ECLI:NL:TNORAMS:2021:20 Kamer voor het notariaat Amsterdam 700583 / NT 21-27

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2021:20
Datum uitspraak: 26-10-2021
Datum publicatie: 27-10-2021
Zaaknummer(s): 700583 / NT 21-27
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Depotovereenkomst. Klacht over schenden zorgplicht notaris, die de onder hem gehouden gelden heeft uitgekeerd, terwijl klaagsters hem op de hoogte hadden gebracht van een door hen op korte termijn te verwachten verlof tot het leggen van conservatoir derdenbeslag. De notaris heeft niet gereageerd op het verzoek van klaagsters de gelden onder zich te houden en op het moment van beslaglegging heeft hij niet direct laten weten dat de gelden al waren uitbetaald. Klacht ongegrond. Alleen een gelegd beslag had de uitkering kunnen voorkomen. Er bestond voor de notaris geen verplichting jegens klaagsters om gelden onder zich te houden. Op grond van zijn geheimhoudingsplicht kon de notaris geen mededeling doen over de afhandeling van het depot. De notaris heeft tijdig de verklaring op grond van artikel 476a lid 1 BW afgelegd. 

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing in de klacht met nummer 700583 / NT 21-27 van:

Erez Corporate Services BV,

gevestigd te Hilversum

hierna: klaagster sub 1

            en

Tally’s Holding BV,

gevestigd te Hilversum,

hierna: klaagster sub 2,

gemachtigde klaagsters: mr. E.N. Nordmann, advocaat te Amsterdam;

tegen:

      [naam notaris],                                                                                                                

      notaris te [plaats],

      hierna te noemen: de notaris;

      gemachtigde: mr. R.A. Oskamp, advocaat te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

1.1.      Bij brief van 9 april 2021 hebben klaagsters een klaagschrift met bijlagen ingediend.

1.2.      Bij brief van 23 juni 2021 heeft de notaris een verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.3.      Bij e-mail van 13 september 2021 hebben klaagsters een aanvullende productie ingediend.

1.4.      De kamer heeft de klacht mondeling behandeld op de openbare zitting van
14 september 2021. Daarbij waren de heer [naam] namens klaagsters, bijgestaan door de gemachtigde, en de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig. Partijen hebben het woord gevoerd, klaagsters aan de hand van een pleitnotitie.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de voorzitter meegedeeld dat de door klaagsters op 13 september 2021 ingediende productie buiten beschouwing wordt gelaten, aangezien deze niet tijdig is ingediend.

Uitspraak is bepaald op heden.         

2.         De feiten

2.1.      Klaagster sub 1 treedt onder meer op als trustee en adviseert op het gebied van management en bedrijfsvoering. Algemeen directeur is mevrouw [naam]

2.2.      Precision Holdings BV is aandeelhouder van alle aandelen in Precision Investments BV (hierna: PI). Klaagster sub 2 houdt 10 % van de aandelen in Precision Holdings BV. De bestuurder/enig aandeelhouder van klaagster sub 2 is mevrouw [naam].

2.3.      De klacht heeft betrekking op een depotovereenkomst, door de notaris gesloten op 22 december 2014 met Dromore BV (hierna: Dromore) en PI.

Dromore en PI zijn houdstermaatschappijen die (indirect) actief zijn in de hotelbranche en zich onder meer bezig houden met de middellijke aankoop en verkoop van onroerende zaken, meer specifiek in de hotelbranche.
Vanaf november 2013 waren PI en Dromore ieder voor 50% aandeelhouder in Precision Investment II B.V. (hierna PI II). Het belangrijkste actief van PI II was het “Sony-gebouw” te Badhoevedorp.

Op 24 december 2014 hebben Dromore en PI alle aandelen in het kapitaal van PI II verkocht aan Ayholland BV, handelend onder de vlag van het Corendon concern (hierna: Ayholland). Ayholland wilde het Sony-gebouw verkrijgen om het als hotel te exploiteren. De notaris heeft de akte van overdracht gepasseerd.   

2.4.      Dromore had een arbitrageprocedure geëntameerd in Israël tegen de bestuurders van PI en klaagster sub 1 en daarbij gevorderd dat zij de schade zouden vergoeden voor de (beweerde) te lage verkoopprijs van het Sony-gebouw aan Ayholland. Daarom kwamen Dromore en PI met de notaris overeen, voorafgaand aan de overdracht op 24 december 2014, dat (onder meer) de koopsom van de aandelen in PI II, te weten een bedrag van € 7.714.552,05, op de derdengeldenrekening van de notaris zou worden gestort.

