Zoekresultaten 8981-9000 van de 44655 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:174 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.022

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster is diverse malen op consult geweest bij haar eigen huisarts (beklaagde in C2021.013). Klaagster is in mei 2020 door haar eigen huisarts verwezen naar de beklaagde huisarts (een collega binnen de huisartsenpraktijk), omdat klaagster niet tevreden was over het advies van haar eigen huisarts. Klaagster is één keer op consult bij de huisarts geweest en is toen door de huisarts onderzocht. De klacht houdt in dat de huisarts niet heeft erkend dat klaagster is verminkt, niet erkend heeft dat het om vrouwenbesnijdenis gaat, onjuiste informatie over klaagsters lichamelijke klachten heeft gegeven, vragen niet beantwoord heeft en belangrijke informatie heeft achtergehouden, geen duidelijkheid heeft gegeven over klaagsters gezondheidstoestand, klaagster niet heeft doorverwezen, en dat zij geadviseerd heeft een advocaat te zoeken terwijl dat niet kan zonder een artsenverklaring. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:200 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-245

    Voorzittersbeslissing. Klacht van een stagiair-advocaat-ondernemer tegen adjunct-secretaris van de Orde van Advocaten. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:168 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.198

    Klacht tegen chirurg. Klager is de zoon van patiënte, die eind 2015 in verband met een niet‑operabele ontsteking van de galblaas op de afdeling chirurgie van een ziekenhuis was opgenomen. De chirurg was de hoofdbehandelaar van patiënte. Besloten werd tot een galblaasdrainage, mits de INR-waarde (stollingswaarde van het bloed) lager was dan 1,5.Die waarde is nooit bereikt en patiënte is enkele dagen later overleden. Klager verwijt de chirurg: (1) het niet plaatsen van de levensnoodzakelijke galdrain; (2) het toedienen van een overdosis cofact; (3) het niet stellen van de vraag of obductie gewenst was en (4) onzorgvuldige/onjuiste verslaglegging in het dossier/systeem. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:181 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.178

    Klacht tegen psychiater. Klager was op grond van een TBS-maatregel opgenomen in een forensisch psychiatrisch centrum. Beklaagde is psychiater en directeur van de kliniek. Klager verwijt de psychiater dat hij (1) verkeerde diagnoses heeft gesteld, (2) klager op oneigenlijke wijze onder druk heeft gezet om medicatie te gaan gebruiken, (3) klachtwaardig heeft gehandeld bij een second opinion, (4) heeft gedreigd met een longstay-aanvraag en (5) valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 1 en 2 (wegens ne bis in idem) en verklaart de klacht voor het overige kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:175 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.031

    Klacht tegen een chirurg. Klaagster heeft in het ziekenhuis waar de chirurg werkzaam is een laparoscopische cholecystectomie ondergaan. De volgende ochtend is zij uit het ziekenhuis ontslagen. De dag daarop is zij is in verband met onder meer koorts en buikpijnklachten in een ander ziekenhuis naar de SEH gegaan. Daar bleek onder meer dat sprake was van een lage hemoglobinewaarde. Klaagster verwijt de chirurg o.a. dat er geen intake met hem heeft plaatsgevonden voor de operatie, hij niet aanwezig was op de O.K., er twee chirurgen in opleiding de operatie hebben uitgevoerd, en dat er laparoscopisch is geopereerd terwijl daarvoor contra-indicaties bestonden en dat de nazorg ver onder de maat was. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:201 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-246

    Voorzittersbeslissing. Klacht van een stagiair-advocaat-ondernemer tegen een lid van de Orde van de Orde van Advocaten. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:169 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.002

    Klacht tegen arts. Klager is gedetineerd. Klager is op verwijzing van de inrichtingsarts vanwege hoofdpijnklachten gezien op de polikliniek neurologie van het ziekenhuis. De arts heeft bij klager een lumbaalpunctie in zittende houding verricht. Daarna is bij klager postpunctionele hoofdpijn ontstaan die is behandeld met een bloodpatch. De klacht houdt in dat arts - door de handboeien die klager om had aan de voorkant van zijn lichaam tijdens de ingreep - de lumbaalpunctie in een verkeerde, zittende houding heeft uitgevoerd met als gevolg chronische hoofdpijn. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep,

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:182 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.179

    Klacht tegen klinisch psycholoog/psychotherapeut. Klager was op grond van een TBS‑maatregel opgenomen in een forensisch psychiatrisch centrum. De klinisch psycholoog/psychotherapeut was hier enige tijd als manager behandeling en bedrijfsvoering bij zijn behandeling betrokken. Zij gaf onder meer leiding aan het hoofd van de afdeling waar klager was opgenomen. Klager verwijt de klinisch psycholoog/psychotherapeut dat zij (1) verkeerde diagnoses heeft gesteld, (2) klager op oneigenlijke wijze onder druk heeft gezet om medicatie te gaan gebruiken, (3) klachtwaardig heeft gehandeld bij een second opinion, (4) heeft gedreigd met een longstay-aanvraag en (5) valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:176 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2019.373

