ECLI:NL:TGZCTG:2021:178 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.091
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2021:178 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-10-2021 |
Datum publicatie: | 29-10-2021 |
Zaaknummer(s): | C2020.091 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verpleegkundige. Klager heeft sinds 2007 te maken gehad met diverse hulpverlenende instanties, waaronder de GGZ. De beklaagde is als sociaal psychiatrisch verpleegkundige verbonden aan het FACT Jeugd-team. Hij is in 2014 bij klager begonnen met psycho-educatie rond autisme. Begin 2017 heeft klager een woning gekregen via een woonbegeleidingsproject van de GGZ. Daar ontstonden problemen met de buren. Klager verwijt beklaagde (1) het stellen van een verkeerde diagnose en het niet serieus nemen van klagers klachten, (2) onjuiste voorlichting tijdens het behandeltraject over het woon-hulpverleningstraject, (3) onvoldoende begeleiding tijdens het behandeltraject bij het oplossen van problemen tijdens het woon-hulpverleningstraject en (4) het geven van verkeerde informatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager tegen deze beslissing verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2020.091 van:
A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
K., verpleegkundige, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, verbonden aan DAS Rechtsbijstand.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 19 maart 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen K. – hierna de verpleegkundige – een klacht ingediend. Bij beslissing van 5 februari 2020, onder nummer 1964c, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De verpleegkundige heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2020.090 en C2020.092 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 september 2021, waar zijn verschenen klager, in persoon, en de verpleegkundige, in persoon en bijgestaan door
mr. A.C.I.J. Hiddinga, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager, geboren in 1995, heeft sinds omstreeks 2007 psychische klachten. Sindsdien heeft hij te maken gehad met diverse hulpverlenende instanties, waaronder E.. Tijdens de eerste behandelperiode verbleef klager een tijd bij de F.-stichting in G.. Na diagnostisch onderzoek in deze periode werden een autismespectrumstoornis, aandachts- en gedragsmoeilijkheden (ODD) en hechtingsmoeilijkheden beschreven, met periodes van somberheid en suïcide-ideatie. Sinds de tweede helft 2013 is het FACT Jeugd-team van E. betrokken geweest bij de begeleiding van klager, waarbij de intensiteit van de contacten in de loop van de tijd wisselend zijn geweest. Verweerder is als sociaal psychiatrisch verpleegkundige (SPV) verbonden aan dit team en heeft in september 2013 voor het eerst met klager gesproken. In het voorjaar van 2014 is verweerder, samen met een collega, begonnen met psycho-educatie rond autisme.
In juli 2015 is klager opgenomen op de High Intensive Care Unit van E., waarna een voorlopige Rechterlijke Machtiging (RM) met voorwaarden werd afgegeven. Klager voldeed niet aan de voorwaarden en is vervolgens opgenomen op een klinische gesloten afdeling bij E.. In deze periode heeft klager de overstap gemaakt naar H., het kamertrainingsprogramma van E. en is trajectbegeleiding gestart.
In januari 2016 is verlenging van de RM gevraagd en in februari 2016 is deze afgewezen. Daarna is klager vrijwillig nog enige maanden op H. gebleven. De bemoeienis nadien van E., en verweerder in het bijzonder, bestond voornamelijk uit het realiseren van een eigen geschikte woonplek van klager. In januari 2017 heeft klager een woning verkregen via I., een woonbegeleidingsproject van onder meer E.. Daar ontstonden na korte tijd evenwel problemen met de buren, klager beklaagde zich over geluidsoverlast en slapeloosheid. Er is gezocht naar mogelijke alternatieven. Medio 2018 is met alle betrokkenen overeenstemming bereikt over verlenging van de I.-constructie met behoud van woonbegeleiding, waarbij klager een nieuwe woning kon kiezen. Klager zijn meerdere woningen aangeboden, die ook door hem bezichtigd zijn.
In november 2018 heeft klager de samenwerking met FACT beëindigd, waarmee ook I. tot een einde kwam.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerder:
- het stellen van een verkeerde diagnose (paranoia) op basis van verkeerde aannames en gebrek aan gedegen onderzoek en het niet serieus nemen van klagers klachten ondanks ruime ervaring met diens psychiatrisch verleden;
- onjuiste voorlichting tijdens het behandeltraject over het woon-hulpverleningstraject I., met nadelige gevolgen voor klager;
- onvoldoende begeleiding tijdens het behandeltraject bij het oplossen van problemen ontstaan tijdens het woon-hulpverleningstraject I., met nadelige gevolgen voor klager;
- het geven van verkeerde informatie met betrekking tot het oplossen van problemen ontstaan tijdens het woon-hulpverleningsproject I., met nadelige gevolgen voor klager.
Klager heeft ter toelichting onder meer aangevoerd dat ten onrechte de diagnose autisme is gesteld, welk etiket een negatieve impact heeft gehad op zijn zelfbeeld waardoor hij depressief is geworden.
Verweerder heeft klager eind 2016 een voorstel gedaan tot deelname aan I.. In het kader van I. was klager een rustige woning beloofd, maar hij bleek een zeer luidruchtige buurman te hebben die hem ook pestte. Door de overlast ontstond een slaaptekort, waardoor klager niet meer goed kon functioneren en zijn werk kwijt raakte. Klager heeft aangegeven dat hij last had van de extreme geluidsoverlast en het pestgedrag. Verweerder heeft klager met I. zaken voorgeschoteld die niet waargemaakt konden worden. Klager werd aangepraat dat hij ‘luidgevoelig’ en ‘paranoïde’ was, en hij moest het zelf oplossen. Klager is door verweerder verkeerd voorgelicht over de plaats waar hij zijn klachten moest indienen.