2.5.      Op 2 februari 2015 heeft Ayholland ten laste van Dromore en PI conservatoir beslag doen leggen op (onder meer) de gelden die onder de notaris waren, tot een bedrag van € 1.725.678,50.

2.6.      Op 18 februari 2015 is namens First Crown Investments BV (hierna: First), klaagster sub 1 en Ceder Administratie en Belastingkantoor BV (hierna: Ceder) ten laste van Dromore conservatoir beslag gelegd onder de notaris. Voor First is verlof verleend voor een bedrag van € 239.861, voor klaagster sub 1 € 25.389 en voor Ceder € 2.435. Het conservatoir beslag van First is op 25 mei 2016 executoriaal geworden.

2.7.      Op 4 januari 2016 is namens First ten laste van PI conservatoir beslag gelegd onder de notaris en is verlof verleend voor een bedrag van € 239.861, welk beslag executoriaal is geworden op 24 februari 2016.

2.8.      Bij e-mail van 9 november 2016 heeft de gemachtigde van de notaris aan alle betrokkenen bericht dat er een regeling was getroffen met de beslagleggers. Vervolgens hebben betalingen plaatsgevonden uit het depot aan Dromore, PI en First. De executoriale beslagen van First kwamen daarmee te vervallen. Op het restant van het depot (€ 2.722.310,13) rustten daarna nog de conservatoire beslagen van Ayholland (op zowel Dromore als PI), klaagster sub 1 (op Dromore) en Ceder (op Dromore).

2.9.      In de onder 2.1. genoemde arbitrageprocedure had Dromore eveneens klaagster sub 1 aansprakelijk gesteld, stellende - kort weergegeven - dat de waardering die aan de koop- en verkoop van het Sony-gebouw ten grondslag was onjuist was. Klaagster sub 1 had voor Dromore (advies-)werkzaamheden voor die  verkoop uitgevoerd. De vorderingen van Dromore tegen de bestuurders van PI en klaagster sub 1 zijn bij arbitraal vonnis van 15 oktober 2020 afgewezen met veroordeling van Dromore in de proceskosten en de door klaagster sub 1 gemaakte juridische kosten. In het arbitrale vonnis is tevens de verdeelsleutel vastgelegd voor de tussen Dromore en PI te verdelen opbrengst van de verkoop van de aandelen in PI II. Het arbitrale vonnis is niet aan de notaris betekend; het is nog niet voor exequatur voorgelegd aan de rechtbank in Nederland.

2.10.    Bij brief van 3 december 2020 hebben Dromore en PI de notaris verzocht het depot aan hen uit te keren.

2.11.    Bij e-mail van 18 december 2020 heeft de gemachtigde van de notaris bij de toenmalige advocaat van klaagster sub 1 en Ceder geïnformeerd naar de status van de conservatoire beslagen. Diezelfde dag heeft de gemachtigde van de notaris ook bij de advocaat van Ayholland geïnformeerd naar de stand van zaken.

2.12.    Bij e-mail van 29 december 2020 heeft de toenmalige advocaat van klaagster sub 1 en Ceder de gemachtigde van de notaris bericht dat de beslagen namens klaagster en Ceder gelegd zijn opgeheven of kunnen worden opgeheven: “De bedragen zijn naar ik meen betaald en voor zover niet betaald, zal het nog resterende depot voldoende zijn om dat te regelen, aangezien we een executoriaal vonnis hebben en Ayholland niet het geheel toegewezen zal krijgen. Ik heb Groot en Evers (de deurwaarder, kvhn) in de cc gezet voor het geval dat het beslag niet is opgeheven, dan mag dat alsnog gebeuren. ”

2.13.    Op 5 januari 2021 heeft de notaris het bericht ontvangen dat de beslagen van klaagster sub 1 en Ceder als opgeheven konden worden beschouwd.

2.14.    Bij e-mail van 10 januari 2021 heeft de gemachtigde van de notaris Dromore en PI bericht dat nog met beslaglegger Ayholland overeenstemming diende te worden bereikt over de betalingsverzoeken.

2.15.    Vervolgens hebben Dromore en PI op 20 januari 2021 een kort geding aanhangig gemaakt tegen de notaris om hem te verplichten het depot aan hen uit te keren.

2.16.    Bij e-mail van 9 februari 2021 heeft de gemachtigde van de notaris aan de advocaten van klaagster sub 1 en Ceder, Dromore en PI en Ayholland verslag gedaan van de feiten en een voorstel gedaan over de wijze van uitbetaling van het depot.

2.17.    Bij e-mail van 11 februari 2021 heeft de advocaat van Dromore en PI de gemachtigde van de notaris bericht dat met Ayholland schikkingsonderhandelingen gaande waren.

