Zoekresultaten 9121-9140 van de 44668 resultaten
-
ECLI:NL:TADRSHE:2021:161 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-649/DB/ZWB
- Datum publicatie: 27-09-2021
- Datum uitspraak: 19-08-2021
- ECLI:NL:TADRSHE:2021:161
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 19 augustus 2021 in de zaak 21-649 /DB/ZWB naar aanleiding van de klacht van: klager over: verweerder Klager heeft op 9 maart 2021 een klacht ingediend over verweerder bij de voorzitter van het Hof van Discipline De voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 29 maart 2021 de klacht voor onderzoek verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken). De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van 2 augustus 2021 met kenmerk K21-0135, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12. 1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager heeft op 9 november 2020 met gebruikmaking van drie webformulieren (met nummers 1277615,1277477 en 1277368) klachten ingediend over mr. X bij verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement. De stafjurist heeft bij brief van 20 november 2020 namens de deken aan klager de ontvangst van de drie webformulieren bevestigd en bericht dat de drie klachten zijn gevoegd tot een klacht, welke klacht werd geregistreerd onder nummer K243 2020. Op verzoek van mr X op 7 december 2020 is haar tot 31 december 2020 uitstel voor haar reactie verleend. Mr X heeft per email van 28 december 2020 aan de stafjurist bericht dat zij klachtformulieren met de nummers 127747 en 1277368 niet had ontvangen. Mr X heeft op 31 december 2020 haar reactie op klacht met nummer 1277615 aan de stafjurist toegezonden en verzocht op haar email van 28 december 20202 te reageren. De stafjurist heeft op 5 januari 2021 de ontbrekende stukken aan mr X toegezonden en haar een nader uitstel van twee weken verleend om hierop te reageren. 1.2 Klager heeft per email van 12 januari 2021 verzocht om de drie (samengevoegde) klachten door te sturen naar de Raad van Discipline. De stafjurist heeft klager per email van 12 januari 2021 geantwoord dat voordat een klacht wordt doorgezonden een klacht door de deken dient te worden onderzocht. Zij verzocht hem binnen de gestelde termijn te repliceren. De stafjurist heeft na ontvangst van de repliek en dupliek partijen per email van 23 februari 2021 bericht dat het onderzoek naar de klacht was gesloten en zij binnen 6 weken een dekenstandpunt konden verwachten. 1.3 Klager heeft op 3 maart 2021 aan de stafjurist bericht dat hij geen reactie van mr X had ontvangen op zijn klachten zoals verwoord op de webformulieren met nummers 1277368 en 1277477. De stafjurist heeft bij brief van 4 maart 2021 de ontvangst van deze klachten bevestigd en aan mr X verzocht uiterlijk op 25 maart 2021 op deze klachten te reageren. 1.4 Op 9 maart 2021 heeft klager bij de voorzitter van het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder. 2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende: Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld bij de behandeling van de klachten van klagers met nummers 1277615, 1277477 en 1277368. Verweerder heeft bij zijn onderzoek naar de klachten van klager geen rekening gehouden met de artikelen 1.4, 2.1, 3.3, 3.4 en 3.5 van de Leidraad dekenale behandeling; regel 29 van de gedragsregels Advocatuur en de artikelen 10a lid 1 sub d, 45a en 45 c lid 2 en 46 Advocatenwet, waardoor het vertrouwen van klager in de Advocatuur is geschaad. Verweerder heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht: 2.2 Verweerder heeft in strijd met artikel 1.4 van de Leidraad gehandeld doordat de drie klachtformulieren zijn samengevoegd tot één dossier met nummer 1277615. 2.3 Verweerder heeft gehandeld in strijd met de artikelen 2.1 en 3.4 van de Leidraad door de ontvangst van de klachten met nummers 1277368 en 1277477 pas op 4 maart 2021 aan klager te bevestigen en aan mr X toe te sturen, waardoor de behandeling onnodig is vertraagd en mr X drie maanden extra de tijd heeft gehad om te reageren. Bovendien is aan haar tweemaal uitstel verleend. 2.4 Verweerder heeft in strijd met artikel 3.5 van de Leidraad en gedragsregel 29 gehandeld door geen consequenties te verbinden op het niet reageren van mr X op de email van de stafjurist van 5 januari 2021. 