ECLI:NL:TADRSHE:2021:159 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-060/DB/ZWB 21-062/DB/ZWB 21-063/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2021:159
Datum uitspraak: 20-09-2021
Datum publicatie: 24-09-2021
Zaaknummer(s):
  • 21-060/DB/ZWB
  • 21-062/DB/ZWB
  • 21-063/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over de dienstverlening. Klagers hebben geklaagd dat verweerder vanwege zijn gebrekkige mondelinge uitdrukkingsvaardigheid niet in staat was om ter zitting naar behoren op te treden namens klagers. Dat de afwijzende beslissing van de rechtbank het gevolg is geweest van een ondermaats optreden en/of gebrekkige mondelinge uitdrukkingsvaardigheid van verweerder ter zitting is noch uit de overgelegde uitspraak van de rechtbank noch anderszins gebleken. Klagers stelden ter zitting dat dit wel zou blijken zodra verweerder zelf het woord tijdens de zitting zou voeren. Verweerder heeft zelf het woord gevoerd en, naar de raad heeft kunnen vaststellen, aldus aangetoond dat hij zonder problemen in staat is om standpunten helder te verwoorden. Klagers hebben voorafgaande aan de zitting aangegeven dat zij de zitting waarin verweerder hen bijstond, hebben opgenomen; zij hebben geëist dat de raad deze geluidsopname integraal ter zitting zou beluisteren. De raad heeft dit niet toegestaan maar aan klagers de mogelijkheid geboden om het geluidsbestand, voorafgaande aan de zitting, aan de raad te overleggen met het verzoek om dit onderdeel te laten uitmaken van het dossier. Klagers zijn daartoe niet overgegaan. Zoals hiervoor reeds overwogen, is het beluisteren van de geluidsopname niet noodzakelijk gebleken nu de raad op basis van de inhoud van de stukken en het verhandelde ter zitting over voldoende informatie beschikte om een beslissing te kunnen nemen. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 20 september 2021

in de zaken 21-060/DB/ZWB, 21-062/DB/ZWB en 21-063/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

Klagers

over:

Verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brieven d.d. 6 respectievelijk 23 januari 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 19 januari 2021 heeft de raad de klachtdossiers met kenmerken K20-028, K20-029 en K20-030 van de deken ontvangen.

1.3    De klachtzaken zijn behandeld op de zitting van de raad van 5 juli 2021. Daarbij waren aanwezig klagers en verweerder, bijgestaan door mr. G. Gelijktijdig met de klachtzaken 21-060/DB/ZWB, 21-062/DB/ZWB en 21-063/DB/ZWB is ter zitting van 5 juli 2021 de klachtzaak met kenmerk 21-061/DB/ZWB behandeld.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van:

-    de in 1.2 genoemde klachtdossiers;

-    de nagekomen e-mails van klager d.d. 15 februari, 9, 20 en 26 mei 2021.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klachten gaat de raad, gelet op de klachtdossiers en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Verweerder, gespecialiseerd in het bestuursrecht, heeft in de periode van 30 juli 2019 tot en met 17 september 2019 aan klagers rechtsbijstand verleend. Verweerder heeft in de periode van 10 oktober 2018 tot en met 17 september 2019 eveneens aan de aan klager sub 1 gelieerde vennootschap F B.V. rechtsbijstand verleend. Klager sub 1 heeft ook namens deze vennootschap een klacht tegen verweerder ingediend, waarover de raad bij afzonderlijke beslissing van heden met kenmerk 21-061/DB/ZWB een oordeel geeft.

2.3    Op 12 juli 2019 heeft verweerder van klager sub 2 de opdracht aanvaard om de schade aan een hem toebehorende aanhanger te verhalen. Verweerder heeft enkele werkzaamheden verricht, waarna klager sub 2 zelf contact heeft opgenomen met de verzekeraar. Verweerder heeft voor zijn werkzaamheden geen kosten bij klager sub 2 in rekening gebracht.

2.4    Op 30 juli 2019 is verweerder klagers gaan bijstaan in het dossier “[naam klagers]/Communicatiebeperking Gemeente [X]”. In deze zaak was de vraag aan de orde of aan klagers terecht de toegang tot het gemeentehuis was ontzegd en communicatiemaatregelen waren opgelegd. In deze zaak heeft verweerder brieven en stukken die hij voornemens was te verzenden c.q. in te dienen eerst ter goedkeuring in concept aan klagers toegezonden. In twee conceptbrieven was sprake van taal- en typfouten. Deze fouten heeft verweerder kosteloos gecorrigeerd voordat de brieven definitief zijn verzonden. In deze zaak heeft verweerder namens klagers een kort geding aanhangig gemaakt tegen de gemeente X. De zitting in kort geding is bepaald op 3 oktober 2019.

