ECLI:NL:TGZCTG:2021:173 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021.021
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2021:173 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-10-2021 |
Datum publicatie: | 29-10-2021 |
Zaaknummer(s): | C2021.021 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster is door haar huisarts (beklaagde in de zaak C2021.013) verwezen naar de gynaecoloog. De gynaecoloog heeft klaagster eenmalig gezien. De klacht houdt in dat de gynaecoloog niet heeft gezien en erkend dat klaagster verminkt is, niet heeft gezien dat klaagster een verzakking heeft, niet wilde toegeven dat de vaginale elastische rekbare binnenwand van klaagster weg is, met een eendenbek de verzakking heeft teruggeduwd maar nog steeds heeft ontkend dat er een verzakking is, de klachten van klaagster wijt aan stress en stelt dat klaagster alleen maar het gevoel heeft dat de dader haar gevoel op een gewelddadige manier eruit heeft gehaald, misbruik maakt van haar machtspositie en dat zij racistische oordelen heeft. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2021.021 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., gynaecoloog, werkzaam te D.,
verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. drs. C. van der Kolk-Heinsbroek, advocaat te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klaagster – heeft op 29 juni 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. – hierna de gynaecoloog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 6 januari 2021, onder nummer 2020/150, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gynaecoloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2021.013 (A. /E.) en C2021.022 (A./F.) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 september 2021, waar zijn verschenen klaagster, vergezeld van haar zus, en de gynaecoloog, bijgestaan door mr. van der Kolk-Heinsbroek. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. Klaagster heeft begin 2020 een traumatische seksuele ervaring meegemaakt.
2.2. Op 19 maart 2020 is zij eenmalig door verweerster gezien, nadat zij door haar huisarts naar verweerster was doorverwezen. In de verwijsbrief van 28 februari 2020 staat als reden voor de verwijzing genoteerd:
“(…)
Reden van verwijzing, vraagstelling heeft een traumatische seksuele ervaring, begin januari 2020, sindsdien verander gevoel in vulva gebied en andere pijn tijdens de menses. Is erg ongerust over de gezondheid van haar baarmoeder.
Eerste kweken zijn niet afwijkend,
Graag uw onderzoek
(…)”.
2.3. Voorafgaand aan dit consult is bij klaagster een transvaginale echo verricht. In het verslag van deze echo staat genoteerd:
“(…)
Indicatie:
Toelichting: afwijkingen? Na negatieve sexuele ervaring
(…)
Uitvoering:
Methode echo: vaginaal
Uterus: ligging: RVG
Vorm: normaal
Metingen LxHxB mm:71X41X40
Myometrium: normaal
Endometrium aspect: normaal
Endometrium dikte in mm: 3
Beoordeling cavum uteri: normaal,
Cervix: normaal
Ovarium recht: normaal
(…)
Ovarium links: normaal
(…)
Overige bevindingen:
(…)
CONCLUSIE:
Toelichting: in overleg met mevr TVE verricht
Geen bijzonderheden
(…)”.
2.4. Vervolgens heeft verweerster een anamnese afgenomen en klaagster lichamelijk onderzocht en daarbij geen afwijkingen geconstateerd aan de uitwendige geslachtsorganen of aan de baarmoeder.
2.5. Verweerster heeft klaagster terugverwezen naar de huisarts. In de specialistenbrief aan de huisarts staat (onder andere) vermeld:
“(…)
A/Sinds januari (na seksueel misbruik buurman) buikpijn en dysmenorhoe, vagina voelde anders.
Lijkt ook of uterus laag zit, voelt dit bij douchen.
Seksueel misbruik door man waar paar keer mee gedate.
(…)
Kweken door ha: gb
Heeft wekelijks controle.
(…)
O/Vulva gb
VT: geen afwijkingen
IS: geen verzakking
TVE: normale uterus zonder afwijkingen
C/ gerustgesteld
B/ verder co via huisarts
Advies pijnstillers voor dysmenorhoe, wil dit niet.
Geeft aan ook benauwd te zijn tijdens menstruatie, neemt contact op met huisarts tijdens benauwdheid.
(…)”.
2.6. Op 26 maart 2020 heeft klaagster een klacht ingediend bij de klachtencommissie van het ziekenhuis waar verweerster werkzaam is, onder andere met het verwijt dat zij onjuist is behandeld en dat verweerster belangrijke informatie heeft achtergehouden. Op 6 juli 2020 heeft de klachtencommissie de klacht van klaagster met betrekking tot het medisch-technisch aspect ongegrond verklaard (en wat betreft de overige klachten van klaagster met betrekking tot bejegening vastgesteld dat daarvan niet is gebleken en niet door klaagster zijn onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt).
