ECLI:NL:TNORARL:2021:50 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/379889 KL RK 20-139
ECLI: | ECLI:NL:TNORARL:2021:50 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-09-2021 |
Datum publicatie: | 26-10-2021 |
Zaaknummer(s): | C/05/379889 KL RK 20-139 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap |
Beslissingen: | Klacht gegrond met schorsing als notaris |
Inhoudsindicatie: | De kamer overweegt dat de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet de zorgvuldigheid en voortvarendheid heeft betracht die zowel de wet- en regelgeving als de maatschappij van haar eisen. Hierdoor is het vertrouwen aangetast dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen. De kamer acht aannemelijk dat de door de notaris aangedragen omstandigheden impact hebben gehad op (de kantoororganisatie van) de notaris. Dit neemt echter niet weg dat dit niet ten koste mag gaan van de cliënten en de dienstverlening van het kantoor. Bovendien was reeds in 2018 sprake van de door de notaris aangedragen omstandigheden die voor vertraging in de afwikkeling zorgden. Toch duurde het nog tot september 2020 voordat de notaris wezenlijke veranderingen in haar kantoororganisatie doorvoerde.Daar komt nog bij dat uit het dossierverloop en de proceshouding van de notaris het de kamer niet is gebleken dat de notaris voldoende zelfinzicht heeft en de klachtwaardigheid van haar (gebrek aan) handelen inziet. De notaris heeft weliswaar zowel aan klagers als aan de kamer meerdere malen haar excuses aangeboden, maar heeft hierbij onvoldoende blijk gegeven van verantwoordelijkheidsgevoel. Er volgden na de excuses immers geen verbeteringen in het handelen van de notaris. De notaris heeft meerdere malen de kans gekregen om de door haar gemaakte fouten te herstellen, maar de notaris heeft deze kansen onvoldoende aangegrepen.De kamer verklaart de klacht gegrond en legt de notaris de maatregel van schorsing in het ambt voor de duur van twaalf weken op. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN
Kenmerk: C/05/379889 / KL RK 20-139
beslissing van de kamer voor het notariaat
op de klacht van
1. [ klaagster sub 1 ],
wonende te [ woonplaats klaagster sub 1 ],
2. [ klager sub 2 ],
wonende te [ woonplaats klager sub 2 ],
3. [ klaagster sub 3 ],
wonende te [ woonplaats klaagster sub 3 ],
4. [ klager sub 4 ],
wonende te [ woonplaats klager sub 4 ],
5. [ klager sub 5 ],
wonende te [ woonplaats klager sub 5 ],
klagers,
gemachtigde namens klagers sub 2 t/m 5: klager sub 1,
tegen
[ naam notaris ],
notaris te [ vestigingsplaats notaris ].
Partijen worden hierna respectievelijk klagers en de notaris genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
de klacht, met bijlagen, van 19 november 2020;
het verweer van de notaris van 12 februari 2021.
1.2. Op grond van artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) heeft de voorzitter partijen opgeroepen voor een gesprek op 28 april 2021 om een schikking te beproeven. Naar aanleiding van dat gesprek hebben klagers de kamer bericht de klacht te willen voortzetten.
1.3. De klachtzaak is ter zitting van 9 juli 2021 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster sub 1 en klaagster sub 3 enerzijds en de notaris anderzijds.
2. De feiten
2.1. Klaagster sub 1 was gehuwd met de heer [ naam erflater ] (hierna: erflater). Uit dat huwelijk zijn vier kinderen geboren: klagers sub 2 tot en met 5.
2.2. Het huwelijk tussen klaagster sub 1 en erflater is ontbonden door echtscheiding.
2.3. Erflater is onverwachts overleden op 25 maart 2015.
2.4. Ten tijde van het overlijden van erflater was de huwelijksgemeenschap nog niet verdeeld.
2.5. Op grond van het wettelijk erfrecht zijn de vier kinderen de erfgenamen van erflater.
De erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
2.6. De erfgenamen hebben de heer [ B ] en de notaris zowel samen als ieder afzonderlijk gemachtigd om de nalatenschap af te wikkelen.
2.7. In eerste instantie heeft de heer [ B ] de feitelijke werkzaamheden verricht. Na ongeveer één à anderhalf jaar heeft de heer [ B ] zijn taak neergelegd, waardoor de notaris de enige gevolmachtigde voor de boedelafwikkeling werd.
