ECLI:NL:TADRSHE:2021:158 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-747/DB/NN/W

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:158
Datum uitspraak: 23-09-2021
Datum publicatie: 24-09-2021
Zaaknummer(s): 21-747/DB/NN/W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzoek tot wraking is niet ingediend, direct of koft nadat de gestelde feiten en omstandigheden verzoeker bekend zijn geworden. Verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de Wrakingskamer van de

Raad van Discipline in het ressort Arnhem

van 23 september 2021

in de zaak  21-747-W

naar aanleiding van het verzoek om wraking van na te noemen tuchtrechter, ingediend door:

verzoeker

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij de raad van discipline in het ressort Arnhem/Leeuwarden zijn onder nummer 21-631/AL/MN/D een bezwaar en onder nummer 21-717/AL/NN/D een verzoek ex artikel 60b Advocatenwet van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland, verder de deken, aanhangig. Ter zitting van voormelde raad van 10 september 2021 heeft verzoeker tijdens de mondelinge behandeling van voormeld bezwaar en het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet van de deken wraking verzocht van mr. N.A. Heidanus.

1.2    De griffier van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, verder de raad,  heeft per e-mail van 15 september 2021 aan verzoeker, de deken en de gewraakte tuchtrechter bericht dat het wrakingsverzoek door de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch als plaatsvervangend raad in behandeling is genomen en aan de gewraakte tuchtrechter verzocht op het wrakingsverzoek te reageren.

1.3    De gewraakte tuchtrechter heeft de raad per e-mail van 17 september 2021 bericht niet in de wraking te berusten.

1.4    De raad heeft bij zijn beslissing acht geslagen op het proces-verbaal van de zitting van de raad van discipline Arnhem/Leeuwarden van 10 september 2021. Het verzoek tot wraking van verzoeker is in dit proces-verbaal als volgt verwoord: “Onder verwijzing naar de uitspraak van de raad in de over mij ingediende klacht, bekend onder zaaknummer 20-046/AL/NN, verzoek ik tuchtrechter, mr. N.A. Heidanus, te vervangen als lid van deze kamer van de raad. In de door mij genoemde zaak heeft mr. Heidanus ook deel uitgemaakt van de raad. Bij de behandeling afgelopen week bij het Hof van Discipline van het hoger beroep tegen genoemde uitspraak van de raad , is mij gebleken dat mr Heidanus niet objectief staat tegenover mij als verweerder. De opmerkingen van mr. Heidanus waren een belangrijk onderwerp van gesprek bij die behandeling. In het verleden was het contact tussen verweerder en mr. N.A. Heidanus niet goed. Ik wraak hierbij mr. Heidanus op de hiervoor genoemde gronden.”

2    BEOORDELING

2.1    Op grond van het bepaalde in artikel 47 Advocatenwet zijn de artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de (plaatsvervangende) voorzitters en leden-advocaten van overeenkomstige toepassing. Ingevolge het bepaalde in artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een (plaatsvervangend) voorzitter en lid-advocaat van de raad mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Artikel 513 lid 1 Wetboek van Strafvordering bepaalt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.

2.2    Verzoeker heeft aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd:

a)    De gewraakte tuchtrechter heeft deel uitgemaakt van de kamer van de raad die in klachtzaak 20-046/AL/NN een klacht over verzoeker heeft behandeld. Bij de behandeling van het hoger beroep tegen genoemde uitspraak van de raad bij het Hof van Discipline de week voorafgaand aan de zitting van de raad van discipline Arnhem/Leeuwarden, is verzoeker gebleken dat de gewraakte tuchtrechter niet objectief tegenover hem staat;

b)    Het contact tussen verzoeker en de gewraakte tuchtrechter in het verleden was niet goed.

2.3    Vast staat dat bij oproepbrieven van 17 en 26 augustus 2021 voor de zitting van 10 september 2021 in  de zaken 21-631/AL/NN/D en 21-717/AL/NN/D de samenstelling van de raad aan verzoeker bekend is gemaakt. Verzoeker was na ontvangst van de oproepbrieven derhalve bekend met het feit dat de gewraakte tuchtrechter bij de behandeling van voormelde zaken deel uitmaakte van de raad, alsmede van het feit dat die gewraakte tuchtrechter ook deel had uitgemaakt van de kamer van de raad bij de behandeling van de klacht in klachtzaak 20-046/AL/NN. Ook de onder b genoemde omstandigheid was bij verzoeker bij de ontvangst van de oproepbrieven voor de zitting van 10 september 2021 bekend. Door het verzoek tot wraking eerst op de zitting te doen heeft verzoeker nagelaten het verzoek te doen zodra hem de feiten of omstandigheden die aan zijn verzoek ten grondslag liggen, bekend waren. Ook indien  verzoeker pas bij de mondelinge behandeling van het hoger beroep in klachtzaak 20-046/AL/NN bij het Hof van Discipline bekend  geworden zou zijn met de door hem gestelde omstandigheid dat de gewraakte tuchtrechter niet objectief tegenover hem staat, geldt dat verzoeker ook in dat geval heeft nagelaten om het verzoek tot wraking in te dienen zodra hem de feiten of omstandigheden, die aan zijn verzoek ten grondslag liggen, bekend waren. De zitting bij het Hof van Discipline heeft immers, zoals klager in zijn verzoek heeft gesteld, plaatsgevonden in de week voorafgaand aan de zitting van de Raad van Discipline Arnhem/Leeuwarden. Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking niet ingediend, direct of kort nadat hem de gestelde feiten en omstandigheden bekend waren geworden, maar daarmee gewacht totdat de zitting op 10 september 2021 was aangevangen. Aldaar heeft hij een mondeling verzoek tot wraking gedaan, waarin de gronden onvoldoende feitelijk uiteen zijn gezet en niet is aangegeven waarom verzoeker niet meteen na de oproep voor de zitting van de raad en/of na de zitting bij het hof, heeft gewraakt.

2.4    Omdat het verzoek niet is ingediend zodra de feiten en omstandigheden verzoeker bekend waren geworden, is het verzoek naar het oordeel van de raad kennelijk niet-ontvankelijk. De raad zal, met gebruikmaking van artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek daarom zonder behandeling ter zitting  kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en W.H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en in het openbaar uitgesproken op  23 september 2021.

Griffier    Voorzitter