Zoekresultaten 1921-1940 van de 2457 resultaten
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:117 Raad van Discipline Amsterdam 24-124/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:117
Raadsbeslissing. Klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat gegrond. Verweerder heeft met zijn handelen en nalaten niet voldaan aan de eisen van professionaliteit en zorg die van hem als advocaat verwacht mogen worden. Verweerder heeft niet gereageerd op hulpverzoeken van klager en hem gedurende een periode van acht maanden niet geïnformeerd over de voortgang in zijn zaak. De raad rekent het verweerder aan dat hij geen enkel inzicht heeft getoond in zijn verwijtbaar handelen. Een adequate toelichting van zijn kant is ter zitting uitgebleven. Gelet op alle feiten en omstandigheden acht de raad van oordeel dat de oplegging van de maatregel van een berisping passend.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:101 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-173/DB/ZWB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:101
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Vast staat dat verweerster zowel in het verzoekschrift voorlopige voorzieningen als in het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, zonder klagers toestemming en in strijd met het in de mediationovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding, uit het mediontraject afkomstige informatie heeft opgenomen. Na door klagers advocaat op het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter van haar handelen te zijn gewezen, heeft verweerster het standpunt ingenomen dat haar geen blaam trof en geweigerd om het processtuk aan te passen. Eerst nadat klager bij de deken had gerepliceerd is verweerster tot aanpassing overgegaan. Verweerster heeft hierdoor gehandeld in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt en dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. In zoverre (k.o. 1) gegrond. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. In zoverre (k.o. 2) ongegrond. Verweerster heeft zich in processtukken onnodig grievend over klager uitgelaten. Verweerster heeft twee processtukken aangevangen met de opmerking dat het huwelijk onder druk kwam te staan door klagers agressieve, dwingende en narcistische gedrag. Vervolgens heeft verweerster in bijna zeven pagina’s uitvoerig de relatie en het seksleven beschreven. De inhoud van de processtukken is daarmee in ernstige mate grievend voor klager, terwijl verweerster niet, ook niet desgevraagd ter zitting, heeft kunnen onderbouwen waarom het in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte nodig was om deze grievende uitlatingen te doen. Met de voor klager kwetsende inhoud van de processtukken was naar het oordeel van de raad geen redelijk doel gediend. Verweerster heeft aldus haar taak, om te waken voor onnodige polarisatie, verzaakt. Verweerster heeft ter zitting van de raad verklaard dat het verzoekschrift is opgesteld door een juridisch medewerker van haar kantoor en dat zij de inhoud van het verzoekschrift onvoldoende heeft gescreend. De raad overweegt dat verweerster de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de processtukken die op haar naam worden ingediend. Voor de inhoud van het verzoekschrift moet verweerster derhalve ook in tuchtrechtelijke zin volledig verantwoordelijk worden gehouden. De raad constateert voorts dat verweerster, na door klagers advocaat op de onnodig grievende inhoud van het verzoekschrift te zijn gewezen, geen enkele reflectie heeft getoond, heeft geweigerd tot aanpassing over te gaan en zelfs een verweerschrift met gelijkluidende inhoud heeft ingediend. Verweerster heeft bij brief aan de raad van 21 maart 2024 gesteld de onnodige grievende passages inmiddels te hebben verwijderd en op 2 februari 2024 een aangepast verweerschrift te hebben ingediend, maar dit blijkt geenszins uit het bij verweersters brief gevoegde verweerschrift d.d. 2 februari 2024: ook in het volgens verweerster aangepaste verweerschrift wordt uitvoerig de relatie en het seksleven beschreven. De raad concludeert hieruit dat enige zelfreflectie en de benodigde zorgvuldigheid bij verweerster ver te zoeken zijn. De raad rekent dit verweerster zwaar aan. Klachtonderdeel 3 is kortom gegrond. Op grond van de ernst en het repeterende karakter van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen acht de raad oplegging van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken passend en geboden.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:130 Raad van Discipline Amsterdam 24-075/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:130
Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:175 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-740/AL/MN
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:175
verzetschrift is buiten de wettelijke termijn van 30 dagen door klager ingediend. De raad oordeelt het verzet niet-ontvankelijk nu van een verschoonbare termijnoverschrijding niet is gebleken.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:97 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-894/DB/OB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:97
Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:124 Raad van Discipline Amsterdam 24-410/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:124
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Klager verwijt verweerder discriminerende opmerkingen naar hem te hebben gemaakt. Klager heeft tegenover de uitdrukkelijke betwisting van de verweten gedragingen door verweerder zijn klacht onvoldoende onderbouwd. Weliswaar heeft klager twee getuigenverklaringen van vrienden overgelegd die zijn verhaal bevestigen, maar de voorzitter acht deze verklaringen van onvoldoende gewicht om de klacht - waartegen ook nog eens verweer is gevoerd - op basis van uitsluitend die verklaringen gegrond te verklaren. In de overgelegde stukken zijn verder geen aanknopingspunten voor de juistheid van klagers verwijten.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:118 Raad van Discipline Amsterdam 23-825/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:118
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle klachtonderdelen ongegrond. Verweerster heeft gehandeld binnen de aan haar als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid. Zij heeft met het inbrengen van de documenten in de procedure de belangen van klaagster niet onevenredig geschaad. Het is de raad daarnaast niet gebleken dat verweerster wist, of had moeten weten, dat haar mededeling dat klaagster het medisch dossier van de kinderen weigerde te verstrekken, onjuist zou zijn.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:102 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-322/DB/ZWB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:102
Raadsbeslissing. Klacht over vermeend grensoverschrijdend gedrag mist feitelijke grondslag. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:176 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-061/AL/MN
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:176
Klager verwijt verweerder dat hij onnodig en/of onevenredig zijn belangen heeft geschaad door een massaclaim tot verdeling van zijn aandeel in een perceel grond te starten. Verweerder is pas later bij de toen al lopende kort geding betrokken geraakt en heeft bovendien een grote mate van vrijheid om procedures te voeren. Die procedure in 1e aanleg wordt door de raad niet als onnodig of kansloos procederen gezien. Dat is anders ten aanzien van de daarna door verweerder gestarte hogerberoepprocedure. Gelet op de inhoud van het kortgedingvonnis had verweerder moeten weten dat die procedure kansloos was, zoals later ook door het gerechtshof bevestigd. Ook met betrekking tot het doen van een faillissementsaanvraag van klager heeft verweerder de grenzen van het betamelijke overtreden. De raad concludeert uit de stukken en de verklaring van verweerder dat de faillissementsaanvraag een pressiemiddel was, zonder dat sprake was van een situatie van “opgehouden te betalen”, waarmee verweerder heeft geprobeerd klager te bewegen om alsnog (tegen zijn zin) zijn aandelen te verkopen. Dit handelen acht de raad ontoelaatbaar en tuchtrechtelijk verwijtbaar. In zoverre gegrond. Berisping.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:98 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-138/DB/OB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:98