2.8. Eind 2018 hebben klagers zich gewend tot de Geschillencommissie notariaat. Op verzoek van de notaris zijn klagers en de notaris toen nogmaals met elkaar in gesprek gegaan.
2.9. Thans is de nalatenschap van erflater nog niet volledig afgewikkeld.
3. De klacht en het verweer
3.1. Klagers verwijten de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. De afwikkeling duurt onnodig lang en de notaris heeft klagers vanaf het begin onvoldoende en onjuist geïnformeerd, waarbij de notaris haar toezeggingen en beloftes telkens niet nakomt. Ook is (het kantoor van) de notaris zeer slecht bereikbaar en reageert zij niet of pas laat op e-mails. Bovendien heeft de notaris meerdere fouten gemaakt bij de afwikkeling. Hierdoor is het vertrouwen in de notaris beschaamd.
3.2. De notaris heeft de verwijten grotendeels erkend en deels betwist. Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen. De tuchtrechter toetst of het handelen en/of nalaten van een notaris in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen.
4.2. Klagers voeren aan dat de notaris bij aanvang van de afwikkeling van de nalatenschap inschatte dat de afwikkeling één à anderhalf jaar zou duren. Klagers hadden hiervoor begrip omdat de boedelafwikkeling tussen klaagster sub 1 en erflater nog niet afgerond was en dit een complicerende factor vormde. Klagers hebben echter geen begrip voor het feit dat de afwikkeling inmiddels ruim zes jaar duurt. In die periode heeft de notaris vele malen toezeggingen gedaan om tot een definitieve afwikkeling te komen, maar de notaris is deze toezeggingen niet nagekomen.
Ook heeft de notaris fouten gemaakt bij de afwikkeling. Ter onderbouwing hebben klagers enkele voorbeelden aangedragen. Zo had erflater een lijfrentepolis bij Aegon en volgens klagers zou de notaris deze oversluiten. Twee jaar later ontvingen klagers ineens een e-mail dat dit binnen twee weken geregeld moest worden, omdat er anders problemen zouden ontstaan met de fiscus. Dit gaf bij klagers een hoop stress.
Verder zou de notaris de benodigde papieren voor de verkoop van het tot de boedel behorende Ford Transitbusje regelen. Omdat dit twee jaar heeft geduurd, heeft dit naast de extra kosten ook voor een lagere verkoopopbrengst gezorgd.
Voorts heeft de notaris meerdere malen fouten gemaakt in de cijfermatige uitwerkingen van de verdeling tussen de erfgenamen, de aangiftes bij de belastingdienst en de toegezegde financiële compensatie voor de gemaakte fouten.
4.3. De kamer overweegt dat ten aanzien van de lijfrentepolis bij Aegon de notaris onbetwist heeft aangevoerd dat zij na het overlijden van erflater aan de erfgenamen heeft gemeld dat zij de lijfrentepolis bij Aegon zelf moesten oversluiten. Dat dit uiteindelijk op het laatste moment is gebeurd waardoor dit voor stress heeft gezorgd, kan de notaris daarom tuchtrechtelijk niet worden verweten. Voor het overige worden de door klagers gemaakte verwijten door de notaris erkend. De kamer verklaart de klacht daarom, met uitzondering voor zover die betrekking heeft op het handelen van de notaris inzake de lijfrentepolis, gegrond.
Maatregel
4.4. Op de gegrondverklaring van een klacht pas in beginsel een tuchtrechtelijke reactie.
4.5. Uit het dossier blijkt dat de notaris te maken heeft gehad met een hoge werkdruk, die mede werd veroorzaakt door het (onverwachte) vertrek van een kandidaat-notaris. Ook speelden er privéomstandigheden mee. Om klagers tegemoet te komen heeft de notaris diverse kosten gecompenseerd. Ook verricht de notaris vanaf enig moment haar werkzaamheden met betrekking tot de afwikkeling kosteloos voor klagers.
4.6. De kamer overweegt dat de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet de zorgvuldigheid en voortvarendheid heeft betracht die zowel de wet- en regelgeving als de maatschappij van haar eisen. Hierdoor is het vertrouwen aangetast dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen. De kamer acht aannemelijk dat de door de notaris aangedragen omstandigheden impact hebben gehad op (de kantoororganisatie van) de notaris. Dit neemt echter niet weg dat dit niet ten koste mag gaan van de cliënten en de dienstverlening van het kantoor. Bovendien was reeds in 2018 sprake van de door de notaris aangedragen omstandigheden die voor vertraging in de afwikkeling zorgden. Toch duurde het nog tot september 2020 voordat de notaris wezenlijke veranderingen in haar kantoororganisatie doorvoerde.
