ECLI:NL:TGZRAMS:2021:94 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2237-A2021/007B

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:94
Datum uitspraak: 24-09-2021
Datum publicatie: 24-09-2021
Zaaknummer(s): A2021/2237-A2021/007B
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de huisarts met name dat zij een verkeerde diagnose heeft gesteld en onvoldoende zorg heeft verleend, met als gevolg dat de juiste diagnose te laat is gesteld waardoor klaagster niet de juiste medicatie heeft gekregen en in het ziekenhuis is beland. Voorts verwijt klaagster de huisarts dat zij niet in gesprek is gegaan met klaagster. Klaagster voelde zich niet serieus genomen door de huisarts. De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 15 januari 2021 binnengekomen klacht van:

A,

wonend in B,

k l a a g s t e r ,

tegen

C,

arts,

werkzaam in B,

v e r w e e r s t e r ,

gemachtigde: mr. drs. E.E. Rippen, verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand in Utrecht.  

1.          De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      de e-mail van klaagster van 17 maart 2021

-                      de e-mail van klaagster van 1 april 2021 met bijlage

-                      het aanvullende klaagschrift;

-                      het verweerschrift;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 27 augustus 2021 gehouden vooronderzoek;

-                      de e-mail van klaagster van 30 mei 2021 met bijlagen.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.          De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.       Op 22 februari 2016 is klaagster op het spreekuur geweest bij haar vaste huisarts, werkzaam bij dezelfde huisartsenpraktijk als waar verweerster werkzaam is. Naar aanleiding van dit consult is door deze collega van verweerster in het medisch dossier genoteerd:

S komt in paniek binnelopen weinig tijd want heeft afspraak bij alternatieve arts,wil alleen even wat laten zien, huiduitslag volgens haar veroorzaakt door salofalk waar ze vorige week mee gestart is, is zelf nu alweer 3 dgn ermee gestopt ivm klachten, heeft net ook zelf MDL gebeld maar krijgt geen gehoor

O eryth papels handen en buik, en bovenbeen, en onderbeen links voorzijd e erythemateuze bult (lijkt op eryth nodosum)

E Colitis ulcerosa/chronische enteritis (regionalis)

F gebeld, wil overleg met G (zie brief) over hoe “hard”de diagnose geneesmiddelenallergie is want moet haar behandelen v oor colitis en wil weten waar ze aan toe is, belt mij terug

2.2.       Op 24 februari 2016 is klaagster opnieuw op consult geweest bij de collega van verweerster. Naar aanleiding van dit consult is in het medisch dossier genoteerd:

S opnieuw onrust veel hoofdpijn denkt niet aan stress, denkt aan relatie met colitis, koorts- en andere klachten-, wel veel huiduitslag veroorzaakt door medicatie, wil niet naar D om t onderzoeken want weet het ze lf wel, wil geen proefkonijn zijn

O rr 90/60 pols 80min re hypertone nekspieren

E Hoofdpijn (..)

P mi eerder spanningshoofdpijn, labcontrole ivm huiduitslag

2.3.       Op vrijdag 26 februari 2016 is klaagster op consult geweest bij verweerster. Verweerster heeft in het medisch dossier genoteerd:

S Huidafwijking nu zo pijnlijk dat ze het niet meer volhoudt. Denkt dat het allergie is op Salofalk. In de nacht warm gevoel, geen temp gemete n. AB kuur nodig?

O op L scheenbeen 2x rode ronde zwelling, warm aanvoelend.

E Typisch beeld van erythema nodusum

P overleg DD MDL Casimir: huidafwijking wrs in kader van IBD, onwaarsch ijnlijk dat het allergische reactie is. Advies om klysma’s wel te geb ruiken, want die geven vrijwel nooit systemische bijwerkingen. Maandag neemt eigen MDL arts contact met haar op om haar die dag te zien. Als pijn niet te dragen is dan beoordeling op SEH over het weekend. > do orgegeven aan patient: wilt per se niet klysma gebruiken, want weet ze lf dat ze daar wel bijwerkingen van heeft. Wilt geen andere pijnstille r dan PCM.

