Zoekresultaten 1-20 van de 185 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5445
- Datum publicatie: 30-10-2024
- Datum uitspraak: 30-10-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:119
“Klacht tegen een orthodontist. Klaagster is twee jaar bij verweerder onder behandeling geweest vanwege o.a. een dubbele kruisbeet. Daarna is de behandeling voortgezet door opvolgende behandelaars. Klaagster verwijt verweerder dat hij haar niet goed heeft behandeld, omdat er een chirurgische ingreep nodig was in plaats van de uitgevoerde behandeling, hij op haar herhaalde klachten over erge pijn en geen beet hebben niet heeft geacteerd en de behandeling in totaal vierenhalf jaar heeft geduurd. Ter onderbouwing heeft klaagster verwezen naar een verslag over de behandeling van haar vierde behandelaar.Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet is gebleken dat er misbruik van recht is gemaakt. Na inhoudelijke beoordeling oordeelt het college dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is.”
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5775
- Datum publicatie: 30-10-2024
- Datum uitspraak: 30-10-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:117
“Klacht tegen een orthodontist. De minderjarige dochter (geboren in september 2007) van klaagster is van 15 augustus 2018 tot 15 september 2020 door verweerder behandeld vanwege o.a. niet goed op elkaar passende tanden. Verweerder heeft een buitenboordbeugel geplaatst gecombineerd met vaste apparatuur. De behandeling is daarna overgedragen aan een andere orthodontist. Klaagster klaagt erover dat verweerder te vroeg is begonnen met de behandeling en te weinig resultaat heeft behaald. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar een verslag over de behandeling van de opvolgend behandelaar. Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet is gebleken dat er misbruik van recht is gemaakt. Na inhoudelijke beoordeling oordeelt het college dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is.”
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5773
- Datum publicatie: 30-10-2024
- Datum uitspraak: 30-10-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:118
“Klacht tegen een orthodontist. De minderjarige zoon (geboren in januari 2009) van klaagster is van 18 mei 2020 tot 16 september 2020 door verweerder behandeld vanwege o.a. niet goed aansluitende tanden, een overbeet en ruimtegebrek. Verweerder is gestart met een buitenboordbeugel gecombineerd met vaste apparatuur. De behandeling is daarna overgedragen aan een andere orthodontist. Klaagster klaagt erover dat verweerder te vroeg is begonnen met de behandeling en te weinig resultaat heeft behaald. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar een verslag over de behandeling van de opvolgend behandelaar. Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet is gebleken dat er misbruik van recht is gemaakt. Na inhoudelijke beoordeling oordeelt het college dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is.”
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:122 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3502
- Datum publicatie: 05-06-2023
- Datum uitspraak: 02-06-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:122
Gegronde klacht tegen cosmetisch arts. Na intrekking van de klacht door patiënte heeft het college bepaald dat de behandeling van de klacht in het algemeen belang moet worden voortgezet. Voor het vervolg van de zaak is de inspectie als klager aangemerkt. De arts is eigenaar van en werkzaam in een cosmetische kliniek. Hij heeft bij patiënte een onderooglidcorrectie verricht. Daarbij is een complicatie opgetreden, na de operatie is beiderzijds een ectropion ontstaan. De arts heeft vervolgens tweemaal een hersteloperatie verricht en patiënte uiteindelijk verwezen naar een plastisch chirurg. De inspectie is van mening dat de arts bij het uitvoeren van de ooglidcorrectie in diverse opzichten tekortgeschoten is. Zo is patiënte onvoldoende geïnformeerd, is de schriftelijke verslaglegging ondermaats, is de arts bij de operaties niet gebleven binnen de grenzen van zijn kennen en kunnen en heeft hij geen professioneel gedrag vertoont bij de bejegening van patiënte. Het college verklaart alle klachtonderdelen gegrond en legt de arts de maatregel van een geheel voorwaardelijke schorsing van een jaar op, met een proeftijd van twee jaar.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:180 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3502
- Datum publicatie: 09-05-2023
- Datum uitspraak: 15-07-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:180
Klacht tegen een arts wordt voortgezet om redenen aan het algemeen belang ontleend. De inspecteur wordt vanaf nu als klager aangemerkt.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:177 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3840
- Datum publicatie: 23-12-2022