2.18.    Op 15 februari 2021 is een schikking tot stand gekomen tussen Dromore, PI en Ayholland en zijn bij e-mail de door hen ondertekende instructiebrieven tot uitbetaling van het depot aan de notaris gezonden.

2.19.    Bij e-mail van 16 februari 2021 heeft de gemachtigde van de notaris  een overzicht gegeven van de aanwending van de gelden van het depot, waarmee Dromore, PI en Ayholland hebben ingestemd.

2.20.    Bij faxbericht van 16 februari 2021 heeft de gemachtigde van klaagsters de notaris bericht dat klaagsters een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de notaris hadden ingediend bij de voorzieningenrechter: klaagster sub 1 voor een vordering op Dromore voor een bedrag van € 750.000 en klaagster sub 2 op Precision Holdings BV voor een bedrag van € 150.000. De gemachtigde van klaagsters verzocht (en voor zover rechtens vereist sommeerde) de notaris om de bedragen ten aanzien waarvan beslag werd gelegd niet door te storten aan Dromore en PI.

2.21.    Op 17 februari 2021 heeft de notaris de gelden aan Dromore en PI uitbetaald, zoals in de e-mail van 16 februari 2021 van de gemachtigde van de notaris omschreven.

2.22.    Het verlof tot het leggen van conservatoir beslag door klaagsters werd op 26 februari 2021 verleend. Op 1 maart 2021 heeft klaagster sub 1 ten laste van Dromore en klaagster sub 2 ten laste van PI conservatoir beslag gelegd onder de notaris.

2.23.    Op 18 maart 2021 heeft de notaris de verklaringen derdenbeslag (het formulier als bedoeld in artikel 475 lid 2 Rv) afgelegd.

2.24.    Bij brief van 22 maart 2021 heeft de gemachtigde van klaagsters de notaris aansprakelijk gesteld voor de door klaagsters beweerde schade.

2.25.    Bij brief van 30 maart 2021 heeft de gemachtigde van de notaris namens de notaris de aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.         De klacht

3.1.      De notaris heeft zijn zorgplicht geschonden omdat hij, terwijl hij - kort gezegd - op de hoogte was van het indienen van het beslagrekest door klaagsters en de op korte termijn te verwachte verloven tot conservatoir derdenbeslag de volledig onder hem gehouden gelden heeft overgemaakt aan Dromore en PI, zonder de bedragen van de genoemde vorderingen achter te houden totdat meer duidelijkheid was verkregen. Bovendien heeft de notaris op geen enkel moment contact gezocht met klaagsters of hun advocaat, terwijl hij partijen goed kende en wist van de betrokkenheid van partijen bij de zaak.

3.2.      De notaris heeft gezwegen waar hij moest praten: ten eerste heeft hij niet geantwoord op het verzoek de gelden onder zich te houden en ten tweede heeft hij op het moment van beslaglegging niet direct laten weten dat de gelden al waren uitbetaald. Daardoor hebben klaagsters niet alleen de gelden niet veilig kunnen stellen, maar hebben zij hoge kosten moeten maken voor betekening, overbetekening en dagvaarding binnen 14 dagen in het buitenland.

3.3.      Doordat de notaris zijn zorgplicht heeft geschonden zijn klaagsters benadeeld in hun vordering nu de gelden die door de notaris zijn uitgekeerd naar het buitenland zijn overgemaakt. Klaagsters stellen dat er sprake is van verduistering en dat de notaris daaraan heeft meegewerkt, wetende dat Dromore en PI geen bankrekening hebben in Nederland. Een redelijk handelend notaris zou navraag hebben gedaan en geen gevolg hebben gegeven aan de kennelijke druk om snelle uitbetaling na 6 jaar depot, waarvan hij wist dat de gevraagde snelheid te maken had met de benadeling van klagers, aan hem bekende partijen.

4.         Het verweer

De notaris heeft verweer gevoerd. Zijn standpunten worden - voor zover van belang - in de beoordeling besproken.

5.         De beoordeling

5.1.      De kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging oplevert in de zin van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen voor wie zij optreden en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

Eerste klachtonderdeel

5.2.      De notaris was naar zijn zeggen onbekend met de rechtsbetrekking en/of de inhoudelijke geschillen tussen Dromore en PI enerzijds, en derden zoals klaagsters anderzijds. De notaris heeft de procedures die in al die jaren zijn gevoerd niet inhoudelijk gevolgd.  

5.3.      Er was sprake van een depotovereenkomst tussen de notaris, Dromore en PI. In dat kader hield de notaris gelden onder zich en verkregen Dromore en PI een voorwaardelijke vordering op de notaris. In de akte was bepaald dat Dromore en PI een onvoorwaardelijke vordering uit het depot kregen na een schriftelijke opdracht van hen aan de notaris. In dat geval was de notaris verplicht tot uitkering.

