ECLI:NL:TGZRZWO:2022:173 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5080

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:173
Datum uitspraak: 16-12-2022
Datum publicatie: 19-12-2022
Zaaknummer(s): Z2022/5080
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht van meerdere klagers tegen psychiater die in een artikel vergelijkingen maakt tussen complotdenkers en bepaalde psychiatrische aandoeningen. Beklaagde noemt de klagers niet in het artikel. Klagers zien zichzelf niet als complotdenkers, maar hun omgeving wel. De voorzitter acht klagers niet rechtstreeks belanghebbend. Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk

Beslissing d.d. 16 december 2022 naar aanleiding van de op 28 oktober 2022 bij het regionaal tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

C , wonende te D,

E , wonende te F,

G, wonende te H,

I, wonende te J,

k l a g e r s

-tegen-

K, psychiater,

b e k l a a g d e  

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift;
  • de brief van de secretaris van 30 november 2022;
  • de brief van klagers van 5 december 2022.

2.  DE OVERWEGINGEN

Klagers hebben een klacht ingediend tegen beklaagde, omdat beklaagde een van de auteurs is van een artikel in het L waarin – kort samengevat – een analyse plaatsvindt van complotdenkers. Klagers benoemen zichzelf als personen die door hun omgeving worden beschouwd als complotdenkers, ook al hebben zij onderling verschillende denkbeelden en zien zij hun denkbeelden door de feiten bevestigd. Zij voelen zich aangesproken door wat beklaagde over complotdenkers heeft geschreven en vinden dat beklaagde klachtwaardig jegens hen heeft gehandeld. Hiervoor geldt het volgende.

Artikel 65, eerste lid, onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) bepaalt dat een klacht moet worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende. De secretaris van het college heeft klagers bij brief van 30 november 2022 gevraagd nader toe te lichten waarom zij van mening zijn dat zij rechtstreeks belanghebbenden zijn. In reactie hierop hebben klagers verwezen naar een beslissing van een ander tuchtcollege waarin de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: inspecteur) een klacht had ingediend tegen een zorgverlener die op sociale media uitlatingen had gedaan over de behandeling van Covid-19. Klagers stellen vervolgens dat als een psychiater in een tijdschrift voor psychiaters advies geeft over hoe om te gaan met complotdenkers, dit onmiskenbaar weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg.

De voorzitter merkt hierover het volgende op.

Het hierboven genoemde weerslagcriterium geldt voor de vraag of een klacht al dan niet betrekking heeft op een schending van de tweede tuchtnorm, zoals neergelegd in artikel 47, lid 1 onder b, van de Wet BIG. De vraag die aan klagers is gesteld, heeft echter geen betrekking op het feit of hun klacht betrekking heeft op een schending van de tweede tuchtnorm. De vraag van de secretaris had betrekking op de aanwezigheid van een rechtstreeks belang bij klagers om de onderhavige klacht in te dienen. Hiervoor is vereist dat zij rechtstreeks in hun eigen belang worden getroffen door het handelen van beklaagde.

De voorzitter is van oordeel dat dit rechtstreekse belang bij hen ontbreekt. Geen van de klagers wordt daadwerkelijk genoemd in het betreffende artikel. Daarnaast vormen klagers – zoals ze ook zelf melden in hun klaagschrift – ook geen homogene, duidelijk definieerbare groep. Het enkele feit dat klagers in hun omgeving worden beschouwd als ‘complotdenkers’, is in deze zaak onvoldoende voor de aanwezigheid van een rechtstreeks belang. In de beslissing waarnaar zij hebben verwezen in hun reactie trad, zoals hierboven al is vermeld, de inspecteur als klager op. De ontvankelijkheidskwestie die in de onderhavige zaak speelt, speelde dus niet in die zaak, nu de inspecteur op basis van artikel 65, lid 1 onder d, van de Wet BIG altijd klachtgerechtigd is.

Gezien het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.

3.    DE BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan door P.A.H. Lemaire, voorzitter, in tegenwoordigheid van

L.C. Commandeur, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris                                                                                                                   

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de klachtonderdelen waarop die beslissing betrekking heeft.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.