ECLI:NL:TGZCTG:2021:182 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.179

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2021:182
Datum uitspraak: 26-10-2021
Datum publicatie: 29-10-2021
Zaaknummer(s): C2020.179
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen klinisch psycholoog/psychotherapeut. Klager was op grond van een TBS‑maatregel opgenomen in een forensisch psychiatrisch centrum. De klinisch psycholoog/psychotherapeut was hier enige tijd als manager behandeling en bedrijfsvoering bij zijn behandeling betrokken. Zij gaf onder meer leiding aan het hoofd van de afdeling waar klager was opgenomen. Klager verwijt de klinisch psycholoog/psychotherapeut dat zij (1) verkeerde diagnoses heeft gesteld, (2) klager op oneigenlijke wijze onder druk heeft gezet om medicatie te gaan gebruiken, (3) klachtwaardig heeft gehandeld bij een second opinion, (4) heeft gedreigd met een longstay-aanvraag en (5) valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2020.179 van:

A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

I., klinisch psycholoog, psychotherapeut, destijds werkzaam te D., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. J.C.C. Leemans, verbonden aan DAS Rechtsbijstand.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 5 juli 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen I. – hierna in beide hoedanigheden aangeduid als de klinisch psycholoog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 28 april 2020, onder nummer 2019-151c, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De klinisch psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2020.177 en C2020.178 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 september 2021, waar zijn verschenen klager, in persoon, en de klinisch psycholoog, in persoon en bijgestaan door mr. J.C.C. Leemans, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten
Klager was tot 9 september 2019 op grond van een maatregel van terbeschikkingstelling opgenomen in Forensisch Psychiatrisch Centrum E. te D. (hierna: de kliniek). Vanaf 13 november 2017 verbleef klager op de afdeling J., met een tijdelijke onderbreking waarin klager tussentijds was overgeplaatst naar een andere afdeling van de kliniek. Beklaagde is sinds januari 2018 tot het vertrek van klager – behalve ten tijde van de genoemde onderbreking– als manager behandeling en bedrijfsvoering (MBB) betrokken geweest bij zijn behandeling. In deze functie gaf zij onder meer leiding aan het hoofd behandeling van de afdeling J. waar beklaagde was opgenomen.

2.1 Vanwege een impasse in de behandeling van klager is hij eind 2018, begin 2019 in het kader van een second opinion ten aanzien van diagnostiek en indicatie voor het gebruik van medicatie onderzocht in het Pieter Baan Centrum.

Klager verwijt de beklaagde zakelijk weergegeven dat zij:

  1. verkeerde diagnoses heeft gesteld;
  2. klager op oneigenlijke wijze onder druk heeft gezet om medicatie te gaan gebruiken;
  3. klachtwaardig en vertragend heeft gehandeld bij een second opinion;
  4. klachtwaardig heeft gedreigd met een longstay-aanvraag;
  5. valsheid in geschrifte heeft gepleegd.

4. Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Het College overweegt dat klager met de klachtonderdelen 1, 2 en 5 in ieder geval heeft geklaagd over een gesprek dat hij op 6 november 2017 heeft gehad met de psychiater/ directeur F. en de klinisch psycholoog C.. Niet gebleken is dat beklaagde bij dit gesprek betrokken is geweest.

5.2 Klager heeft verder ook niet duidelijk gemaakt wat hij beklaagde precies verwijt. Beklaagde heeft aangevoerd dat zij geen directe inhoudelijke betrokkenheid heeft gehad bij klagers behandeling. Dit komt ook niet naar voren in de overgelegde stukken. Het College komt dan ook tot de conclusie dat verweerster in tuchtrechtelijke zin niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de zaken die in de klachtonderdelen worden beschreven.

5.3 Om bovenstaande redenen zal het College zonder nader onderzoek beslissen dat de klacht kennelijk ongegrond is.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet, althans onvoldoende, bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege de bestreden beslissing te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren.

4.2 De klinisch psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep te verwerpen en de bestreden beslissing te handhaven.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 september 2021 is dat debat voortgezet.

4.4 De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over.

4.5 Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard en dat het beroep zal worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: S.M. Evers, voorzitter; T.W.H.E. Schmitz en M.W. Zandbergen, leden-juristen en B. van Giessen en M.A.J. Hagenaars, leden‑beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 26 oktober 2021.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.