Raadsbeslissing. De klacht over schending van gedragsregel 15 is ongegrond. Beide partijen, klager en de heer Van O, hadden tegen het optreden van verweerster voor zowel klager als de heer Van O kortom geen bezwaar. Mede gelet op het feit dat klager desgevraagd ter zitting van de raad heeft verklaard dat hij met verweerster geen vertrouwelijke informatie heeft uitgewisseld is de raad van oordeel dat van handelen in strijd met gedragsregel 15 geen sprake is. De klacht over schending van gedragsregel 25 is wel gegrond. Vast staat dat verweerster klager bij e-mail van 23 december 2022 heeft gevraagd of hij bereid was om de appelprocedure in te trekken. Naar verweerster wist, werd klager in die procedure bijgestaan door een advocaat, mr. O. Door klager hierover rechtstreeks en zonder tussenkomst van mr. O aan te schrijven, heeft verweerster gehandeld in strijd met gedragsregel 25. De klacht over het niet uitvoeren van de opdracht is ook gegrond. Door eerst één dag voor de roldatum aan klager kenbaar te maken dat verweerster niet (verder) voor klager zou optreden heeft zij naar het oordeel van de raad onzorgvuldig jegens klager en in strijd met het bepaalde in gedragsregel 14 lid 3 gehandeld. Dat er (nog) geen sprake was van een door klager ondertekende opdrachtbevestiging doet aan het voorgaande niet af. Verweerster kan zich evenmin met een beroep op de van haar cliënt, de heer Van O, verkregen opdracht, om (toch) niet ook voor klager op te treden, aan haar eigen verantwoordelijkheid, om haar eerdere toezegging aan klager gestand te doen, onttrekken. Voor het overige is de klacht ongegrond. Ter zake de gegrond bevonden klachtonderdelen legt de raad een waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:125 Raad van Discipline Amsterdam 24-418/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:125
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:72 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/726768 / DW RK 22/462 LV/WdJ
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:72
Klacht ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar door de titel te executeren. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder tegen het UWV heeft gelogen over de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder correspondeert voldoende professioneel met (de advocaat van) klaagster. De hoogte van de beslagvrije voet is geen kwestie die ter beoordeling staat van de kamer.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:119 Raad van Discipline Amsterdam 24-181/A/A/D
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:119
Dekenbezwaar; Uit onderzoek is gebleken dat het kantoor van verweerder en verweerder zelf (in 2020) een aantal contante betalingen heeft ontvangen van klanten waarvan twee betalingen het bedrag van € 5.000,- overstegen. Het dekenbezwaar houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door deze contante betalingen aan te nemen zonder dat sprake was van feiten en omstandigheden die het aannemen ervan rechtvaardigden (artikel 6.27 lid 2 Voda) en zonder overleg te plegen met de deken voorafgaand aan het aanvaarden van betalingen van € 5000, - of meer (artikel 6.27 lid 3 Voda). De raad heeft gelet op het bepaalde in 6.27 Voda een aantal uitgangspunten geformuleerd. Ten eerste: voor de interpretatie dat de overlegplicht pas zou gelden bij het ontvangen van een bedrag van meer dan € 5.000,- is geen ruimte. Uit de formulering van de bepaling blijkt zonder meer dat het gaat om bedragen vanaf ‘€ 5000,- of meer’. Eventuele twijfel hierover heeft de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch bovendien reeds bij beslissing van 20 november 2017 (ECLI:NL:TADRSHE:2017:196) weggenomen. Ten tweede: artikel 6.27 lid 2 Voda biedt aan de advocaat een zekere mate van vrijheid om te beoordelen of er feiten of omstandigheden zijn die het aanvaarden van contante betalingen rechtvaardigen. Vanwege die vrijheid is het van belang dat een advocaat zorgdraagt voor een goede vastlegging van (de resultaten van) zijn onderzoek naar die feiten en omstandigheden. Uit die vastlegging moet blijken dat een advocaat zelf onderzoek heeft gedaan naar de (on)mogelijkheid van zijn cliënt om hem giraal te betalen en dat de advocaat niet enkel is afgegaan op de mededeling van zijn cliënt dat giraal betalen niet mogelijk is. Bij twijfel of de feiten en omstandigheden een contante betaling rechtvaardigen, verdient het ook bij contante betalingen van minder dan € 5.000,- aanbeveling dat de advocaat vooraf overleg voert met de deken. Ten derde: voor de inhoudelijke invulling van de norm of feiten en omstandigheden het aanvaarden van een contante betaling rechtvaardigen, geldt dat sprake moet zijn van een feitelijke belemmering om de betaling giraal te doen. De angst van een cliënt om sporen achter te laten door een girale betaling kan bijvoorbeeld niet gelden als een legitieme reden. Gelet op deze uitgangspunten is het dekenbezwaar (gedeeltelijk) gegrond verklaard. De raad heeft echter afgezien van oplegging van een maatregel. Verweerders handelen in strijd met de bepalingen van de Voda heeft plaatsgevonden in een periode waarin binnen de strafrechtadvocatuur nog