ECLI:NL:TADRAMS:2021:210 Raad van Discipline Amsterdam 21-510/A/NH/D

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2021:210
Datum uitspraak: 10-09-2021
Datum publicatie: 23-09-2021
Zaaknummer(s): 21-510/A/NH/D
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar. Advocaat heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar en in strijd met artikel 48 Advocatenwet gehandeld doordat zij niet heeft voldaan aan de voorwaarden van haar schorsing zoals bepaald in een eerdere uitspraak van de raad van discipline. Schrapping zonder proceskostenveroordeling.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 10 september 2021

in de zaak 21-510/A/NH/D

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

deken

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 10 juni 2021 met kenmerk mm/re/1455579, door de raad op dezelfde dag elektronisch ontvangen, heeft de deken zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Het dekenbezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 21 juni 2021. Daarbij was de deken aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11. Op 15 juni 2021 heeft verweerster verzocht tot aanhouding van de zitting en een vijftal stukken ingediend. Het verzoek tot aanhouding is afgewezen. Ook heeft de raad op 16 juni 2021 kennisgenomen van de nadere ingediende producties 12 en 13 van de deken en een nadere aanvulling op het dekenbezwaar.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Bij beslissing van deze raad van 3 mei 2021 is verweerster voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van de praktijk op grond van artikel 60b Advocatenwet. Deze schorsing is ingegaan op 7 mei 2021. De raad heeft daarbij bepaald dat verweerster haar lopende zaken voor deze datum aan mrs. R. en B. moet overdragen. Ingevolge artikel 6.17a Verordening op de Advocatuur (hierna: Voda) had verweerster op die datum eveneens haar advocatenpas in bewaring bij de deken moeten geven.

2.3    Bij brief van 4 mei 2021 heeft de deken verweerster geïnformeerd over de gevolgen van de schorsing. De deken heeft haar het volgende laten weten:

“Krachtens artikel 48 Advocatenwet mag u gedurende de periode waarin u geschorst bent, de titel van advocaat niet voeren en u niet profileren als advocaat.

Verder dient u er zorg voor te dragen dat:

1.    Uw naam in combinatie met de woorden “advocaat” van het briefpapier en het naambord van uw kantoor wordt verwijderd evenals van de website van uw kantoor en/of van andere internet-uitingen (Twitter, Facebook, LinkedIn, etc.);

2.    U niet als advocaat wordt vermeld in publicaties en/of personeelsadvertenties;

3.    U zich in telefoongesprekken niet aanduidt dan wel aan laat duiden als advocaat;

4.    U een adequate “out of office”-mededeling heeft ingesteld ter beantwoording van uw inkomende e-mailberichten;

5.    Indien u medebestuurder bent van een stichting derdengelden u zich onthoudt van het besturen en vertegenwoordigen van die stichting. Wordt de stichting derdengelden door slechts twee bestuurders bestuurd, dan dient er een andere tweede bestuurder benoemd te worden, zodat de stichting blijft voldoen aan het “twee handtekeningen vereiste”. Een uittreksel uit het stichtingenregister dient in dat geval als bewijs aan de deken overgelegd te worden;

6.    U uw advocaatpas op het Bureau van de Orde inlevert en wel voor 7 mei 2021 00.00 uur dan wel te overhandigen aan de mrs. [R en/of B].”

2.4    De deken heeft verweerster in de periode van 4 mei tot 21 mei 2021 een aantal keer gesommeerd om zorg te dragen voor de overdracht van de lopende zaken en de afgifte van haar advocatenpas.

2.5    Verweerster heeft op 6 mei 2021 hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad van 3 mei 2021 bij het Hof van Discipline.

2.6    Bij brief van 27 mei 2021 heeft verweerster laten weten mee te willen werken aan de overdracht van de dossiers en de afgifte van haar advocatenpas.

2.7    Bij e-mail van 28 mei 2021 heeft de deken aan verweerster gevraagd op welke wijze zij zorg wil gaan dragen voor de afgifte van de advocatenpas en is haar verzocht dit uiterlijk maandag 31 mei 2021 vóór 12.00 uur te laten weten.

2.8    Bij e-mail van 1 juni 2021 heeft de deken aan verweerster bericht dat nog geen reactie was ontvangen, de dossiers niet overgedragen waren en de advocatenpas niet ingeleverd was.

2.9    Bij brief van 3 juni 2021 heeft verweerster laten weten ervoor gekozen te hebben om niet te reageren, omdat haar niet meer duidelijk is wie de zaak behandelt en tot wie zij zich het beste kan wenden.

