Zoekresultaten 8961-8980 van de 44655 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:189 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-152/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:183 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-114/DH/DH

    Verweerster is tekortgeschoten in het adequaat communiceren met en informeren en adviseren van klaagster, haar cliënt. De verweten gedragingen raken aan de kernwaarde kwaliteit. Ook in eerdere klachtzaken tegen verweerster, die twee keer tot een berisping hebben geleid, was de adequate zaaksbehandeling en daarmee de kernwaarde kwaliteit in het geding. De raad ziet in dit alles grond om een verweerster de maatregel van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken op te leggen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:196 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-689/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Verweerster heeft aangifte gedaan tegen klager. Dat sprake is van een valse aangifte of dat klager van de aangifte is vrijgesproken, is niet aangetoond. Zelfs als klager is vrijgesproken, wil dat niet zeggen dat door verweerster een valse aangifte is gedaan.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:177 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-162/DH/DH

    Raadsbeslissing. Verweerder is in vele opzichten tekortgeschoten in een zorgvuldige belangenbehartiging van klagers. Kernwaarden deskundigheid en integriteit ernstig geschonden. Wat de raad zorgen baart, is verweerders gebrek aan inzicht in de laakbaarheid van zijn handelwijze: hij acht zich daarvoor niet verantwoordelijk. Ondanks dat verweerder reeds van het tableau is geschrapt, acht de raad een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor een aanzienlijke duur op zijn plaats. Schorsing van 52 weken, waarvan 26 weken voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:190 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-217/DH/DH

    Deels gegrond verzet. Ten aanzien van klachtonderdeel a is door de voorzitter een onjuiste maatstaf gehanteerd. Klachtonderdeel alsnog gegrond: verweerder heeft klaagster onder druk gezet een factuur te betalen, terwijl daarvoor onvoldoende aanleiding was en de betalingstermijn nog niet was verstreken. De raad ziet af van het opleggen van een maatregel, nu klaagster naar aanleiding van de kwestie een forse korting op de factuur heeft gekregen, verweerder zijn werkzaamheden nooit heeft opgeschorst en klaagster bijna drie jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht. Verzet ten aanzien van klachtonderdeel b ongegrond. Verzet ten aanzien van klachtonderdeel c gegrond: klaagster heeft nooit bedoeld over dit onderdeel te klagen. De raad vernietigt daarom het deel van de voorzittersbeslissing dat ziet op dat klachtonderdeel.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:184 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-534/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klachten tegen de advocaat van de wederpartij in een complex zakelijk geschil met civiele en strafrechtelijke aspecten gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:178 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-254/DH/DH

    Raadsbeslissing. Verweerder is in vele opzichten tekortgeschoten in een zorgvuldige belangenbehartiging van klager. Kernwaarden deskundigheid en integriteit ernstig geschonden. Wat de raad zorgen baart, is verweerders gebrek aan inzicht in de laakbaarheid van zijn handelwijze: hij acht zich daarvoor niet verantwoordelijk. Ondanks dat verweerder reeds van het tableau is geschrapt, acht de raad een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor een aanzienlijke duur op zijn plaats. Schorsing van 52 weken, waarvan 26 weken voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:177 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.090

    Klacht tegen klinisch psycholoog/psychotherapeut. Klager heeft sinds 2007 te maken gehad met diverse hulpverlenende instanties, waaronder de GGZ. De beklaagde werkt in het jongvolwassenenteam van een GGZ en heeft gedurende ongeveer drie jaren regelmatig gesprekken met klager gevoerd. Klager verwijt beklaagde een onjuiste behandeling van zijn klachten, namelijk symptoombestrijding in plaats van behandeling van de onderliggende problemen. Klager heeft daarbij aangevoerd dat in de periode nadat hij via een woonbegeleidingsproject een woning toegewezen had gekregen, beklaagde veelvuldig bij hem langs kwam. Dit was volgens klager vooral in het kader van het eigen onderzoek van beklaagde naar autisme en niet in het belang van klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager tegen deze beslissing verworpen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:203 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-570