5.4.      In december 2020 hebben Dromore en PI de notaris opdracht gegeven tot uitkering van het volledige depot. Eerst diende er duidelijkheid te zijn over de opheffing van eerder onder de notaris gelegde beslagen en heeft het vervolgens enige tijd geduurd voordat Dromore en PI en Ayholland (de overgebleven beslaglegger) overeenstemming hadden bereikt over uitbetaling van de gelden uit het depot.

5.5.      Klaagsters zijn geen partij en ook niet anderszins betrokken bij de afhandeling van het depot. Op grond van zijn geheimhoudingsplicht stond het de notaris daarom niet vrij om aan klaagsters daarover mededelingen te doen.

5.6.      Op 15 februari 2021 lag er een schriftelijke opdracht van Dromore en PI aan de notaris tot uitkering van het depot. Na eenstemmigheid over de aanwending van de gelden uit het depot op 16 februari 2021 heeft de notaris de gelden op 17 februari 2021 uitgekeerd en daarmee uitvoering gegeven aan de depotovereenkomst.

5.7.      Met de notaris is de kamer van oordeel dat alleen een gelegd beslag de uitbetaling op 17 februari 2021 had kunnen voorkomen; met de enkele aankondiging van klaagsters van (een verzoekschrift voor verlof tot het leggen van) een beslag op 16 februari 2021 hoefde de notaris geen rekening te houden. Bovendien zou hij in dat geval wanprestatie plegen jegens Dromore en PI.

Een (contractuele) plicht van de notaris om met de uitkering van de gelden uit het depot te wachten bestond er dan ook niet.

Klaagsters hadden geen contractuele rechten , laat staan een sterker recht dan de contractuele relatie van Dromore en PI met de notaris. Klaagsters hadden immers nog geen verlof gekregen om beslag te leggen en ook nog geen beslag gelegd onder de notaris. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Tweede klachtonderdeel

5.8.      Zoals ook hiervoor is overwogen, kon de notaris op grond van zijn geheimhoudingsplicht aan klaagsters geen mededelingen doen over de afhandeling van het depot. Dat de notaris niet heeft gereageerd op de e-mail van 16 februari 2021 is dan ook niet klachtwaardig.

5.9.      Klaagsters verwijten de notaris ook dat hij niet hij niet meteen na 17 februari 2021 aan hen heeft bericht dat de gelden waren uitbetaald, hetgeen klaagsters – kort gezegd - kosten en moeite had kunnen besparen.

5.10.    Op grond van artikel 476a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de derde-beslagene zodra twee weken zijn verstreken na het leggen van het beslag verplicht tot het doen van een verklaring van hetgeen door het beslag is getroffen, ook als hij meent dat het beslag geen doel treft.

5.11.    Op 1 maart 2021 heeft klaagster sub 1 ten laste van Dromore en klaagster sub 2 ten laste van PI conservatoir beslag gelegd onder de notaris. Op 18 maart 2021 heeft de notaris voornoemde verklaring afgelegd. Dat is tijdig en conform wettelijk voorschrift. Het had de notaris wellicht gesierd als hij klaagsters eerder had laten weten dat het beslag geen doel had getroffen, wetende dat zij kosten dienden te maken, maar het is niet klachtwaardig dat hij dat niet heeft gedaan.

Derde klachtonderdeel

5.12.    Dat de notaris zou hebben meegewerkt aan verduistering, is een zware beschuldiging die klaagsters niet hebben onderbouwd. Daarbij is volgens de wet  verduistering het opzettelijk wederrechtelijk zich toe-eigenen van een goed dat aan een ander toebehoort en dat de dader anders dan door een misdrijf onder zich heeft. Daarvan is hier geen sprake.

5.13.    Zoals hiervoor reeds overwogen, bestond voor de notaris geen verplichting jegens klaagsters om gelden onder zich te houden.

Dat de notaris te snel te werk zou zijn gegaan wordt niet ondersteund door de feiten. Immers hadden Dromore en PI in december 2020 de notaris reeds opdracht gegeven tot uitkering van het depot en is pas nadat volledige overeenstemming was bereikt met de overgebleven beslaglegger, Ayholland, en nadat de notaris op 17 februari 2021 daartoe schriftelijk opdracht had gekregen het depot uitgekeerd.

5.14.    Ook dit klachtonderdeel is dus ongegrond.

6.         Beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.V. Ulrici, voorzitter, W.A. Groen en A.J.H.M. Janssen, leden, en uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2021, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).