2.10    Bij e-mail van 3 juni 2021 heeft de deken aan verweerster laten weten dat zij uiterlijk 4 juni 2021 vóór 12.00 uur gehoor kan geven aan de verzoeken van de deken.

2.11    Op 3 juni 2021 heeft de deken verweerster gedagvaard in een kort geding tot afgifte van de advocatenpas en overdracht van de lopende zaken op straffe van een dwangsom.

2.12    Op 4 juni 2021 heeft verweerster op briefpapier van haar advocatenkantoor een brief gestuurd aan een voormalig cliënte die inmiddels wordt bijgestaan door een andere advocaat. In deze brief heeft zij de voormalig cliënte geadviseerd om zich niet te laten bijstaan door een andere advocaat en om de rechtbank te vragen de behandeling van de zaak uit te stellen tot na de uitspraak van het Hof van Discipline.

2.13    Op 9 juni 2021 heeft verweerster op briefpapier van haar advocatenkantoor een brief aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gestuurd waarin zijn het hof verzoekt de zaak van de desbetreffende cliënt aan te houden tot na de uitspraak van het Hof van Discipline.

2.14    Op 10 juni 2021 heeft verweerster mr. B. per e-mail bericht dat in een van haar zaken op 11 juni 2021 een zitting gepland stond en heeft zij hem een deel van het cliëntendossier toegestuurd. Het volledige dossier heeft zij die dag per post opgestuurd.

3    DEKENBEZWAAR

3.1    Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij niet heeft voldaan aan de voorwaarden van haar schorsing zoals bepaald in de uitspraak van de raad van 3 mei 2021. De deken verwijt verweerster dat zij, ondanks meerdere sommaties, geen zorg heeft gedragen voor de overdracht van de diverse lopende zaken. Verweerster handelt bovendien in strijd met artikel 6.17a Voda waarin is bepaald dat de advocaat aan wie de maatregel tot schorsing is opgelegd de advocatenpas in bewaring bij de deken geeft. Tot slot heeft zij na haar schorsing in strijd met de schorsingsvoorwaarden brieven verstuurd op het briefpapier van haar kantoor.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen het dekenbezwaar geen inhoudelijk verweer gevoerd. Uit de stukken blijkt wel dat zij zich op het standpunt stelt dat het instellen van hoger beroep tegen de beslissing van 3 mei 2021 schorsende werking heeft ten aanzien van de opgelegde schorsing.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat de deken verweerster nadrukkelijk heeft geïnformeerd over de voorwaarden van haar schorsing. De deken heeft verweerster herhaaldelijk laten weten dat het instellen van hoger beroep tegen de beslissing van 3 mei 2021 op grond van artikel 60b Advocatenwet geen schorsende werking heeft ten aanzien van de opgelegde schorsing.

5.2    De raad stelt vast dat, zoals door verweerster ook is erkend, verweerster haar dossiers niet dan wel niet tijdig aan mrs. R. en B. heeft overgedragen. Ook heeft zij haar advocatenpas niet ingeleverd. Verweerster heeft daarnaast brieven gestuurd aan een voormalig cliënte en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op het briefpapier van haar kantoor. Weliswaar heeft verweerster in de brieven melding gemaakt van haar schorsing, maar dit neemt niet weg dat het haar tijdens de schorsing niet is toegestaan zich, gegeven het briefhoofd, uit te geven als advocaat. Bovendien blijkt uit de inhoud van deze brieven eveneens dat verweerster niet meewerkt aan de overdracht van haar dossiers.

5.3    Uit het voorgaande is komen vast te staan dat verweerster de schorsingsvoorwaarden heeft geschonden en artikel 48 Advocatenwet. Deze schendingen, mede bezien in het licht van de overwegingen van de raad die ten grondslag liggen aan de beslissing van 3 mei 2021 tot schorsing van verweerster, maken dat de maatregel van schrapping van tableau de aangewezen maatregel is.

5.4    De omstandigheden die aan de schrapping van verweerster en, daarnaast, de schorsing met onmiddellijke ingang, ten grondslag liggen maken haar kwetsbaar. De indruk van de deken is dat verweerster nauwelijks tot geen inkomsten heeft. De raad ziet daarin ambtshalve grond om aan verweerster geen proceskostenveroordeling op te leggen.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het dekenbezwaar gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van schrapping op ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. R. Lonterman en D. Horeman, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 september 2021.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 10 september 2021