2.5 Klager is niet juist geïnformeerd over de klachtenprocedure, waardoor in strijd is gehandeld met artikel 10a sub d jo artikel 46 Advocatenwet. De stafjurist heeft op 4 maart 2021 ten onrechte gesteld dat mr. X nog niet in de gelegenheid was geweest om te reageren op de drie klachten, terwijl zij hiertoe reeds op 5 januari 2021 in de gelegenheid was gesteld. 2.6 Verweerder heeft ondanks herhaald verzoek van klager de zaak niet aan de Raad van Discipline voorgelegd. 2.7 Verweerster heeft onvoldoende toezicht uitgeoefend op de stafjurist. 3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan. 4 BEOORDELING 4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland. De voorzitter neemt als uitgangspunt dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, bijvoorbeeld als deken, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt (HvD 30 januari 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:16, HvD 7 april 2014, ECLI:NL:TAHVD:2014:124). Concreet betekent dit dat in dit geding de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van zijn functie van deken van de orde van advocaten op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Verweerder heeft de klacht behandeld volgens de “Leidraad dekenale klachtbehandeling”. De leidraad is een richtlijn over de wijze waarop een klacht dient te worden behandeld. Bij de uitvoering daarvan komt de deken beleidsvrijheid toe. De vraag die ter beoordeling van de voorzitter voorligt is of verweerder zich binnen die beleidsvrijheid tijdens de behandeling van de klacht van klager tegen mr. X zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de Advocatuur is geschaad. 4.2 Verweerder heeft als meest verstrekkend verweer niet-ontvankelijkheid bepleit, omdat door klager op 15 maart 2021 eveneens Awb-klacht tegen verweerder heeft ingediend. De raad volgt verweerder hierin niet. Een Awb-klacht staat een tuchtrechtelijke procedure niet in de weg. De klacht is daarom ontvankelijk. 4.3 In de Leidraad is ter informatie van klagers en beklaagde advocaten vastgelegd hoe in het algemeen een klacht door een deken wordt behandeld. De deken heeft echter de vrijheid om te bepalen op welke wijze hij het onderzoek naar een klacht inricht en kan daarbij afwijken van de Leidraad. De deken wordt in het algemeen bij zijn taak ondersteund door een stafjurist, maar de deken draagt de (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid voor het verloop van de klachtbehandeling. 4.4 Vast staat dat de stafjurist op 20 november 2020 de drie klachtformulieren onder één dossiernummer heeft geregistreerd, de ontvangst van de drie klachtformulieren heeft bevestigd en aan mr X heeft verzocht op de klachten te reageren. Uit de email van mr X van 28 december 2020 aan de stafjurist volgt dat de bij de zaken met nummers 1277477 en 1277368 behorende klachtformulieren niet aan haar waren toegezonden. Deze zijn door de stafjurist op 5 januari 2021 alsnog aan mr X toegezonden. Verweerder heeft in zijn verweer naar voren gebracht dat de stafjurist, gelet op de vrijwel gelijkluidende tekst van de drie klachtformulieren, ervan was uitgegaan dat het om dezelfde klachten ging. Hoewel dit achteraf anders bleek te zijn, betekent dit niet dat hieruit kan worden afgeleid dat de klachtbehandeling bewust vertraagd is. De klachtformulieren zijn op eerste verzoek alsnog aan mr X toegezonden en ook toen klager de stafjurist berichtte dat mr X nog niet had gereageerd op de klachtformulieren met de nummers 1277477 en 1277368 heeft de stafjurist direct daarna namens de deken mr X in de gelegenheid gesteld om daarop binnen drie weken te reageren. De enkele omstandigheid dat vanwege een vergissing van de stafjurist niet direct alle klachtformulieren aan mr X zijn toegezonden, waardoor de klachtbehandeling enkele maanden langer heeft geduurd, betekent niet dat verweerder daarvan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. Niet valt in te zien dat klager door de behandeling van zijn klachten nodeloos in zijn belangen is geschaad. De behandeling van de klacht heeft, hoewel enigszins vertraagd door de administratieve vergissing, binnen een redelijke termijn plaatsgevonden. Niet is gebleken dat verweerder bewust bezig is geweest om mr X een extra reactietijd te gunnen. Ook overigens valt niet in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken. Dat verweerder niet onmiddellijk nadat klager hem dat verzoek heeft gedaan de klacht aan de Raad van Discipline heeft voorgelegd, is overeenkomstig de onderliggende regelgeving nu het aan verweerder is om de klacht te onderzoeken en daartoe is verweerder ook eerst overgegaan. Ook op dit punt kan verweerder tuchtrechtelijk niets worden verweten. 4.5 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat geen sprake is van zodanige gedragingen van verweerder in zijn hoedanigheid van deken tijdens de behandeling van de klachten van klager over mr. X dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De voorzitter zal de klacht daarom, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2021. Griffier Voorzitter