    Klacht tegen bedrijfsarts. Klager heeft zich eind 2012 tweemaal kort na elkaar ziek gemeld en is in verband daarmee begin 2013 op het spreekuur van beklaagde, bedrijfsarts, verschenen. Klager heeft toen aangegeven overwerkt te zijn. De volgende dag heeft de werkgever van klager contact opgenomen met beklaagde en medegedeeld dat het functioneren van klager de laatste tijd niet goed verliep. Vervolgens is een re-integratietraject gestart bij de werkgever van klager. Het UWV heeft een half jaar later geoordeeld dat de werkgever onvoldoende re-integratie inspanningen heeft uitgevoerd. Beklaagde heeft een mediation traject geadviseerd, zonder resultaat, waarna zij voor klager een ‘spoor 2’-traject is gestart. Klager heeft eerder een klachten tegen de bedrijfsarts ingediend (C2017.100, C2018.284 en C2019.188.). De klacht houdt in dat de bedrijfsarts: a. Artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (bedrog) heeft overtreden door meerdere malen schriftelijk te hebben beschreven en vastgelegd dat een spoor 2 traject ingezet wordt. Nu beklaagde verklaart dat er geen spoor 2 traject is uitgevoerd, is er sprake van feitelijk bedrog. b. Artikel 228 van het Wetboek van Strafrecht (opzettelijk afgeven valse verklaring door arts) en 225 van het Wetboek van Strafrecht (valsheid van geschifte) heeft overtreden, door op de zitting van 13 juni 2019 (begrepen wordt: het mondeling vooronderzoek, RTG) andere verklaringen met betrekking tot de situatieve arbeidsongeschiktheid te benoemen dan feitelijk eerder gedurende 2013 zijn beschreven. c. Geen invulling heeft gegeven aan de afspraak dat tussen werkgever en werknemer een spoor 2 traject is afgesproken. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat klager met betrekking tot de klachtonderdelen a en b kennelijk niet-ontvankelijk is (ne bis in idem) en dat klachtonderdeel c kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep voor zover daarbij de klacht is uitgebreid of aangevuld en verwerpt het beroep voor het overige.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:202 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-577

    Voorzittersbeslissing. Verweerder mocht klaagster op basis van de toen van zijn cliënte verkregen informatie zonder nader onderzoek aanschrijven zoals gedaan met daarin ook aanzegging van ontruiming bij niet tijdige betaling. Pas later is een administratief misverstand ontdekt. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:170 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.008

    Klacht tegen neuroloog. Klager is door zijn huisarts naar de neuroloog verwezen vanwege pijnklachten in de benen die toenemen bij lopen en gevoelsstoornissen in de benen. De neuroloog heeft klager over een periode van vier jaar meerdere keren op het spreekuur gezien, waarbij er aanvullend onderzoek is gedaan. Klager is later overgegaan naar een andere neuroloog die bij klager vaatlijden heeft vastgesteld. De klacht houdt in dat de neuroloog een foute diagnose heeft gesteld en de diagnose polyneuropathie heeft verzwegen, waardoor adequate behandeling niet tijdig heeft kunnen plaatsvinden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:183 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.225

    Klacht tegen psychiater. Verweerder is werkzaam als psychiater in de TBS-kliniek waar klager verbleef. Klager verwijt verweerder dat hij 1) ten onrechte de diagnose van persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken heeft gesteld en dat hij ten onrechte heeft aangegeven dat klager behandeld moest worden voor deze persoonlijkheidsstoornis, en 2) klager tijdens een gesprek onheus heeft bejegend door te zeggen dat klager een selectief geheugen en een selectief gehoor heeft. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege wijst de getuigenverzoeken af en verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TDIVTC:2021:47 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2020/70

    Dierenarts wordt verweten tekort te zijn geschoten in het onderzoek en de behandeling van een hond die, naar nadien elders is gebleken, een histiocytair sarcoom met uitzaaiingen in diverse organen bleek te hebben. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2021:20 Kamer voor het notariaat Amsterdam 700583 / NT 21-27

    Depotovereenkomst. Klacht over schenden zorgplicht notaris, die de onder hem gehouden gelden heeft uitgekeerd, terwijl klaagsters hem op de hoogte hadden gebracht van een door hen op korte termijn te verwachten verlof tot het leggen van conservatoir derdenbeslag. De notaris heeft niet gereageerd op het verzoek van klaagsters de gelden onder zich te houden en op het moment van beslaglegging heeft hij niet direct laten weten dat de gelden al waren uitbetaald. Klacht ongegrond. Alleen een gelegd beslag had de uitkering kunnen voorkomen. Er bestond voor de notaris geen verplichting jegens klaagsters om gelden onder zich te houden. Op grond van zijn geheimhoudingsplicht kon de notaris geen mededeling doen over de afhandeling van het depot. De notaris heeft tijdig de verklaring op grond van artikel 476a lid 1 BW afgelegd.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2021:21 Kamer voor het notariaat Amsterdam 701055 / NT 21-28

