ECLI:NL:TGZRZWO:2022:172 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4284

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:172
Datum uitspraak: 16-12-2022
Datum publicatie: 19-12-2022
Zaaknummer(s): Z2022/4284
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verzekeringsarts. Klager is betrokken geweest bij een auto-ongeval, waarbij zijn auto in botsing kwam met een andere auto. Omdat klager diverse klachten had, heeft beklaagde, op verzoek van de verzekeringsmaatschappij van de bestuurder van de andere auto, driemaal een medisch advies uitgebracht. Klager stelt zich op het standpunt dat beklaagde bij de beoordeling van het door klager opgelopen letsel niet als een arts handelt, maar als een tegenpartij. Uit de medische adviezen die zij heeft geschreven blijkt volgens klager dat zij niet onafhankelijk is en niet professioneel handelt. Haar adviezen stoelen volgens klager niet op conclusies van behandelaren, maar op haar eigen ongefundeerde aannames. Het college volgt dit niet. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 16 december 2022 naar aanleiding van de op 17 mei 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
 

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , arts voor arbeid en gezondheid, (destijds) werkzaam te D,
gemachtigde mr E. Bos-van den Berg, advocaat,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlagen.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Beklaagde is sinds 2019 in dienst van E als medisch adviseur.

Klager, geboren in 1977, was op 27 oktober 2021 betrokken bij een auto-ongeval, waarbij zijn auto in botsing kwam met een andere auto. De bestuurder van de andere auto was verzekerd bij E. In het als bijlage 4 van het verweerschrift overgelegde Personenschaderapport van E wordt aangegeven dat de verzekerde van E geen voorrang verleende aan klager. Het ging daarbij om een “zeer forse aanrijding”. In het rapport wordt voorts vermeld dat klager nog dezelfde dag klachten had in nek, schouder, hoofd en onderrug. De dag na het ongeval is klager naar het ziekenhuis gegaan voor beeldvormend onderzoek. Er werden geen bijzonderheden vastgesteld, ook niet aan de onderrug. Klager kreeg pijnstilling en werd verwezen voor fysiotherapie. Voorts is klager behandeld in F. Klager ontwikkelde tevens geheugen- en concentratieklachten. Hij had slaapproblemen en er ontstonden depressieve klachten.

Op verzoek van E heeft beklaagde driemaal een medisch advies uitgebracht, te weten op 6 januari 2022, 10 maart 2022 en op 21 april 2022. Bij schrijven van 2 juni 2022 heeft beklaagde laten weten het dossier over te dragen, omdat klager heeft laten weten geen vertrouwen in beklaagde te hebben. De bedoeling van de adviezen was het vaststellen van medische causaliteit tussen het ongeval en de klachten.

3. DE KLACHT

Klager stelt zich op het standpunt dat beklaagde bij de beoordeling van het door klager opgelopen letsel niet als een arts handelt, maar als een tegenpartij. Uit de medische adviezen die zij heeft geschreven blijkt volgens klager dat zij niet onafhankelijk is en niet professioneel handelt. Haar adviezen stoelen niet op conclusies van behandelaren, maar op haar eigen ongefundeerde aannames.

4. HET VERWEER

Beklaagde voert gemotiveerd verweer. Zij geeft aan dat zij in haar adviezen de medische informatie opsomt waarover zij beschikte. Zij heeft deze samengevat en inzichtelijk gemotiveerd hoe ze deze gegevens beoordeelt. Van ongefundeerde aannames is geen sprake.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college moet beoordelen of beklaagde met inachtneming van de geldende beroepsnormen de zorg heeft verleend die van haar mocht worden verwacht. De norm daarvoor is de ‘redelijk bekwaam handelende’ beroepsgenoot.

5.2

Het college constateert dat beklaagde bij alle door haar opgestelde adviezen de adviesaanvraag vermeldt, de (al dan niet) nieuwe informatie samenvat, deze voorziet van een beschouwing, waarna zij een conclusie trekt en een advies formuleert. In alle rapporten is sprake van een navolgbare beschouwing in het licht van de beschikbare informatie. In het advies van 6 januari 2022 komt beklaagde tot de slotsom dat er sprake is van spiergerelateerde klachten na een aanrijding. Haar advies bevat voorts suggesties om aan deze klachten te werken.

5.3

In het rapport van 10 maart 2022 neemt beklaagde dit nog eens in overweging na de melding van de lage rugklachten. Zij beargumenteert op basis van de beschikbare informatie waarom de lage rugklachten volgens haar niet overeenkomen met het ongevalsmechanisme. De PTSS wordt echter wel erkend als gevolg van het ongeval. Beklaagde adviseert daarvoor behandeling door een psycholoog.

5.4

In het rapport van 21 april 2022 herhaalt beklaagde nog eens waarom zij de klachten in de onderrug niet kan relateren aan het ongeval. Zij merkt daarbij tevens op dat klager in zijn bedrijf werkt, wat volgens beklaagde duidt op een redelijke belastbaarheid. Voorts geeft zij aan dat zij ook de aanhoudende klachten in de nek niet kan relateren aan het ongeval, naar het college begrijpt omdat er op dat moment nog steeds geen aanwijzingen waren dat het ongeval andere dan spiergerelateerde klachten aan de nek heeft veroorzaakt, die inmiddels genezen zouden moeten zijn.

5.5

Klager motiveert niet dat beklaagde op basis van de op dat moment beschikbare informatie niet de conclusie heeft mogen trekken dat de door hem ondervonden klachten niet spiergerelateerd waren. Aanwijzingen dat er sprake was van onderliggende traumatische afwijkingen als gevolg van het ongeval of dat blijvende invaliditeit te verwachten was, zijn door beklaagde niet gevonden en het college acht dat te billijken. Van ongefundeerde aannames is niet gebleken. Voorts is het college niet gebleken dat beklaagde zich onprofessioneel of partijdig heeft opgesteld. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
 

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, H.A.M. Veneman en J. Buitenhuis, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.