ECLI:NL:TGZRZWO:2024:114 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7124

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:114
Datum uitspraak: 08-10-2024
Datum publicatie: 17-10-2024
Zaaknummer(s): Z2024/7124
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Het betreft een klacht tegen een psychiater in haar hoedanigheid van geneesheer-directeur. Voor de voorbereiding van een zorgmachtiging voor klager is verweerster door de officier van justitie aangewezen als geneesheer-directeur om de taken uit te voeren zoals omschreven in hoofdstuk 5 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De klacht heeft betrekking op de brief van verweerster waarin zij de officier van justitie schriftelijk heeft geïnformeerd over haar bevindingen. De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE

Voorzittersbeslissingvan 8 oktober 2024 op de klacht van:

A,

verblijvende te B,

klager,

tegen

C,

psychiater,

(destijds) werkzaam in D,

verweerster.

1. De zaak in het kort

1.1 Voor de voorbereiding van een zorgmachtiging voor klager is verweerster op 3 mei 2021 door de officier van justitie aangewezen als geneesheer-directeur om de taken uit te voeren zoals omschreven in hoofdstuk 5 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. In dit kader heeft verweerster de officier van justitie bij brief van 10 juni 2021 geïnformeerd over haar bevindingen. De klacht heeft betrekking op deze brief.

1.2 De voorzitter komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht de voorzitter toe hoe tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 De voorzitter heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 18 april 2024;
  • de brief van de secretaris aan klager van 31 mei 2024;
  • het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 17 juni 2024;
  • de brief van de secretaris aan klager van 24 juni 2024;
  • het aanvullende klaagschrift met bijlagen van 5 juli 2024;
  • het verweerschrift, ontvangen op 27 augustus 2024.

3. De klacht en de reactie van verweerster

3.1 Klager verwijt de psychiater dat zij:

  1. zijn plan van aanpak c.q. ondernemingsplan van 12 mei 2021 niet in behandeling

heeft genomen;

  1. haar eigen belangen en positie ver boven die van klager heeft gesteld.

3.2 Verweerster heeft verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

3.3 De voorzitter gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

4. De overwegingen

Klachtonderdeel a) niet in behandeling nemen ondernemingsplan/plan van aanpak

4.1 Verweerster betwist dat zij van klager een eigen plan van aanpak heeft ontvangen. Uit de stukken blijkt dat klager bij brief van 4 mei 2021 in de gelegenheid is gesteld om een eigen plan van aanpak op te stellen, alsmede dat hij dat binnen 3 dagen na ontvangst van die brief schriftelijk aan verweerster moet laten weten. Uit de stukken blijkt niet dat klager hierop heeft gereageerd. In de brief van 10 juni 2021 van verweerster aan de officier van justitie staat vermeld dat klager geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid een eigen plan van aanpak te maken. In het kader van de voorbereiding van een zorgmachtiging heeft de psychiater op 27 mei 2021 met klager een gesprek gehad. Uit de door de psychiater opgestelde ‘Medische verklaring t.b.v. de voorbereiding van een Zorgmachtiging’ blijkt ook niet dat door klager een eigen plan van aanpak zou zijn ingediend. Onder het kopje ‘Anamnese’ wordt geen melding gemaakt van een door klager zelf opgemaakt plan van aanpak. Daaruit blijkt evenmin dat klager hierover zelf iets naar voren heeft gebracht. Gelet op vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat klager een eigen plan van aanpak heeft ingediend bij verweerster. Dat betekent dat de voorzitter ook niet kan vaststellen dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Om die reden is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b) haar eigen belangen en positie boven die van klager stellen

4.2 Dit klachtonderdeel mist feitelijke grondslag. Klager heeft geen concrete feiten en

omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van dit klachtonderdeel. Dergelijke feiten of omstandigheden kunnen ook niet uit het dossier worden afgeleid.

De voorzitter acht daarom ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Conclusie

4.3 De klacht is kennelijk ongegrond.

5. De beslissing

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 8 oktober 2024 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door

M.D. Moeke, secretaris.

secretaris voorzitter

Tegen deze beslissing kan schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.

Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.