    Levenstestament. Klacht over wilsbekwaamheid. Klaagster heeft niet aanemelijk gemaakt dat de kandidaat-notaris zich niet met voldoende zorgvuldigheid zekerheid heeft verschaft over de wilsbekwaamheid van de moeder van klaagster, die in haar levenstestament haar oudste zoon een algemene volmacht had gegeven. Klaagster heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan nader onderzoek naar de wilsbekwaamheid van haar vader had moeten plaatsvinden. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:175 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-561/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk omdat sprake is van een privé gedraging van verweerder.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:176 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-600/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat over de kwaliteit van dienstverlening in een bestuursrechtelijke kwestie kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:187 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210095

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder is in beroep gegaan tegen de gegrondverklaring van klachtonderdeel a) door de raad en het opleggen van de maatregel van waarschuwing. De raad heeft geoordeeld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat hij in het verleden de belangen van klager en zijn broer [broer 1] heeft behartigd en thans in een procedure in opdracht van [broer 1] tegen klager optreedt. Gedragsregel 15 belet een advocaat niet om voor twee of meer cliënten in dezelfde zaak op te treden, maar hij dient zich er echter wel rekenschap van geven van het feit dat eventueel ook in de toekomst een conflicterend belang kan ontstaan met als consequentie dat de advocaat niet langer voor deze cliënten kan optreden. Het hof concludeert in deze zaak dat verweerder in dezelfde zaak tegen zijn voormalige cliënt is opgetreden en daarbij gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke informatie die hij van klager heeft verkregen, terwijl hij al lange tijd wist dat klager ernstige (en voor het hof alleszins begrijpelijke) bezwaren had dat verweerder zijn rechtsbijstand voor [broer 1] zou voortzetten. Daarmee heeft verweerder van de uitzonderingsmogelijkheid als bedoeld in Regel 15 lid 3 alle drie de voorwaarden niet nageleefd. Ook heeft verweerder onvoldoende inzicht getoond in het belang van de kernwaarde partijdigheid doordat niet is gebleken dat verweerder enige twijfel over zijn optreden heeft gehad, noch dat hij de deken om advies heeft gevraagd. Vernietigt de beslissing van de raad voor zover de maatregel van waarschuwing is opgelegd en legt ambtshalve de maatregel van berisping op. Veroordeling in de proceskosten.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:195 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210213

    Artikel 13 beklag. Klager heeft voor dezelfde zaak (schadeclaim tegen een advocaat die hem heeft bijgestaan) opnieuw verzocht om aanwijzing van een advocaat. Hetgeen klager ter onderbouwing van zijn verzoek heeft aangevoerd betreffen geen nieuwe feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De deken heeft het verzoek daarom op juiste gronden afgewezen. Beklag is ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2021:50 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/379889 KL RK 20-139

    De kamer overweegt dat de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet de zorgvuldigheid en voortvarendheid heeft betracht die zowel de wet- en regelgeving als de maatschappij van haar eisen. Hierdoor is het vertrouwen aangetast dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen. De kamer acht aannemelijk dat de door de notaris aangedragen omstandigheden impact hebben gehad op (de kantoororganisatie van) de notaris. Dit neemt echter niet weg dat dit niet ten koste mag gaan van de cliënten en de dienstverlening van het kantoor. Bovendien was reeds in 2018 sprake van de door de notaris aangedragen omstandigheden die voor vertraging in de afwikkeling zorgden. Toch duurde het nog tot september 2020 voordat de notaris wezenlijke veranderingen in haar kantoororganisatie doorvoerde.Daar komt nog bij dat uit het dossierverloop en de proceshouding van de notaris het de kamer niet is gebleken dat de notaris voldoende zelfinzicht heeft en de klachtwaardigheid van haar (gebrek aan) handelen inziet. De notaris heeft weliswaar zowel aan klagers als aan de kamer meerdere malen haar excuses aangeboden, maar heeft hierbij onvoldoende blijk gegeven van verantwoordelijkheidsgevoel. Er volgden na de excuses immers geen verbeteringen in het handelen van de notaris. De notaris heeft meerdere malen de kans gekregen om de door haar gemaakte fouten te herstellen, maar de notaris heeft deze kansen onvoldoende aangegrepen.De kamer verklaart de klacht gegrond en legt de notaris de maatregel van schorsing in het ambt voor de duur van twaalf weken op.