat de gerechtsdeurwaarder geen beslag mag leggen op een ander inkomstenbestanddeel. De gerechtsdeurwaarder kan het gelegde beslag niet indienen bij de collega gerechtsdeurwaarder die reeds eerder beslag op het inkomen van klager heeft gelegd, omdat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op een ander inkomstenbestanddeel. De gerechtsdeurwaarder heeft adequaat gereageerd, nadat hij er van op de hoogte raakte dat de beslagvrije voet na het leggen van het beslag diende te worden aangepast. Klacht is ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 december 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/658646 / DW RK 18/624 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 10 december 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mails, ingekomen op 11 en 13 januari 2019. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 februari 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 november 2019 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

20 december 2019.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij verstekvonnis van 24 januari 2017 van de kantonrechter te Enschede is de echtgenote van klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Het vonnis van 24 januari 2017 is bij exploot van 6 februari 2017 aan de echtgenote van klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Bij e-mail van 24 juli 2018 heeft klager naar aanleiding van een ontvangen aanmaning aangegeven dat hij geen betaalafspraken kan maken omdat er reeds beslag op zijn inkomen ligt tot aan de beslagvrije voet.

-           Op 24 september 2018 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder het Bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg ten laste van klager.

-           Bij e-mail van 3 oktober 2018 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om een kopie van het vonnis en tevens verwezen naar zijn eerdere e-mail van 24 juli 2018. De gerechtsdeurwaarder heeft hier op 16 oktober 2018 op gereageerd.

-           Bij e-mail van 25 oktober 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht om nadere stukken teneinde de beslagvrije voet te kunnen herberekenen.

-           Bij e-mail van 19 november 2018 heeft klager de gevraagde stukken aan de gerechtsdeurwaarder verstrekt.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder beslag op zijn invaliditeitspensioen heeft gelegd, terwijl klager bij e-mail van 24 juli 2018 al had aangegeven dat er beslag op zijn inkomen was gelegd tot aan de beslagvrije voet;

b: de gerechtsdeurwaarder zich bij de eerste beslaglegger moet melden;

c: de gerechtsdeurwaarder hem heeft opgedrongen om een verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet in te dienen;

d: hij driemaal telefonisch heeft verzocht om de herberekening van de beslagvrije voet, maar dat hij dit ondanks toezeggingen niet heeft gekregen. Hem is wel steeds verzocht om alle benodigde stukken op te sturen zodat een herberekening van de beslagvrije voet gemaakt kan worden.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. De in de aanhef van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat hij in het verweer heeft aangegeven dat hij tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor het doen en nalaten van de bij hem werkzame medewerkers. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de kamer voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis te executeren. Weliswaar was er reeds beslag op de uitkering van klager gelegd, maar dit maakt niet dat de gerechtsdeurwaarder geen beslag mag leggen op een ander inkomstenbestanddeel van de schuldenaar, in dit geval het invaliditeitspensioen van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat, omdat [ ] reeds beslag op een ander inkomen van klager had gelegd, hij bij hen heeft geïnformeerd hoe de beslagvrije voet bij dat beslag was berekend. Omdat op die vraag op dat moment geen antwoord kwam, heeft de gerechtsdeurwaarder beslag onder het pensioenfonds ten laste van klager gelegd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken. 

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat het voor een verdeling op grond van artikel 478 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) noodzakelijk is dat er beslag is gelegd onder dezelfde derde. Nu [ ] weliswaar beslag op het inkomen van klager heeft gelegd, maar niet op het pensioen van klager, kan de gerechtsdeurwaarder het gelegde beslag niet indienen bij [ ]. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit klachtonderdeel.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c bevestigt de gerechtsdeurwaarder dat klager niet zelf heeft verzocht om herberekening van de beslagvrije voet, maar ontkent hij uitdrukkelijk dat hij klager een herberekening heeft opgedrongen. De gerechtsdeurwaarder stelt dat [ ] op 25 oktober 2018 telefonisch heeft aangegeven dat zij geen rekening heeft gehouden met de inkomsten van klager uit het pensioen. Klager heeft dan ook, gelet op artikel 475d lid 6 Rv, steeds meer geld overgehouden dan de voor hem geldende beslagvrije voet. Gelet hierop heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht om nadere stukken om de juiste beslagvrije voet te kunnen herberekenen. Klager betwist dat [ ] bij het berekenen van de beslagvrije voet geen rekening heeft gehouden met zijn inkomsten uit het pensioen, maar heeft dit niet aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit klachtonderdeel niet gebleken.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder, nadat hij alle relevante stukken van klager had ontvangen voor het herberekenen van de beslagvrije voet, op 29 november 2019 een bedrag van

€ 227,- aan klager heeft teruggestort uit de ontvangen bedragen over de maanden oktober 2018 en november 2018. Omdat het pensioenfonds ook in december 2018 nog een te hoog bedrag heeft overgemaakt, heeft de gerechtsdeurwaarder daarvan een deel teruggestort op 16 januari 2019. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder nog een herberekening gemaakt omdat er onvoldoende rekening was gehouden met de woonkosten van klager. Gelet hierop heeft de gerechtsdeurwaarder nog een bedrag op 26 januari 2019 aan klager teruggestort. De gerechtsdeurwaarder heeft naar het oordeel van de kamer adequaat gereageerd, nadat hij er van op de hoogte raakte dat de beslagvrije voet na het leggen van het beslag diende te worden aangepast.

5.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en

A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.