2.4.       Op maandag 29 februari 2016 is klaagster via de Maag- Darm- Leverarts doorverwezen naar de dermatoloog. De dermatoloog heeft op 29 februari 2016 geschreven:

“Reden van komst:pijnlijke plek linker been

(..)

Lichamelijke Onderzoek:37.5 en pittig oedeem linker been en pretibiaal matig scherp begrensd erytheem met enkele folliculair gebonden pusteltjes.

(..)

Conclusie:Erysipelas linker been (..)”

2.5.       Klaagster is van 5 tot en met 9 maart 2016 opgenomen geweest in het E in B.

3.          De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster een verkeerde diagnose heeft gesteld en onvoldoende zorg heeft verleend. Door het stellen van de onjuiste diagnose is de diagnose erysipelas te laat gesteld waardoor klaagster niet de juiste medicatie heeft gekregen en in het ziekenhuis is beland. Verweerster heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de klachten van klaagster door geen biopt af te nemen of bloedonderzoek te doen. Ook verwijt klaagster verweerster dat zij niet het gesprek met klaagster is aangegaan. Zij voelde zich niet serieus genomen door verweerster.

4.          Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft aangevoerd dat zij op een zorgvuldige wijze tot de diagnose erythema nodusum is gekomen. Zij constateerde op 26 februari 2016 dat er op het linkerbeen sprake was van twee rode, ronde, pijnlijke zwellingen, die warm aanvoelden. Bovendien had zij kennisgenomen van de verslaglegging van haar collega op 22 februari 2016 waarin stond dat haar collega die dag een erymatheuze bult op het linker onderbeen van klaagster had gezien. Omdat de huidafwijking niet veel was veranderd ten opzichte van de beschrijving van haar collega, met uitzondering van het feit dat er sprake was van twee bulten in plaats van één, en zij zowel de uiterlijke verschijningsvorm als de pijnklachten vond passen bij erythema nodosum, terwijl bovendien de onderliggende colitis ulcerosa een oorzaak kon zijn van de erythema nodosum, vond zij erythema nodosum de meest waarschijnlijke diagnose. Bovendien ontstaat erysipelas vaak meer acuut en breidt de roodheid zich in de loop van de dagen snel uit. Zij heeft er ook op gewezen dat niet zeker is dat zij een onjuiste diagnose heeft gesteld: de huidafwijking die de dermatoloog heeft beschreven, drie dagen later, wijkt immers duidelijk af van de beschrijving van de huidafwijking die verweerster heeft gegeven en bovendien was er bij de dermatoloog sprake van een verergering van de klachten.

Verweerster heeft ook aangevoerd dat zij voldoende zorg heeft verleend. Zij heeft tijdens het consult telefonisch contact opgenomen met de dienstdoende MDL-arts. Hij vond de klachten ook bij erythema nodosum passen en gaf aan dat de pijn kon worden bestreden met pijnstillers. Ook gaf hij aan dat klaagster zich in het weekend op de SEH mocht melden als de pijn ondraaglijk zou worden. Verweerster heeft ervoor gezorgd dat klaagster op 29 februari 2016 gezien zou worden door haar eigen MDL-arts en heeft de uitkomst van het overleg met de dienstdoende MDL-arts teruggekoppeld aan klaagster en haar het vangnetadvies voor het weekend doorgegeven. Verweerster heeft geen antibiotica voorgeschreven omdat erythema nodosum niet met antibiotica wordt behandeld. Zij heeft geen bloedonderzoek gedaan of een biopt genomen omdat een eventuele verhoging van ontstekingswaarden niet per se zouden wijzen op erysipelas en dus niet nuttig was.

Ten aanzien van de laatste klacht van klaagster, dat verweerster het gesprek niet met haar is aangegaan, stelt verweerster dat zij goed naar klaagster heeft geluisterd, de tijd heeft genomen en heeft geprobeerd om haar klachten zo goed mogelijk te duiden. Bovendien heeft zij tijdens het consult contact opgenomen met de MDL-arts om overleg te plegen.

5.          De beoordeling

5.1.       De toets is of verweerster bij haar beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Daarbij gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om de vraag of het beter had gemoeten, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Diagnose gemist?