Na een jaar kon klager een andere woning krijgen, wel met de begeleiding via het I.. Omdat klager een optie kreeg op een goede woning is hij akkoord gegaan, maar toen die woning niet door ging en iets anders op een veel minder goede plek werd aangeboden, heeft klager geweigerd het nieuwe I.-contract te tekenen. Sindsdien is er ook geen hulp of behandeling meer vanuit de E.. Het gaat met klager niet slechter dan toen hij die hulp wel kreeg, dus de ontvangen hulp heeft niet bijgedragen aan klagers herstel.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder meent dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten geen sprake is. Ter toelichting heeft hij het volgende aangevoerd.
Verweerder was samen met een collega het eerste aanspreekpunt voor klager. Klager heeft zich onttrokken aan afspraken om de diagnostiek helder te krijgen. Klager stelde zich niet coöperatief op en dat maakte hem moeilijk te begeleiden. Verweerder heeft geprobeerd om collega’s van FACT-Jeugd aan klager te koppelen, maar dat lukte vaak niet of tijdelijk omdat klager dat niet wilde.
Verweerder heeft klager ondersteund bij het zoeken naar een geschikte woonplek. In eerste instantie woonde klager in een studentenkamer, maar daar had hij veel last van geluidshinder. I. is een samenwerkingsverband van woningcorporaties en zorginstellingen, waaronder E., waarbij woningen beschikbaar gesteld worden aan cliënten die tijdelijk zorg blijven behoeven maar ook zelfstandigheid aankunnen. Klager is aangemeld en heeft een intakegesprek gehad, waarbij verweerder aanwezig was. Klager heeft een woning toegewezen gekregen en het huurcontract en woonbegeleidingsplan ondertekend. Verweerder heeft klager begeleid bij de overdracht van de woning en de verhuizing. Verweerder heeft, vaak samen met klager, met meerdere betrokkenen gesproken over de door klager ondervonden problemen. Verweerder heeft bemiddeld en de ouders van klager betrokken. Er kwamen bij de woningbouw ook veel klachten over klager binnen en de woningbouw beschouwde klager als overlastgever. Om de situatie te doorbreken is klager een nieuwe woning aangeboden. Verweerder is met klager en zijn ouders gaan kijken naar alle zes woningen die klager kon bezichtigen. Klager stelde niet haalbare eisen en heeft eenzijdig de hulpverlening van FACT beëindigd. Verweerder heeft zich ingespannen om klager te helpen bij alle problemen rondom I.. Het was lastig met klager een goede samenwerking te bereiken, omdat klager de regie en de voorwaarden wilde bepalen.
5. De overwegingen van het college
De klacht van klager heeft blijkens de door klager gegeven toelichting in alle onderdelen betrekking op de begeleiding door verweerder in het kader van het I., die volgens klager onvoldoende en onjuist is geweest. Het college zal de klachtonderdelen daarom gezamenlijk behandelen.
Uit de rapportage in het dossier blijkt dat verweerder zich intensief heeft bezig gehouden met klager en veel inspanningen heeft verricht om klager te helpen aan een woning te komen en daarna om te helpen de in die woning ontstane problemen op te lossen. Dit alles, in combinatie met het feit dat verweerder al sinds 2013 behandelaar van klager was, was naar het oordeel van het college niet mogelijk geweest als verweerder klager niet serieus zou hebben genomen. Dat verweerder bij klager een diagnose zou hebben gesteld blijkt nergens uit, waarbij het bovendien niet aan verweerder maar aan de psychiater is om een diagnose te stellen.
Het college kan niet vaststellen dat verweerder over I. of over het oplossen van de problemen in en rondom de woning van klager verkeerde informatie aan klager zou hebben verstrekt. Voor het feit dat tussen klager en zijn buurman problemen ontstonden kan verweerder niet verantwoordelijk worden gehouden. Daarbij komt nog dat volgens klager de buurman overlast gaf, terwijl door anderen over overlast door klager werd geklaagd. Wel kan worden gesteld dat verweerder zich bijzonder heeft ingespannen om te proberen het woonbegeleidingsproject voor klager te laten slagen en daarvoor met vele betrokkenen, waaronder uiteraard klager zelf, uitgebreid heeft gesproken. Ook de woonbegeleiding zelf werd niet of met moeite door klager geaccepteerd, waarin verweerder veelvuldig heeft getracht te bemiddelen. Volkomen onverplicht heeft verweerder nog bereikt dat klager de mogelijkheid is geboden om naar een andere woning te verhuizen (met behoud van hulpverlening en woningbegeleiding). Dat dit uiteindelijk niet is gelukt is verweerder ook niet te verwijten. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door verweerder is het college dan ook niet gebleken.
Op grond van het voorgaande wordt de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet, althans onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege de bestreden beslissing te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren.
4.2 De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep te verwerpen en de bestreden beslissing te handhaven.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 september 2021 is dat debat voortgezet.
4.4 De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. De conclusie is dat de verpleegkundige geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.5 Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard en dat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: S.M. Evers, voorzitter; T.W.H.E. Schmitz en M.W. Zandbergen, leden-juristen en P.A.M Storck en D.E. Watson-Blommaert, leden‑beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 26 oktober 2021.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.