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:94 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2237-A2021/007B
- Datum publicatie: 24-09-2021
- Datum uitspraak: 24-09-2021
- ECLI:NL:TGZRAMS:2021:94
Klaagster verwijt de huisarts met name dat zij een verkeerde diagnose heeft gesteld en onvoldoende zorg heeft verleend, met als gevolg dat de juiste diagnose te laat is gesteld waardoor klaagster niet de juiste medicatie heeft gekregen en in het ziekenhuis is beland. Voorts verwijt klaagster de huisarts dat zij niet in gesprek is gegaan met klaagster. Klaagster voelde zich niet serieus genomen door de huisarts. De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2021:158 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-747/DB/NN/W
- Datum publicatie: 24-09-2021
- Datum uitspraak: 23-09-2021
- ECLI:NL:TADRSHE:2021:158
Verzoek tot wraking is niet ingediend, direct of koft nadat de gestelde feiten en omstandigheden verzoeker bekend zijn geworden. Verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:95 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2334-A2021/038
- Datum publicatie: 24-09-2021
- Datum uitspraak: 24-09-2021
- ECLI:NL:TGZRAMS:2021:95
Klaagster dient een klacht in tegen een huisarts, met het verwijt dat dat zij zonder toestemming en zonder voorafgaand contact op te nemen medische gegevens heeft verstrekt van haarzelf en haar zoon aan Veilig Thuis. Verweerster is van mening dat zij op grond van artikel 5.2.6. Wmo 2015 gerechtigd was de gevraagde informatie aan Veilig Thuis te verstrekken, maar erkent dat zij klaagster zo snel als mogelijk nader hand in kennis had dienen te stellen van de informatie die zij heeft verstrekt aan Veilig Thuis. Zij betreurt het dat zij dit niet heeft gedaan en heeft hiervoor meerdere malen haar excuses aangeboden. Deels gegrond, waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2021:159 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-060/DB/ZWB 21-062/DB/ZWB 21-063/DB/ZWB
- Datum publicatie: 24-09-2021
- Datum uitspraak: 20-09-2021
- ECLI:NL:TADRSHE:2021:159
Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over de dienstverlening. Klagers hebben geklaagd dat verweerder vanwege zijn gebrekkige mondelinge uitdrukkingsvaardigheid niet in staat was om ter zitting naar behoren op te treden namens klagers. Dat de afwijzende beslissing van de rechtbank het gevolg is geweest van een ondermaats optreden en/of gebrekkige mondelinge uitdrukkingsvaardigheid van verweerder ter zitting is noch uit de overgelegde uitspraak van de rechtbank noch anderszins gebleken. Klagers stelden ter zitting dat dit wel zou blijken zodra verweerder zelf het woord tijdens de zitting zou voeren. Verweerder heeft zelf het woord gevoerd en, naar de raad heeft kunnen vaststellen, aldus aangetoond dat hij zonder problemen in staat is om standpunten helder te verwoorden. Klagers hebben voorafgaande aan de zitting aangegeven dat zij de zitting waarin verweerder hen bijstond, hebben opgenomen; zij hebben geëist dat de raad deze geluidsopname integraal ter zitting zou beluisteren. De raad heeft dit niet toegestaan maar aan klagers de mogelijkheid geboden om het geluidsbestand, voorafgaande aan de zitting, aan de raad te overleggen met het verzoek om dit onderdeel te laten uitmaken van het dossier. Klagers zijn daartoe niet overgegaan. Zoals hiervoor reeds overwogen, is het beluisteren van de geluidsopname niet noodzakelijk gebleken nu de raad op basis van de inhoud van de stukken en het verhandelde ter zitting over voldoende informatie beschikte om een beslissing te kunnen nemen. Klacht in alle onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2021:160 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-061/DB/ZWB
- Datum publicatie: 24-09-2021
- Datum uitspraak: 20-09-2021
- ECLI:NL:TADRSHE:2021:160
Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over de dienstverlening. Dat verweerder in zijn communicatie met klaagster is tekort geschoten is naar het oordeel van de raad uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet gebleken. Naar het oordeel van de raad is de klacht te algemeen geformuleerd en onvoldoende geconcretiseerd. De raad overweegt dat het aan de klager is om een tuchtklacht voldoende feitelijk en concreet te omschrijven en met bewijs te onderbouwen, zodat de tuchtrechter de feiten die de klager aan de klacht ten grondslag legt, kan vaststellen en beoordelen. De raad stelt vast dat klaagster de klacht niet met concrete feiten en omstandigheden heeft toegelicht en onderbouwd en dat enig (begin van) bewijs van de juistheid van klaagsters stellingen ontbreekt. Ter zake het verwijt van klaagster dat de door verweerder vervaardigde brieven en processtukken vol stonden met taalfouten heeft te gelden dat verweerder dit verwijt uitdrukkelijk heeft weersproken, terwijl klaagster stukken waaruit de juistheid van haar verwijt blijkt niet, ook niet na daartoe door de deken te zijn verzocht, heeft overgelegd. Klacht in alle onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TNORSHE:2021:23 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/2
- Datum publicatie: 23-09-2021
- Datum uitspraak: 20-09-2021
- ECLI:NL:TNORSHE:2021:23
De klacht van het BFT valt, kort gezegd, uiteen in de volgende klachtonderdelen. Het BFT verwijt de notaris dat hij heeft gehandeld in strijd met de Beleidsregel integere beroepsuitoefening (hierna: de Beleidsregel). Het BFT houdt de notaris mede verantwoordelijk voor de door de kandidaat-notaris gepasseerde akte van oprichting van [Y B.V.]. Deze akte mist authenticiteit. C. De notaris heeft zijn poortwachtersrol onvoldoende vervuld bij twee aandelenoverdrachten. Klachtonderdeel A wordt gegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat artikel 1 van de Beleidsregel van toepassing is op de (inhoudelijke) samenwerking tussen de notaris en de uit het ambt ontzette oud-notaris, die als (enige) werknemer werkte voor [Y B.V.]. Zou dat niet het geval zijn, dan zou de werking van deze bepaling kunnen worden ontlopen door een ontzette notaris (telkens) als werknemer van een zelfstandige entiteit, niet zijnde een notariskantoor, samen te laten werken met een notaris. Daarmee zou de bepaling feitelijk nauwelijks tot geen betekenis hebben. Klachtonderdeel B wordt ongegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat de notaris in de gegeven omstandigheden geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel C wordt gegrond verklaard. Wat betreft de maatregeloplegging heeft de kamer overwogen dat - gezien de ernst van de verweten gedragingen en het feit dat een groot deel van de klachtonderdelen gegrond wordt verklaard - de optelsom zou kunnen zijn dat aan de notaris de zwaardere maatregel van berisping wordt opgelegd, maar daarvoor ziet de kamer te weinig grond. De notaris heeft blijk gegeven van inzicht in het verwijtbare van zijn handelen en nalaten ten aanzien van klachtonderdeel C. Hij heeft ook maatregelen getroffen ter verbetering van de naleving van zijn verplichtingen op grond van de Wwft. Zo heeft hij naar eigen zeggen zijn kantoorbeleid verbeterd en aangescherpt. In zijn verweerschrift heeft de notaris uitgebreid toegelicht op welke wijze hij dat heeft gedaan en heeft hij gewezen op een audit van zijn notariskantoor in november 2019, waarbij het kantoor “up to standards” werd bevonden. Daar komt bij dat de aan de notaris gemaakte verwijten betrekking hebben op het handelen/nalaten van de notaris in 2015, 2016 en 2017 en er sinds die tijd binnen het notariaat een behoorlijke ontwikkeling heeft plaatsgevonden in de bewustwording op het gebied van integere beroepsuitoefening en de Wwft. Verder weegt in het voordeel van de notaris mee dat hij een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft. Gezien het vorenstaande acht de kamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden
-
ECLI:NL:TADRAMS:2021:210 Raad van Discipline Amsterdam 21-510/A/NH/D
- Datum publicatie: 23-09-2021
- Datum uitspraak: 10-09-2021
- ECLI:NL:TADRAMS:2021:210
Dekenbezwaar. Advocaat heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar en in strijd met artikel 48 Advocatenwet gehandeld doordat zij niet heeft voldaan aan de voorwaarden van haar schorsing zoals bepaald in een eerdere uitspraak van de raad van discipline. Schrapping zonder proceskostenveroordeling.