5.2.       Kern van de klacht is dat verweerster de juiste diagnose heeft gemist. Op zich zelf behoeft het missen van de juiste diagnose niet doorslaggevend te zijn voor het slagen van de klacht. Ervan uitgaande dat een onjuiste diagnose is gesteld, is de klacht pas gegrond, als vast komt te staan dat de wijze waarop verweerster tot de onjuiste diagnose is gekomen in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht.

5.3.       Klaagster gaat er vanuit dat verweerster de juiste diagnose heeft gemist, omdat verweerster de diagnose erythema nodosum heeft gesteld terwijl de dermatoloog de diagnose erysipelas heeft gesteld. Het college is van oordeel dat, hoewel de dermatoloog een andere diagnose heeft gesteld, niet kan worden vastgesteld dat verweerster de juiste diagnose heeft gemist. Verweerster is immers, naar het oordeel van het college, op 26 februari 2016 op een zorgvuldige wijze tot de diagnose erythema nodosum gekomen. Zij constateerde tijdens het consult met klaagster twee rode, ronde en pijnlijke zwellingen, die qua uiterlijke verschijningsvorm pasten bij het beeld van erythema nodosum. Ook de pijnklachten die klaagster beschreef pasten bij de diagnose erythema nodosum. Bovendien komt erythema nodosum vaak voor bij de onderliggende ziekte colitis ulcerosa, waaraan klaagster lijdt en dacht ook de dienstdoende MDL-arts aan de diagnose erythema nodosum, net als de collega van verweerster eerder die week. Verweerster is daarom op een zorgvuldige wijze tot de diagnose erythema nodosum gekomen. Dat er ook op 26 februari 2016 al sprake was van erysipelas, zoals op 29 februari 2016 door de dermatoloog gediagnosticeerd, is mogelijk, maar kan niet met zekerheid worden vastgesteld. De door de dermatoloog beschreven huidafwijking wijkt immers af van de huidafwijking die door verweerster is beschreven op 26 februari 2016. Bovendien ontstaat erysipelas vaak acuut en is er bij erysipelas vaak sprake van roodheid die zich in de loop van de dagen snel uitbreidt, terwijl daar in de situatie van klaagster geen sprake van was, althans niet in de periode van 22 tot en met 26 februari 2016. Omdat niet kan worden vastgesteld dat er op 26 februari 2016 sprake was van erysipelas, kan niet worden vastgesteld dat verweerster de juiste diagnose heeft gemist.

Onvoldoende zorg verleend?

5.4.       Ook de klacht dat verweerster onvoldoende zorg heeft verleend is ongegrond. Zij heeft tijdens het consult contact opgenomen met de dienstdoende MDL-arts en heeft ervoor gezorgd dat klaagster direct na het weekend, op 29 februari 2016, terecht kon bij haar eigen MDL-arts en bij eerdere verergering van haar klachten direct naar de spoedeisende hulp mocht komen. Er was geen aanleiding om direct een biopt af te nemen of een bloedonderzoek te doen. Klaagster zou immers na het weekend in het ziekenhuis onderzocht worden. Verweerster heeft naar het oordeel van het college dan ook voldoende zorg verleend.

Communicatie

5.5.       Klaagster heeft erover geklaagd dat zij zich niet serieus genomen voelde door verweerster. Volgens haar vaarde verweerster blind op de notities van haar collega en was zij daarom niet bereid om het gesprek met klaagster aan te gaan en de klachten van klaagster serieus te nemen of andere mogelijke oorzaken te onderzoeken. Ook deze klacht is ongegrond. Verweerster is immers, zo blijkt uit het voorgaande, op een zorgvuldige wijze tot haar diagnose gekomen. Dat klaagster desondanks het gevoel heeft dat verweerster haar niet serieus nam, kan dan ook niet aan verweerster worden verweten. Voor zover klaagster met haar klacht ook heeft bedoeld dat klaagster na afloop van de ziekenhuisopname niet het gesprek met haar is aangegaan, kan dit evenmin aan verweerster worden verweten; zij wist op dat moment immers niet van de onvrede van klaagster.  

Conclusie

5.6.       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

5.7.       Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6.          De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2021 door:

A.van Maanen, voorzitter,

D.J. de Jong en I. Weenink, leden-arts,

bijgestaan door M.G. Verkerk, secretaris.

   WG                                                                                                    WG

secretaris                                                                                       voorzitter