4.7. Daar komt nog bij dat uit het dossierverloop en de proceshouding van de notaris het de kamer niet is gebleken dat de notaris voldoende zelfinzicht heeft en de klachtwaardigheid van haar (gebrek aan) handelen inziet. De notaris heeft weliswaar zowel aan klagers als aan de kamer meerdere malen haar excuses aangeboden, maar heeft hierbij onvoldoende blijk gegeven van verantwoordelijkheidsgevoel. Er volgden na de excuses immers geen verbeteringen in het handelen van de notaris. De notaris heeft meerdere malen de kans gekregen om de door haar gemaakte fouten te herstellen, maar de notaris heeft deze kansen onvoldoende aangegrepen.
4.8. Naar aanleiding van de door klagers ingediende klacht bij de Geschillencommissie Notariaat mailde de notaris aan klagers op de dag van de mondelinge behandeling dat zij helaas niet aanwezig kon zijn. Zij verzocht klagers om een kans om de klacht alsnog onderling op te lossen. De notaris erkende tegenover klagers dat de afwikkeling van de nalatenschap tot dan toe niet juist was verlopen. De notaris toonde berouw en deed enkele toezeggingen om de nalatenschap alsnog spoedig te kunnen afwikkelen. De afronding van de nalatenschap bestond op dat moment nog uit het doen van twee aangiftes inkomstenbelasting en de aangifte erfbelasting. Ondanks de door de notaris gedane beloftes, kwam zij – zonder aanwijsbare externe oorzaak - haar toezeggingen keer op keer niet na, waardoor klagers uiteindelijk genoodzaakt waren onderhavige klacht in te dienen.
4.9. De afwikkeling van de nalatenschap stokt thans nog steeds op de aangiften inkomstenbelasting 2014 en 2015. Uit het in april 2021, in het bijzijn van een van de plaatsvervangende voorzitters van de kamer, tussen partijen gevoerde gesprek kwamen concrete opties naar voren om tot een definitieve afwikkeling te komen. Desondanks ondernam de notaris in de maanden tussen het voorzittersgesprek en de mondelinge behandeling van deze klacht hierop geen actie. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat zij nog gegevens van klaagster sub 1 nodig heeft, alvorens zij de aangiftes kan doen. In plaats van deze gegevens bij klaagster sub 1 op te vragen, koos de notaris ervoor om in de aanloop naar de mondelinge behandeling een afwachtende houding aan te nemen. Zij heeft klagers hier echter niet over geïnformeerd, zodat klagers in de maanden tussen het voorzittersgesprek en de zitting wederom in onwetendheid verkeerden en de afwikkeling onnodig stil lag. Ter zitting heeft de notaris erkend dat het beter was geweest klagers wel te informeren. De kamer vindt dit afwachten en stilzwijgen gevolgd door excuses tekenend voor het gedrag van de notaris in de afwikkeling van deze nalatenschap.
4.10. Gelet op voorgaande is het vertrouwen in de notaris ernstig beschadigd. Daarom acht de kamer het passend en geboden om de notaris de maatregel van schorsing in het ambt voor de duur van twaalf weken op te leggen.
Terugbetaling griffierecht
4.11. Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klagers betaalde griffierecht van € 50 aan hen te vergoeden.
Kostenveroordeling
4.12. De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub a Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50.
De notaris dient deze kosten en het griffierecht genoemd in 4.11 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klagers te vergoeden. Klagers dienen daarvoor tijdig hun rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.
4.13. Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.
4.14. Gelet op voorgaande wordt als volgt beslist.
5. De beslissing
De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:
verklaart de klacht gegrond;
legt aan de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twaalf weken op;
veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klagers op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.12 bepaald;
veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klagers, vastgesteld op een bedrag van € 50, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.12 bepaald;
veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.13 bepaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.J.M. Hendriks, voorzitter, mr. M.R.H. Goossens en mr. A.J.H.M. Janssen, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 15 september 2021.
De secretaris De voorzitter
Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.