-
ECLI:NL:TNORSHE:2021:24 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2020/83
- Datum publicatie: 23-09-2021
- Datum uitspraak: 16-08-2021
- ECLI:NL:TNORSHE:2021:24
De klacht van klager valt (kort gezegd) uiteen in de volgende twee klachtonderdelen. 1. De notaris heeft onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid en de onafhankelijke wilsvorming van moeder. 2. De notaris weigert met een onterecht beroep op zijn geheimhoudingsplicht om informatie te verstrekken over de gang van zaken bij het opstellen en passeren van de volmacht. Klachtonderdeel 1 wordt ongegrond verklaard. Klachtonderdeel 2 wordt gegrond verklaard. De kamer heeft daartoe overwogen dat onder de geheimhoudingsplicht alleen valt wat de notaris als zodanig is toevertrouwd en waarvan de cliënt erop mocht vertrouwen dat het verborgen blijft voor anderen. De notaris heeft niet weersproken dat de vragen die hem door klager zijn gesteld, (grotendeels) de gang van zaken rond de totstandkoming van de volmacht betroffen. De notaris had klager, die daarbij een redelijk belang had, uitleg moeten geven over de gang van zaken rondom het opstellen en passeren van de volmacht, meer in het bijzonder over hoe zijn beoordeling van de wilsbekwaamheid en onafhankelijke wilsvorming van moeder heeft plaatsgevonden. Indien de notaris meende dat bepaalde zaken tóch onder zijn geheimhoudingsplicht vielen, had hij daarover in zijn correspondentie met klager uitleg moeten geven, hetgeen de notaris heeft nagelaten. Aan de notaris wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd
-
ECLI:NL:TADRSHE:2021:157 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-889/DB/OB
- Datum publicatie: 23-09-2021
- Datum uitspraak: 23-08-2021
- ECLI:NL:TADRSHE:2021:157
Verzet. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2021:211 Raad van Discipline Amsterdam 20-859/A/A
- Datum publicatie: 23-09-2021
- Datum uitspraak: 10-09-2021
- ECLI:NL:TADRAMS:2021:211
Klacht over eigen advocaat ongegrond. Dat verweerder geen werkzaamheden zou hebben verricht en dat derhalve ten onrechte zes uren bij de raad van rechtsbijstand zou hebben gedeclareerd is de raad niet gebleken.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2021:206 Raad van Discipline Amsterdam 21-237/A/A
- Datum publicatie: 23-09-2021
- Datum uitspraak: 10-09-2021
- ECLI:NL:TADRAMS:2021:206
Klacht over de eigen advocaat. Verweerder heeft een beroepsfout gemaakt door de echtscheidingsbeschikking niet tijdig in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand. Verweerder heeft zijn fout na ontdekking erkend en heeft klaagster hiervoor zijn excuses aangeboden. Ook heeft verweerder de door klaagster betaalde eigen bijdrage aan klaagster terugbetaald en klaagster aangeboden handelingen te verrichten om de schade die als gevolg van de fout zou kunnen ontstaan te beperken en/of weg te nemen. De raad ziet hierin aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2021:207 Raad van Discipline Amsterdam 20-638/A/NH
- Datum publicatie: 23-09-2021
- Datum uitspraak: 10-09-2021
- ECLI:NL:TADRAMS:2021:207
Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zich tot de rechtbank te wenden zonder een kopie van dat bericht aan de wederpartij te zenden. Overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Waarschuwing en proceskostenveroordeling.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2021:208 Raad van Discipline Amsterdam 20-639/A/NH
- Datum publicatie: 23-09-2021
- Datum uitspraak: 10-09-2021
- ECLI:NL:TADRAMS:2021:208
Klacht over advocaat wederpartij. Tussenbeslissing waarin de beslissing op één klachtonderdeel wordt aangehouden. Overige klachtonderdelen zijn ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2021:209 Raad van Discipline Amsterdam 21-176/A/NH
- Datum publicatie: 23-09-2021
- Datum uitspraak: 10-09-2021
- ECLI:NL:TADRAMS:2021:209
Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft in strijd met gedragsregels 21 en 25 gehandeld door bij zowel de betekening als de aanbrenging van de dagvaarding niet een kopie van de dagvaarding aan de bij hem bekende advocaat van klaagster te sturen. Het is daarnaast tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder de advocaat van klaagster niet op de hoogte heeft gebracht van zijn voornemen het verstekvonnis te gaan executeren. Berisping.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2021:156 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-585/DB/LI
- Datum publicatie: 22-09-2021
- Datum uitspraak: 20-09-2021
- ECLI:NL:TADRSHE:2021:156
Verzetbeslissing. Klacht tegen advocaat van de wederpartij is door de voorzitter terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond. Ter zake het verzoek van verweerder om voor recht te verklaren dat klager zich heeft schuldig gemaakt aan misbruik van procesrecht biedt de Advocatenwet geen wettelijke basis, zodat dit verzoek niet in behandeling kan worden genomen.