- Datum uitspraak: 23-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:177
Klager verwijt de longarts samengevat weergegeven dat hij in 2021 een onvolledige diagnose heeft gesteld, klager onjuist heeft behandeld en dat de longarts klager en zijn echtgenote onheus heeft bejegend in een gesprek.De klacht is door een college in raadkamer behandeld op basis van de stukken. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. De longarts was alleen betrokken bij de laatste opname in september 2021, waarna meer onderzoek zou plaatsvinden. Het bedoelde gesprek is als naar en onprettig ervaren door klager, zijn echtgenote en de longarts. Uit de verslaglegging en het beschreven verloop van het gesprek is niet aannemelijk geworden dat klager en zijn echtgenote daarbij ook onheus zijn bejegend.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:178 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3839
- Datum publicatie: 23-12-2022
- Datum uitspraak: 23-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:178
Klager verwijt de longarts samengevat weergegeven dat hij in 2021 een onvolledige diagnose heeft gesteld, klager onjuist heeft behandeld, klager heeft doorverwezen voor longfysiotherapie op basis van de verouderde gegevens uit 2016 en dat de longarts in het kader van de second opinion gezegd zou hebben dat klager ‘de medische gegevens zelf maar met het ziekenhuis moest delen’ waar klager voor een second opinion heen ging. De klacht is door een college in raadkamer behandeld op basis van de stukken. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. De longarts heeft geen onvolledige diagnose heeft gesteld en klager niet onjuist heeft behandeld, omdat het onderzoek en de verdere behandeling van klager werden voortgezet in een ander ziekenhuis. Er is voldoende onderzoek verricht en aandacht geweest voor de toename van ‘honeycombing’ en het vermoeden dat sprake was van IPF. Beklaagde was niet de longarts die klager voor longfysio verwees.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:179 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3825
- Datum publicatie: 23-12-2022
- Datum uitspraak: 23-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:179
Klager verwijt de longarts samengevat weergegeven dat hij in 2016 een onvolledige diagnose heeft gesteld, ten onrechte klager niet heeft doorverwezen voor longfysiotherapie, de aan klager voorgeschreven puf heeft gestaakt en geen verder begeleidingstraject heeft ingezet. De klacht is door het college in raadkamer behandeld op basis van de stukken. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het college kan de longarts volgen in zijn relaas dat de fibrotische afwijkingen in 2016 beperkt waren en pasten bij het geschetste beeld van ernstig, deels fibrotisch emfyseem. Er was geen aanleiding voor longfysiotherapie op dat moment en geen reden om klager te vervolgen na terugverwijzing naar de huisarts.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:174 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3352
- Datum publicatie: 22-12-2022
- Datum uitspraak: 20-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:174
Klacht van nabestaanden. Huisarts wordt verweten dat hij aan destijds de patiënt de uitslag van een radiologisch onderzoek niet heeft doorgegeven en dat hij patiënt niet heeft doorverwezen naar een MDL-arts. Ook wordt geklaagd over het niet meewerken aan de beëindiging van de behandelingsovereenkomst en het niet in gesprek willen met klagers. Klacht gedeeltelijk gegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:175 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4218
- Datum publicatie: 22-12-2022
- Datum uitspraak: 20-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:175
Klacht tegen verloskundige. Beklaagde heeft naar het oordeel van het college de CTG-registratie op meerdere momenten niet goed beoordeeld. Dit had niet alleen met de kennis van nu, maar ook op dat moment wel van haar als redelijk bekwaam handelend verloskundige verwacht mogen worden. Dit valt haar dan ook tuchtrechtelijk te verwijten. In zoverre is de klacht gegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4219
- Datum publicatie: 22-12-2022
- Datum uitspraak: 20-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:176
Klacht tegen gynaecoloog. Beklaagde heeft op het moment dat zij de bevalling begeleidde nagelaten zich goed te informeren over de conditie van de foetus door eerdere CTG registraties niet te bekijken. Dit klemt te meer omdat er sprake was van meconium houdend vruchtwater. Als zij het CTG had teruggekeken had zij kunnen zien dat het CTG al langdurig niet goed was en dat er dus, anders dan waar zij vanuit ging, geen sprake was van reserves bij de foetus die de keuze voor een vaginale bevalling rechtvaardigden. Ook had zij naar het oordeel van het college het vaginaal toucher zelf moeten doen en niet mogen overlaten aan de verloskundige. Het afzeggen van de sectio en alsnog besluiten tot een vaginale bevalling is een inschattingsfout geweest die beklaagde tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. De klacht is in zoverre gegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:173 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5080