    Voorzittersbeslissing. Uit de overgelegde stukken, waaronder de twee tussen de cliënte van verweerder en klagers gewezen vonnissen, is de voorzitter gebleken dat verweerder bevoegd was om zijn (hoogbejaarde) cliënte via de tussenpersoon bij te staan in het lopende geschil van zijn cliënte met klagers. Voor zover al sprake is geweest van een vervalste Power of Attorney op basis waarvan verweerder onbevoegd in rechte namens zijn cliënte zou zijn opgetreden, dan had het op de weg van die cliënte, dan wel de deken, gelegen om daarover op basis van de artikelen 46 Advocatenwet en 7.1 e.v. Voda te klagen; dat is niet aan klagers. Als partijdige belangenbehartiger van zijn cliënte mocht verweerder dan ook in haar opdracht klagers in een civiele procedure betrekken, zoals hij dat heeft gedaan. Dat verweerder daarbij de grenzen van de hem toekomende vrijheid jegens klagers heeft overschreden, is de voorzitter niet gebleken. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:171 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.012

    Klacht tegen neuroloog. Klager is door zijn huisarts verwezen naar de afdeling neurologie van het opleidingsziekenhuis waar de neuroloog werkzaam is. Daar is hij eerst gezien door een coassistent die klager onderzocht. Later nam de neuroloog deel aan het consult en onderzocht hij klager zelf. Klager verwijt de neuroloog dat hij geen toestemming heeft gevraagd voor de eerste afspraak met de coassistente, klagers hoofdpijnklachten niet heeft behandeld en geen goede bejegening heeft nagestreefd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:184 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.257

    Klacht van moeder van minderjarige dochter tegen kinder- en jeugdpsychiater. De klacht houdt kort gezegd in dat de psychiater medische informatie over klaagsters dochter aan derden heeft verstrekt (voordat klaagster en haar echtgenoot die informatie hadden gezien), telefonisch contact heeft gehad met derden over klaagster dochter zonder dat klaagster dit wist, verkeerde medische informatie heeft gegeven (waardoor bepaald onderzoek niet kon worden verricht en er voor klaagsters dochter een schooljaar verloren is gegaan) en (tot op heden) niet bereikbaar is. Het Regionaal tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:178 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.091

    Klacht tegen verpleegkundige. Klager heeft sinds 2007 te maken gehad met diverse hulpverlenende instanties, waaronder de GGZ. De beklaagde is als sociaal psychiatrisch verpleegkundige verbonden aan het FACT Jeugd-team. Hij is in 2014 bij klager begonnen met psycho-educatie rond autisme. Begin 2017 heeft klager een woning gekregen via een woonbegeleidingsproject van de GGZ. Daar ontstonden problemen met de buren. Klager verwijt beklaagde (1) het stellen van een verkeerde diagnose en het niet serieus nemen van klagers klachten, (2) onjuiste voorlichting tijdens het behandeltraject over het woon-hulpverleningstraject, (3) onvoldoende begeleiding tijdens het behandeltraject bij het oplossen van problemen tijdens het woon-hulpverleningstraject en (4) het geven van verkeerde informatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager tegen deze beslissing verworpen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:204 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-569

    Voorzittersbeslissing over Gedragsregel 22 lid 1 (2018). Verweerder mocht op verzoek van en namens zijn cliënt telefonisch contact opnemen met (alleen) getuige R, zoals door hem gedaan voorafgaand aan het voorlopig getuigenverhoor, ook al had de rechtbank de formele oproeping van de getuigen aan de advocaat van klager opgedragen. Dat verweerder getuige R tijdens het telefoongesprek heeft beïnvloed en/of geïntimideerd kan de voorzitter, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet vaststellen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:172 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.013