2.7. Voorts heeft klaagster het ziekenhuis waar verweerster werkzaam is, aansprakelijk gesteld, welke aansprakelijkheidsstelling door het ziekenhuis is afgewezen.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
- niet heeft gezien en erkend dat klaagster verminkt is;
- niet gezien heeft dat klaagster een verzakking heeft;
- niet wilde toegeven dat de vaginale elastische rekbare binnenwand van klaagster weg is;
- met een eendenbek de verzakking heeft teruggeduwd, maar nog steeds ontkent dat er een verzakking is;
- de klachten van klaagster wijt aan stress en stelt dat klaagster alleen maar het gevoel heeft dat de dader haar gevoel op gewelddadige manier eruit heeft gehaald;
- misbruik maakt van haar machtspositie;
- racistische oordelen heeft.
Ter onderbouwing van haar klacht stelt klaagster dat verweerster niet beseft dat wat zij zegt van groot belang is voor klaagster als patiënt en de vervolging van de daders van hetgeen haar is overkomen tot celstraf. Volgens klaagster heeft verweerster ook racistische oordelen; dat blijkt uit het niet serieus nemen van klaagster door verweerster, het niet willen luisteren door verweerster, het direct met verkeerde conclusies komen, het op een pesterige manier lachen naar klaagster, het niet tonen van medeleven of begrip en het ontkennen dat zij de verzakking van klaagster met de eendenbek omhoog heeft geduwd et cetera. Door de onjuiste behandeling van verweerster is klaagster ervan overtuigd dat zij opzettelijk belangrijke informatie heeft achtergehouden.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. De vraag die beantwoord moet worden is of verweerster ‘binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening’ is gebleven. Kort gezegd; of zij voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld.
5.2. Het college zal de klachten van klaagster gezamenlijk behandelen en is van oordeel dat de vraag of verweerster voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld positief moet worden beantwoord. Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat verweerster klaagster tijdens het consult van 19 maart 2020 adequaat en volledig, heeft onderzocht, onder andere met een inwendig onderzoek doormiddel van vaginaal toucher na een eerder verrichte transvaginale echo binnen de polikliniek Gynaecologie. Bij beide onderzoeken was (op dat moment) geen sprake van een verzakking van de baarmoeder of verminking van klaagster. Niet is gebleken dat klaagster haar klachten niet heeft kunnen presenteren of vertellen of dat verweerster de klachten van klaagster vanuit enig racistisch motief heeft gebagatelliseerd of anderszins niet serieus genomen heeft, bijvoorbeeld – zoals klaagster van mening is – haar klachten ‘slechts’ wijt aan stress en te stellen dat klaagster alleen maar het gevoel dat de dader van hetgeen klaagster is overkomen haar gevoel op een gewelddadige manier eruit heeft gehaald en de klachten van klaagster ‘slechts’ heeft geweten aan stress. Ook het terugduwen van de verzakking met een eendenbek door verweerster acht het college onaannemelijk, nu immers bij twee onderzoeken geen verzakking was geconstateerd.
5.3. Het college betreurt hetgeen klaagster is overkomen en de klachten die klaagster daarvan ondervindt. Gelet op het bovenstaande valt verweerster hier echter geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. De conclusie is dat de klachten ongegrond zijn.
5.4. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten weergegeven in overweging 2. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klaagster wil met haar beroep haar klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten beoordelen. Het beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2 De gynaecoloog heeft in beroep verweer gevoerd en heeft het Centraal Tuchtcollege verzocht om het beroep van klaagster te verwerpen en de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te bekrachtigen, al dan niet met verbetering van gronden.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
4.4 In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 september 2021 is dat debat voortgezet.
4.5 Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling debat ter terechtzitting in beroep over het handelen van de gynaecoloog tot dezelfde constateringen als het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt datgene wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen hier over. Daarmee sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de gynaecoloog met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt.
4.6 Het voorgaande betekent dat het beroep van klaagster zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter,
M.P. den Hollander en H.M. Wattendorff, leden-juristen, M.K. Dees en H. Oosterhof, leden-beroepsgenoten, en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2021.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.