- Datum publicatie: 19-12-2022
- Datum uitspraak: 16-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:173
Voorzittersbeslissing. Klacht van meerdere klagers tegen psychiater die in een artikel vergelijkingen maakt tussen complotdenkers en bepaalde psychiatrische aandoeningen. Beklaagde noemt de klagers niet in het artikel. Klagers zien zichzelf niet als complotdenkers, maar hun omgeving wel. De voorzitter acht klagers niet rechtstreeks belanghebbend. Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:171 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3413
- Datum publicatie: 19-12-2022
- Datum uitspraak: 16-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:171
De klacht gaat over de verzuimbegeleiding door een bedrijfsarts. Het verwijt is dat de terugkoppelingen aan de werkgever niet overeenkomen met de gesprekken tussen klaagster en de bedrijfsarts. Ook zijn er klachten over dossiervoering en de overdracht van het dossier aan de opvolgend bedrijfsarts. Het college verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en legt geen maatregel op.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:172 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4284
- Datum publicatie: 19-12-2022
- Datum uitspraak: 16-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:172
Klacht tegen verzekeringsarts. Klager is betrokken geweest bij een auto-ongeval, waarbij zijn auto in botsing kwam met een andere auto. Omdat klager diverse klachten had, heeft beklaagde, op verzoek van de verzekeringsmaatschappij van de bestuurder van de andere auto, driemaal een medisch advies uitgebracht. Klager stelt zich op het standpunt dat beklaagde bij de beoordeling van het door klager opgelopen letsel niet als een arts handelt, maar als een tegenpartij. Uit de medische adviezen die zij heeft geschreven blijkt volgens klager dat zij niet onafhankelijk is en niet professioneel handelt. Haar adviezen stoelen volgens klager niet op conclusies van behandelaren, maar op haar eigen ongefundeerde aannames. Het college volgt dit niet. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:170 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4298
- Datum publicatie: 15-12-2022
- Datum uitspraak: 13-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:170
Klacht tegen verzekeringsarts kennelijk ongegrond. Gelet op de vraagstelling is voldoende lichamelijk onderzoek gedaan. Niet gebleken dat dit onderzoek niet onafhankelijk is uitgevoerd. De rapportage voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3377
- Datum publicatie: 13-12-2022
- Datum uitspraak: 13-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:169
Klacht tegen ambulanceverpleegkundige, inhoudende dat beklaagde teveel fentanyl heeft toegediend en daardoor een medische fout heeft gemaakt welke niet is gemeld bij de instanties. Verder verwijt klaagster beklaagde dat zij als gevolg van het toedienen van fentanyl een hartstilstand heeft gekregen en dat beklaagde niet direct is begonnen met reanimeren. Het college oordeelt dat beklaagde bij het toedienen van fentanyl het protocol pijnbestrijding in acht heeft genomen en daarbij het lichaamsgewicht en de door klaagster gemelde pijnscore heeft meegewogen. De door beklaagde gehanteerde hoeveelheid fentanyl valt binnen de maximaal toegestane hoeveelheid en op grond daarvan is van een overdosering of een medische fout geen sprake. Het college oordeelt dat sprake was van een bradycardie en niet van een hartstilstand. Dat als gevolg van een hartstilstand hart- en nierfalen is opgetreden wordt niet door klaagster onderbouwd. Verder is beklaagde direct begonnen met kapbeademing en heeft hij de afweging gemaakt door te rijden naar de SEH. Aldaar heeft beklaagde het SEH-team verzocht naar de ambulancehal te komen om ondersteuning te bieden bij de reanimatie van klaagster. Het geheel overziend heeft beklaagde adequate zorg verleend en is niet gebleken van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:166 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3381
- Datum publicatie: 13-12-2022
- Datum uitspraak: 09-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:166