2.5        Op 14 augustus 2019 is verweerder klagers gaan bijstaan in het dossier “[naam klagers]/Inschrijving BRP [X]”. Verweerder heeft namens klagers een (aanvullend) bezwaarschrift ingediend bij de Gemeente X tegen het besluit van de Gemeente om klagers als niet-ingezetene te registreren. Tevens heeft verweerder namens klagers een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

2.6    Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is op 13 september 2019 behandeld ter zitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Verweerder heeft klagers bijgestaan tijdens deze zitting. Bij uitspraak d.d. 23 september 2019 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen.

2.7    Klager sub 1 heeft zich negatief uitgelaten over de kwaliteit van de door verweerder geleverde diensten. Op 16 september 2019 heeft verweerder telefonisch aan klagers medegedeeld dat hij zich diende te onttrekken als advocaat. Bij brief d.d. 17 september 2019 heeft verweerder de inhoud van het telefoongesprek bevestigd en uiteengezet om welke redenen hij zich heeft onttrokken als advocaat van klagers. In deze brief heeft verweerder een overzicht van de lopende zaken gegeven, waarbij hij voor iedere zaak heeft aangegeven wat de stand van zaken was en welke actie moest worden ondernomen. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat hij zich uit alle zaken zou onttrekken en dat hij, op het uitdrukkelijke verzoek van klagers, bereid was om klagers bij te staan tijdens de zitting in kort geding op 3 oktober 2019, doch enkel onder de door verweerder genoemde voorwaarden. Klagers hebben niet ingestemd met de door verweerder gestelde voorwaarden, zodat verweerder zich ook in de zaak “[naam klagers]/Communicatiebeperking Gemeente [X]” heeft onttrokken.

2.8    Bij brief d.d. 8 oktober 2019 heeft verweerder nog eens benadrukt dat de opmerkingen van klager over verweerders persoon en diens handicap hem ernstig storen en ongepast zijn.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

1.    de kwaliteit van geproduceerde processtukken was ondermaats;

2.    de communicatie was gebrekkig;

3.    het optreden ter zitting was ondermaats;

4.    het ontbrak aan deskundigheid om de zaak te behandelen;

5.    het belang van de cliënt stond niet voorop en de belangen van de wederpartij prevaleerden;

6.    de toezegging om de zaak (deels) over te dragen aan een collega is niet nagekomen;

7.    de toezegging om de declaratie samen op te stellen en uit te splitsen per cliënt en per dossier is niet nagekomen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klagers. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. 

5.2    Klachtonderdelen 1, 2, 3 en 4

    De klachtonderdelen 1, 2, 3 en 4 hangen met elkaar samen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Verweerder heeft het verwijt, dat de communicatie gebrekkig was, uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken. Verweerder heeft in dat verband naar voren gebracht dat hij telefonisch bereikbaar is via het kantoornummer, zijn doorkiesnummer en zijn mobiele nummer en voorts per e-mail en per fax. Indien verweerder niet aanwezig is en er een bericht wordt achtergelaten pleegt hij dezelfde dag of de dag erna terug te bellen, aldus verweerder.

5.3    Dat verweerder in zijn communicatie met klagers is tekort geschoten is naar het oordeel van de raad uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet gebleken. Naar het oordeel van de raad is de klacht te algemeen geformuleerd en onvoldoende geconcretiseerd.