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster is diverse malen op consult geweest bij de huisarts vanwege klachten gerelateerd aan de geslachtorganen en een veranderde menstruatie. De huisarts heeft klaagster doorverwezen naar een gynaecoloog en naar een praktijkondersteuner van de GGZ en heeft overleg gehad met een medewerker van de GGD. Klaagster verwijt de huisarts dat zij niet heeft gezien en niet heeft erkend dat klaagster verminkt is, klaagster onjuiste informatie zou hebben gegeven en niets heeft willen toegeven, niet heeft gezien dat klaagster een verzakking heeft, klaagster onjuiste informatie heeft gegeven over haar gezondheidstoestand, klaagster niet heeft uitgelegd waarom haar gevoel weg is en haar menstruatie is veranderd, en dat zij de klachten van klaagster aan stress zou hebben toegeschreven. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:199 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-209 21-210

    Voorzittersbeslissing. Klacht van een stagiair-advocaat-ondernemer tegen de deken en een lid van de Raad van de Orde van Advocaten. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:179 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.092

    Klacht tegen psychiater. Klager heeft sinds 2007 te maken gehad met diverse hulpverlenende instanties, waaronder de GGZ. Beklaagde is als psychiater verbonden aan het FACT Jeugd‑team van de GGZ dat betrokken is geweest bij de begeleiding van klager. Klager verwijt beklaagde (1) het stellen van een onjuiste diagnose (paranoia) en het niet serieus nemen van zijn klachten, (2) het verkeerd voorschrijven van medicatie, (3) een onterecht verzoek tot verlenging van de rechterlijke machtiging en (4) een onjuiste behandeling van de psychiatrische klachten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager tegen deze beslissing verworpen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:205 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-568

    Voorzittersbeslissing. Verweerder mocht als partijdige belangenbehartiger de advocaat van klager aanschrijven en kort voor een zitting aanvullende producties indienen, zonder dat is gebleken dat daarmee de rechter is misleid of klager in zijn belangen is geschaad. Geen gedragsregel verplichtte verweerder om pas met de rechtbank te communiceren nadat de zaak door klager was aangebracht. Klachten kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:173 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.021

    Klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster is door haar huisarts (beklaagde in de zaak C2021.013) verwezen naar de gynaecoloog. De gynaecoloog heeft klaagster eenmalig gezien. De klacht houdt in dat de gynaecoloog niet heeft gezien en erkend dat klaagster verminkt is, niet heeft gezien dat klaagster een verzakking heeft, niet wilde toegeven dat de vaginale elastische rekbare binnenwand van klaagster weg is, met een eendenbek de verzakking heeft teruggeduwd maar nog steeds heeft ontkend dat er een verzakking is, de klachten van klaagster wijt aan stress en stelt dat klaagster alleen maar het gevoel heeft dat de dader haar gevoel op een gewelddadige manier eruit heeft gehaald, misbruik maakt van haar machtspositie en dat zij racistische oordelen heeft. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:167 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.197

    Klacht tegen arts. Klager is de zoon van patiënte, die eind 2015 in verband met een niet‑operabele ontsteking van de galblaas op de afdeling chirurgie van een ziekenhuis was opgenomen. De arts was als zaalarts betrokken bij de zorg voor patiënte. Besloten werd tot een galblaasdrainage, mits de INR-waarde (stollingswaarde van het bloed) lager was dan 1,5.Die waarde is nooit bereikt en patiënte is enkele dagen later overleden. Klager verwijt de arts: (1) het niet plaatsen van de levensnoodzakelijke galdrain; (2) het toedienen van een overdosis cofact; (3) het niet stellen van de vraag of obductie gewenst was en (4) onzorgvuldige/onjuiste verslaglegging in het dossier/systeem. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2021:180 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.177

    Klacht tegen klinisch psycholoog. Klager was op grond van een TBS-maatregel opgenomen in een forensisch psychiatrisch centrum. De klinisch psycholoog was hier enige tijd hoofdbehandelaar van klager. Klager verwijt de klinisch psycholoog dat zij (1) verkeerde diagnoses heeft gesteld, (2) klager op oneigenlijke wijze onder druk heeft gezet om medicatie te gaan gebruiken, (3) klachtwaardig heeft gehandeld bij een second opinion, (4) heeft gedreigd met een longstay-aanvraag en (5) valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen 2 en 5 (wegens ne bis in idem) en verklaart de klacht voor het overige kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.