veel onduidelijkheid bestond over de betekenis van artikel 6.27 Voda en de feiten en omstandigheden die het aanvaarden van een contante betaling door een cliënt zouden kunnen rechtvaardigen. Onder de strafrechtadvocaten heerste destijds nog een cultuur waarbij contante betalingen van bedragen van € 5.000,- of minder onvoorwaardelijk werden geaccepteerd. Verder geldt dat verweerder uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij inmiddels geen contante betalingen meer accepteert. Bovendien heeft de deken verklaard dat geen twijfel bestaat over de (financiële) integriteit van verweerder. Tot slot is het tijdsverloop vanaf de start van het onderzoek van de deken naar de contante betalingen aan het kantoor van verweerder (medio 2021) tot de daadwerkelijke indiening van het dekenbezwaar (begin 2024) erg lang geweest en daarmee zeer belastend voor verweerder.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:103 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-220/DB/OB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:103
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 25 door klaagster zowel telefonisch als schriftelijk rechtstreeks te benaderen terwijl hij wist dat zij werd bijgestaan door een advocaat. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:177 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-157/AL/MN
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:177
Klager verwijt verweerder dat hij 2 essentiële brieven van de gemeente aan hem niet in de procedure heeft gebracht waardoor hij die zaak heeft verloren. Een brief is door de wederpartij in het geding gebracht, zodat de rechter daarmee bekend was. Alhoewel verweerder er beter aan had gedaan om de strategisch gemaakte proceskeuze om de twee voor klager nadelige brieven niet in het geding te brengen schriftelijk aan klager te bevestigen, kan de raad niet vaststellen of bedoelde brieven essentiële bewijsstukken voor klager in de kortgedingprocedure waren. Of dat zo is, is een oordeel dat is voorbehouden aan de civiele rechter. Uit het overgelegde vonnis in kort geding is de raad niet gebleken dat de vordering van klager is afgewezen door het niet overleggen van de tweede brief. Daaruit volgt dat de kern van de afwijzende beslissing is dat klager tijdens de eerdere procedure en daarna zelf heeft doorgebouwd in strijd met de hem verleende omgevingsvergunning. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:99 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-109/DB/ZWB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:99
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 25. Vast staat dat verweerster op 27 oktober 2023 rechtstreeks aan mevrouw J, die door klager werd bijgestaan, een sommatiebrief heeft gestuurd, zonder daarvan gelijktijdig een afschrift aan klager te sturen. Dat op vrijdag 27 oktober 2023 is verzuimd om een afschrift van verweersters brief aan klager toe te sturen, berustte op een vergissing, aldus verweerster. De raad overweegt dat het verzuim om van de brief van 27 oktober 2023 een afschrift aan klager toe te sturen heeft plaatsgevonden onder verweersters verantwoordelijkheid, die daarvoor ook in tuchtrechtelijke zin verantwoordelijk moet worden gehouden. Dat dit verzuim berustte op een vergissing ontneemt aan het verzuim niet de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Gegrond. De raad komt het verweer, dat het verzuim om een afschrift aan klager toe te sturen, berustte op een vergissing, aannemelijk voor. Verweerster heeft bij brief van 6 november 2023 aan klager haar verontschuldigingen aangeboden. Verweerster is niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld. De raad ziet op grond van deze omstandigheden af van het opleggen van een maatregel.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:126 Raad van Discipline Amsterdam 23-905/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:126
Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft in meerdere processtukken de gedragsregels 7 en 8 geschonden en de belangen van klager met zijn handelen onnodig en onevenredig geschaad. De raad acht alles overziend een maatregel van een berisping op zijn plaats.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:73 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/738497 / DW RK 23/299 LV/WdJ
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:73