Klacht tegen MDL-arts, inhoudende dat hij de galkoliekpijnaanvallen heeft gediagnosticeerd als psychische stoornis, dat hij het verzoek tot verwijdering van de galblaas heeft genegeerd en dat hij klaagster onheus heeft bejegend, niet serieus heeft genomen en haar dossier niet heeft willen vernietigen. Naar het oordeel van het college is de eventuele mogelijkheid van een psychische stoornis enkel door de arts-assistent neergelegd in een werknotitie en heeft beklaagde daar geen beleid op gemaakt. Voor het verwijderen van de galblaas bestond op grond van de vele onderzoeken geen indicatie of noodzaak. Verder heeft klaagster niet onderbouwd dat beklaagde haar onheus heeft bejegend en kunnen de feiten hieromtrent door het college niet worden vastgesteld. Beklaagde heeft voorts geen betrokkenheid gehad bij het verzoek tot vernietiging van het medisch dossier en het college oordeelt dat beklaagde ook niet onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot het medisch dossier. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:167 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3380
- Datum publicatie: 13-12-2022
- Datum uitspraak: 09-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:167
Klacht tegen MDL-arts, inhoudende dat beklaagde de galkoliekpijnaanvallen heeft gediagnosticeerd als psychische stoornis, het verzoek tot verwijdering van de galblaas heeft genegeerd, ten onrechte informatie heeft uitgewisseld met de afdeling MPU en het informed consent heeft geschonden en klaagster onheus heeft bejegend. Naar het oordeel van het college is de eventuele mogelijkheid van een psychische stoornis enkel door de arts-assistent neergelegd in een werknotitie en heeft beklaagde daar geen beleid op gemaakt. Voor het verwijderen van de galblaas bestond op grond van de vele onderzoeken geen indicatie of noodzaak. Voorts oordeelt het college, dat als gevolg van een moeizame relatie tussen klaagster en verschillende zorgverleners is besloten een moreel beraad te houden met behandelaren van verschillende disciplines om afspraken te maken in het geval klaagster opnieuw in dit ziekenhuis zou worden opgenomen. Besloten werd klaagster tijdens kantooruren op te nemen op de afdeling MPU. Het voorgaande geeft naar het oordeel van het college echter geenszins blijk dat beklaagde eigenhandig een plan heeft opgesteld om klaagster te laten opnemen op de afdeling MPU. Dit verwijt wordt voorts ook niet onderbouwd door klaagster. Het college oordeelt verder dat beklaagde de klachten van klaagster serieus heeft genomen, dat beklaagde geen betrokkenheid heeft gehad bij het verzoek tot verwijdering van het medisch dossier en dat beklaagde niet onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot het medisch dossier. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3379
- Datum publicatie: 13-12-2022
- Datum uitspraak: 09-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:168
Klacht tegen MDL-arts, inhoudende dat beklaagde een verkeerde diagnose heeft gesteld, de galblaasoperatie heeft tegengehouden, klaagster heeft laten rondlopen met bloedarmoede en klaagster onnodig met koliekpijn heeft laten lijden. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde veelvuldig onderzoek in gang gezet om achter de oorzaak van de klachten te komen. Ook is klaagster herhaaldelijk gezien door de chirurg en internist. Verder bestond er voor het verwijderen van de galblaas geen indicatie. De onderzoeken, welke door een chirurg zijn beoordeeld, gaven ook geen blijk van aanwezigheid van galstenen of gruis. Met betrekking tot de anemie heeft beklaagde meerdere onderzoeken ingesteld en naar de uitslagen gehandeld. Niet is komen vast te staan dat beklaagde klaagster heeft laten rondlopen met bloedarmoede. Voorts onderbouwt klaagster niet dat de zorgvraag van de endocrinoloog niet zou zijn opgepakt en is het college van oordeel dat beklaagde de zorg - na de opname van klaagster in het ziekenhuis in het buitenland - weer heeft opgepakt en vervolgonderzoek heeft ingezet. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4466
- Datum publicatie: 12-12-2022
- Datum uitspraak: 09-12-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:164
Klaagster is een GGZ instelling waar beklaagde in dienst was. Beklaagde heeft met een patiënte die in zorg is bij klaagster een affectieve relatie gekregen die zeven maanden heeft geduurd. Beklaagde heeft zich aan het begin van deze periode teruggetrokken als case-manager van patiënte. Hij heeft de relatie met patiënte altijd verzwegen, ook toen hier naar gevraagd werd. Beklaagde heeft de relatie met patiënte beëindigd toen zij haar zorgverleners op de hoogte had gebracht van de relatie. Hij heeft zich uitgeschreven uit het BIG-register en is in therapie gegaan. Hij is niet meer werkzaam bij klaagster.Klaagster verzoekt het college beklaagde ex artikel 48 lid 4 BIG het recht te ontzeggen zich wederom in het BIG-register in te schrijven. Beklaagde heeft de klachtonderdelen erkend en is het eens met de conclusie dat hij niet meer het recht heeft zich wederom in te schrijven in het BIG-register.Het college stelt vast dat de klacht gegrond is en legt aan beklaagde de maatregel van een verbod tot herschrijving op.
- Pagina: 1
- Pagina: 2
- ...
- Pagina: 10
- Volgende pagina zoekresultaten