5.4    Klagers verwijten verweerder een gebrek aan deskundigheid en ondermaatse bijstand. Verweerder heeft deze verwijten gemotiveerd weersproken. Mede in het licht van het door verweerder gevoerde verweer en de door hem gegeven toelichting, is de raad van oordeel dat klagers hun verwijten onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden hebben onderbouwd. Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat immers vast dat verweerder gespecialiseerd is in het bestuursrecht, het rechtsgebied waarin hij klagers heeft bijgestaan, dat de te voeren strategie onderling is afgestemd en dat verweerder brieven en processtukken steeds in concept ter goedkeuring aan klagers heeft toegestuurd. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder in de zaak “[naam klagers]/Inschrijving BRP [X]” namens klagers bezwaar heeft gemaakt en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft ingediend. Ook met deze strategie hebben klagers ingestemd. Ofschoon voorstelbaar is dat klagers teleurgesteld zijn over de afwijzende uitspraak van de rechtbank op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, overweegt de raad dat het enkele feit dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet tot een voor klagers gunstig resultaat heeft geleid, niet maakt dat verweerder tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij klagers niet naar behoren heeft bijgestaan en geadviseerd. Dat de afwijzende beslissing van de rechtbank het gevolg is geweest van een ondermaats optreden en/of gebrekkige mondelinge uitdrukkingsvaardigheid van verweerder ter zitting is noch uit de overgelegde uitspraak van de rechtbank noch anderszins gebleken. Klagers stelden ter zitting dat dit wel zou blijken zodra verweerder zelf het woord tijdens de zitting zou voeren. Verweerder heeft zelf het woord gevoerd en, naar de raad heeft kunnen vaststellen, aldus aangetoond dat hij zonder problemen in staat is om standpunten helder te verwoorden. Klagers hebben voorafgaande aan de zitting aangegeven dat zij de zitting waarin verweerder hen bijstond, hebben opgenomen; zij hebben geëist dat de raad deze geluidsopname integraal ter zitting zou beluisteren. De raad heeft dit niet toegestaan maar aan klagers de mogelijkheid geboden om het geluidsbestand, voorafgaande aan de zitting, aan de raad te overleggen met het verzoek om dit onderdeel te laten uitmaken van het dossier. Klagers zijn daartoe niet overgegaan. Zoals hiervoor reeds overwogen, is het beluisteren van de geluidsopname niet noodzakelijk gebleken nu de raad op basis van de inhoud van de stukken en het verhandelde ter zitting over voldoende informatie beschikte om een beslissing te kunnen nemen.

5.5    Klagers hebben gesteld dat de door verweerder vervaardigde brieven en processtukken vol stonden met taalfouten. Verweerder heeft dit verwijt uitdrukkelijk weersproken en stukken waaruit de juistheid van het verwijt van klagers blijkt hebben klagers niet, ook niet na daartoe door de deken te zijn verzocht, overgelegd. Wel heeft verweerder toegegeven dat in een tweetal conceptbrieven taal- en typfouten stonden. De raad overweegt in dit verband dat het enkele feit dat in een tweetal conceptbrieven door klagers taal- en typfouten zijn geconstateerd onvoldoende onderbouwing vormt voor de stelling dat verweerder ondermaats heeft gepresteerd. Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat voorts vast dat verweerder de conceptbrieven op de door klagers aangegeven punten kosteloos heeft gecorrigeerd voordat de definitieve versies van de brieven zijn verzonden. Niet is gebleken dat klagers door de taal- en typfouten in hun belangen zijn geschaad. De raad is van oordeel dat de geconstateerde taal- en typfouten van onvoldoende gewicht zijn om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.6    De raad is van oordeel dat de bijstand zoals geschetst en zoals uit de aan de raad overgelegde stukken kan worden afgeleid, niet getuigt van een kwaliteit van dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht.

5.7    Klachtonderdeel 5

Verweerder heeft uitdrukkelijk weersproken dat de belangen van klagers niet voorop stonden en dat de belangen van de wederpartij prevaleerden. De raad heeft in de overgelegde stukken hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen enkel aanknopingspunt kunnen vinden voor de juistheid van dit (ernstige) verwijt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder in het kader van de behartiging van de belangen van klagers datgene heeft gedaan wat hem passend voorkwam. Dat verweerder zich bij de behandeling van de zaken van klagers op enigerlei wijze heeft laten leiden door de belangen van de wederpartij is geenszins gebleken. Klachtonderdeel 5 is derhalve ongegrond.

5.8    Klachtonderdelen 6 en 7

De klachtonderdelen 6 en 7 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klagers verwijten verweerder dat hij de toezeggingen om de zaak (deels) over te dragen aan een collega en om de declaratie samen op te stellen en uit te splitsen per cliënt en per dossier niet is nagekomen. Verweerder heeft uitdrukkelijk weersproken dat hij deze toezeggingen aan klagers heeft gedaan. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klagers minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is ter zake deze klachtonderdelen niet het geval. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt zal de raad ook de klachtonderdelen 6 en 7 ongegrond verklaren.

5.9    De raad heeft op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet kunnen vaststellen dat sprake is van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zijdens verweerder. Gelet op het voorgaande zal de raad de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 september 2021.

Griffier    Voorzitter

.