Klacht deels gegrond, maatregel van waarschuwing opgelegd. Verzoek tot uitstel van betaling kan niet worden vastgesteld. Niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Dat kosten zijn opgelopen kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Betalingsregeling had naast het gelegde beslag niet mogen worden hervat, tenzij het loonbeslag zou worden opgeheven.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:120 Raad van Discipline Amsterdam 24-182/A/A/D
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:120
Dekenbezwaar; Uit onderzoek is gebleken dat verweerder (in 2017) contante betalingen heeft ontvangen van klanten waarvan een deel € 5.000,- of meer was. Het dekenbezwaar houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door deze contante betalingen aan te nemen zonder dat sprake was van feiten en omstandigheden die het aannemen ervan rechtvaardigden (artikel 6.27 lid 2 Voda) en zonder overleg te plegen met de deken voorafgaand aan het aanvaarden van betalingen van € 5000, - of meer (artikel 6.27 lid 3 Voda). De raad heeft gelet op het bepaalde in 6.27 Voda een aantal uitgangspunten geformuleerd. Ten eerste: voor de interpretatie dat de overlegplicht pas zou gelden bij het ontvangen van een bedrag van meer dan € 5.000,- is geen ruimte. Uit de formulering van de bepaling blijkt zonder meer dat het gaat om bedragen vanaf ‘€ 5000,- of meer’. Eventuele twijfel hierover heeft de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch bovendien reeds bij beslissing van 20 november 2017 (ECLI:NL:TADRSHE:2017:196) weggenomen. Ten tweede: artikel 6.27 lid 2 Voda biedt aan de advocaat een zekere mate van vrijheid om te beoordelen of er feiten of omstandigheden zijn die het aanvaarden van contante betalingen rechtvaardigen. Vanwege die vrijheid is het van belang dat een advocaat zorgdraagt voor een goede vastlegging van (de resultaten van) zijn onderzoek naar die feiten en omstandigheden. Uit die vastlegging moet blijken dat een advocaat zelf onderzoek heeft gedaan naar de (on)mogelijkheid van zijn cliënt om hem giraal te betalen en dat hij niet enkel is afgegaan op de mededeling van zijn cliënt dat giraal betalen niet mogelijk is. Bij twijfel of de feiten en omstandigheden een contante betaling rechtvaardigen, verdient het ook bij contante betalingen van minder dan € 5.000,- aanbeveling dat de advocaat vooraf overleg voert met de deken. Ten derde: voor de inhoudelijke invulling van de norm of feiten en omstandigheden het aanvaarden van een contante betaling rechtvaardigen, geldt dat sprake moet zijn van een feitelijke belemmering om de betaling giraal te doen. De angst van een cliënt om sporen achter te laten door een girale betaling kan bijvoorbeeld niet gelden als een legitieme reden om een contante betaling te aanvaarden. Gelet op deze uitgangspunten is het dekenbezwaar (gedeeltelijk) gegrond verklaard. De raad heeft echter afgezien van oplegging van een maatregel. Verweerders handelen in strijd met de bepalingen van de Voda heeft plaatsgevonden in een periode waarin binnen de strafrechtadvocatuur nog veel onduidelijkheid bestond over de betekenis van artikel 6.27 Voda en de feiten en omstandigheden die het aanvaarden van een contante betaling door een cliënt zouden kunnen rechtvaardigen. Onder de strafrechtadvocaten heerste destijds nog een cultuur waarbij contante betalingen van bedragen van € 5.000,- of minder onvoorwaardelijk werden geaccepteerd. Verder geldt dat verweerder uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij inmiddels geen contante betalingen meer accepteert. Bovendien heeft de deken verklaard dat geen twijfel bestaat over de (financiële) integriteit van verweerder. Tot slot is het tijdsverloop vanaf de start van het onderzoek van de deken naar de contante betalingen aan het kantoor van verweerder (medio 2021) tot de daadwerkelijke indiening van het dekenbezwaar (begin 2024) erg lang geweest en daarmee zeer belastend voor verweerder.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:114 Raad van Discipline Amsterdam 24-381/A/NH
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:114
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak. Niet gebleken is dat verweerster bewust onjuiste informatie heeft gegeven aan de rechtbank. zij mocht afgaan op de informatie die haar cliënt haar had verstrekt. Niet gebleken is van een uitzonderingssituatie waarbij verweerster gehouden was deze informatie nader te onderzoeken. Evenmin is komen vast te staan dat verweerster over klaagster (ook advocaat) een signaal bij de deken heeft gegeven. Los daarvan geldt dat het afgeven van een signaal over het algemeen niet gezien wordt als tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.