-
ECLI:NL:TAHVD:2021:183 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210039
- Datum publicatie: 22-09-2021
- Datum uitspraak: 20-09-2021
- ECLI:NL:TAHVD:2021:183
Beroep in zaak waar appelverbod geldt. Klager stelt dat fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden, omdat in strijd met de waarheidsplicht is geoordeeld en de beslissing van de raad geen feitelijke inhoudelijk oordeel bevat. Het hof overweegt dat de stellingen neerkomen op een beroep op een motiveringsgebrek en oordeelt dat dit geen doorbreking van het appelverbod kan meebrengen. Beroep niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TAHVD:2021:184 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210079
- Datum publicatie: 22-09-2021
- Datum uitspraak: 20-09-2021
- ECLI:NL:TAHVD:2021:184
Klacht over advocaat wederpartij in familiezaak. Wederzijds beroep. Het beroep van verweerster dat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het gebeurde al te lang geleden is en zij de precieze gang van zaken zich niet kan heugen, faalt. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door ondanks de onherroepelijke gerechtelijke uitspraken, het oordeel van klagers behandelaren en het rapport van RvdK waaruit volgt dat zij geen risico van recidive van ontucht bij klager zien, toch (klacht)brieven te blijven sturen naar instanties dat klager een agressieve pedofiel is en meer van dit soort opvattingen van haar cliënte als feitelijk en neutraal te presenteren. Het beroep van klager faalt, omdat het verweerster vrij stond om met haar cliënte andere processtappen te verkennen en zich niet neer te leggen bij de uitspraak van het gerechtshof. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TAHVD:2021:178 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200260
- Datum publicatie: 22-09-2021
- Datum uitspraak: 20-09-2021
- ECLI:NL:TAHVD:2021:178
Klacht tegen eigen advocaat. Ontvankelijkheid klacht: uit de overgelegde stukken blijkt niet concreet dat klaagsters eerder dan in de civiele aansprakelijkheidsprocedure kennis konden hebben van verweerders (vermeende) betrokkenheid bij de overdracht van een licentie door de voormalig bestuurder van klaagster. Klaagsters zijn ontvankelijk. Voor de beoordeling van het beroep gelast het hof een getuigenverhoor, gezien de ernst van het verwijt aan verweerder en de uiteenlopende verklaringen (en stukken) die partijen hebben overgelegd.
-
ECLI:NL:TAHVD:2021:185 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210080W
- Datum publicatie: 22-09-2021
- Datum uitspraak: 20-09-2021
- ECLI:NL:TAHVD:2021:185
Wraking. Verweerder heeft een aanhoudingsverzoek van verzoekster wegens coronagerelateerde acute klachten geweigerd. Verzoekster meent dat uit de gang van zaken rondom het aanhoudingsverzoek een schijn van partijdigheid van verweerder blijkt. De wrakingskamer stelt voorop dat een klaagster uit het oogpunt van goede procesorde er baat bij heeft dat zij bijgestaan kan worden door haar gemachtigde, bij voorkeur fysiek en anders via Skype. Uit de gang van zaken en de toelichting van verweerder blijkt dat hij er vanuit ging dat de gemachtigde zich ten onrechte beriep op een snel verslechterende gezondheid om de zitting geen doorgang te laten vinden. De wrakingskamer ziet echter geen objectieve aanwijzing voor die aanname. Verweerder heeft de ziekmelding van de gemachtigde onvoldoende serieus genomen. Wraking gegrond.